ECLI:NL:RBDHA:2025:571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Keniaanse familieleden in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 januari 2025, worden de beroepen van twee Keniaanse eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De rechtbank behandelt ook hun verzoek om een voorlopige voorziening. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen in twee afzonderlijke besluiten van 14 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen op basis van de Dublinverordening. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en hebben verzocht om de behandeling van hun beroepen in Nederland af te wachten.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen op 9 januari 2025 gelijktijdig behandeld. Eiseressen, die familieleden van elkaar zijn, hebben de Keniaanse nationaliteit en hebben op 14 april 2024 asiel aangevraagd. Tijdens de procedure hebben zij aangevoerd dat zij met valse identiteitspapieren naar Europa zijn gereisd en dat de Spaanse autoriteiten niet met het claimverzoek hadden ingestemd als zij hadden geweten dat de visa valselijk zijn verkregen. De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Spanje een visum verleend aan eiseressen, waardoor zij naar Nederland zijn gereisd.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. Eiseressen hebben niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die aanleiding geven om de aanvragen onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank wijst de beroepen van eiseressen af en verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.