ECLI:NL:RBDHA:2025:5677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
NL25.13772 NL25.13773 NL25.13779 NL25.13781 NL25.13783 NL25.13784 NL25.13785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een gezin met minderjarige kinderen in het bestuursrecht; beoordeling van de maatregel van bewaring en de belangenafweging

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een gezin met vijf minderjarige kinderen. De minister van Asiel en Migratie had op 24 maart 2025 de maatregel opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat de eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hebben beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij zij ook schadevergoeding hebben verzocht. Tijdens de zitting op 31 maart 2025 is de zaak behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

De rechtbank heeft de argumenten van de eisers beoordeeld, waaronder de stelling dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring, gezien de jonge leeftijd van de kinderen, waaronder een baby van drie maanden. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico op onttrekking en de omstandigheden van de eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet op de voorgeschreven wijze Nederland zijn binnengekomen en dat er geen aanleiding was om de maatregel te herzien.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 april 2025, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.13772, NL25.13773, NL25.13779, NL25.13781, NL25.13783,
NL25.13784, NL25.17385

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , [eiseres] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5], V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer] , samen eisers
(gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluiten van 24 maart 2025 (de bestreden besluiten) heeft de minister aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Als tolk is verschenen M. Ziad Taha. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bewaringsgronden
1. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening (naar Kroatië) en een significant risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eisers:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de
overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek; en als lichte gronden vermeld dat eisers:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
4d. niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
2. Eisers betwisten de zware gronden onder 3a en 3k. Ten aanzien van de zware grond onder 3a voeren eisers aan dat zij al geen paspoorten hadden toen zij Kroatië binnenkwamen. Vanuit Kroatië zijn zij dan ook zonder paspoorten doorgereisd naar Nederland. Feitelijk klopt deze grond maar de minister had dit minder zwart wit moeten zien dan in de maatregel van bewaring staat.
3. De rechtbank oordeelt dat de zware grond onder 3a feitelijk juist is en voldoende is gemotiveerd. Eisers zijn niet op de voorgeschreven wijze Nederland binnengekomen. Eisers zijn zonder documenten Nederland binnengekomen, wat door eisers ook niet wordt betwist. De beroepsgrond slaagt niet.
4. De rechtbank oordeelt dat de zware grond onder 3a en de overige niet betwiste lichte gronden onder 4c en 4d feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er sprake is van een significant risico op onttrekking. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
Lichter middel
5. Eisers stellen dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Zij vormen een gezin met heel jonge kinderen waaronder een baby van slechts drie maanden oud. Eisers waren in afwachting van de uitspraak op het door hen ingestelde beroep in de Dublin-zaak en verklaarden om die reden liever niet mee te werken aan hun overdracht. De asieladvocaat van eisers had de uitspraak van 7 maart 2025 op dit beroep niet kenbaar gemaakt aan hen voor het gehoor inbewaringstelling. Eisers zijn nu in afwachting van een uitspraak van de (voorzitter van de) Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op hun verzoek om een voorlopige voorziening en hoger beroep.
6. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel en de motivering blijkt dat een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Eisers hebben in het vertrekgesprek van 26 februari 2025 aangegeven dat zij niet (volledig) willen meewerken aan hun vertrek en dat zij eerst nog asiel willen aanvragen in Nederland voor de baby. Hieruit blijkt niet van een meewerkende houding van eisers om de overdracht te bewerkstelligen. De beroepsgrond slaagt niet.

Verzwaarde belangenafweging

7. Eisers stellen dat er onvoldoende zwaarwegende belangen zijn om hen de maatregel van bewaring op te leggen. De minister heeft onvoldoende meegewogen dat het hier gaat om een gezin met vijf jonge kinderen, waarvan zoon [minderjarige 1] met medische klachten kampt. Het feit dat de kinderen van eisers zo jong zijn, maakt de situatie extra schrijnend. Dit zou genoeg moeten zijn om af te zien van het uiterste middel, de maatregel
van bewaring. Dat eisers in bewaring zijn gesteld in de Gesloten gezinsvoorziening te [plaats] maakt het ook niet anders. Feit blijft dat hun vrijheid is ontnomen doordat zij in detentie zijn gesteld.
9. In de maatregel van bewaring heeft de minister ten aanzien van de minderjarige kinderen kenbaar een verzwaarde belangenafweging gemaakt. Daarbij heeft de minister meegewogen dat het in het belang van alle kinderen is om bij hun ouders te blijven, aangezien zij niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen en afhankelijk zijn van hen. Ook heeft de minister de medische situatie van eisers, waaronder zoon [minderjarige 1] , kenbaar meegenomen. De minister heeft zich ingespannen om de bewaring zo kort mogelijk te laten duren door een vlucht voor eisers te regelen op hun achtste dag in bewaring (1 april 2025). De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

10. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
11. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.