ECLI:NL:RBDHA:2025:572
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen en uitstel van vertrek op medische gronden
Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen van eisers, die samen met hun minderjarige kinderen een verzoek hadden ingediend. De rechtbank behandelde het beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvragen op 26 november 2024 als kennelijk ongegrond had afgewezen. Tijdens de zitting waren de eisers en hun gemachtigde niet aanwezig, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank deed onmiddellijk uitspraak na de behandeling van de zaak.
In de uitspraak werd overwogen dat eisers ten onrechte aanvoerden dat er medische redenen waren voor uitstel van vertrek. De rechtbank oordeelde dat de enkele afspraakbevestiging van een ziekenhuisbezoek niet voldoende was om aan te tonen dat het zoontje van eisers onder medische behandeling stond. Bovendien werd gesteld dat de medische toestand van een vreemdeling onder uitzonderlijke omstandigheden kan leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM, maar dat dit in dit geval niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond waren afgewezen en dat er geen aanleiding was voor het verlenen van uitstel van vertrek.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en eisers hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.