ECLI:NL:RBDHA:2025:5668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
09/392325-24, 13/402854-24 (ttz. gev) en 13/254909-24 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met de dood, zware mishandeling, wederspannigheid, belediging van ambtenaren en diefstal met geweld met oplegging van ISD-maatregel

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met de dood, zware mishandeling, wederspannigheid, belediging van ambtenaren en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 9 december 2024 in Gouda, waar de verdachte ambtenaren bedreigde en zich met geweld tegen hen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er sprake is van een hardnekkig patroon van geweldsdelicten. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor een deel van de aanklachten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als passend werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/392325-24, 13/402854-24 (ttz. gev.) en 13/254909-24 (tul)
Datum uitspraak: 7 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [adres] , [postcode] te [zittingsplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. J. van Appia naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting waren verder aanwezig de benadeelde partij [naam 1] en de gemachtigde [gemachtigde] van [naam 1] en van de benadeelde partij [naam 2] .

2.De tenlastelegging

De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
Aan de verdachte is, kort en zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/392325-24 (hierna:dagvaarding I)
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Gouda [naam 1] en/of [naam 2] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling;
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Gouda zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met lichamelijk letsel als gevolg;
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Gouda ambtenaren [naam 1] en/of [naam 2] heeft beledigd;
Parketnummer 13/402854-24 (hierna:dagvaarding II)
hij op of omstreeks 30 juli 2024 te Amsterdam zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 2 en 3 ten laste gelegde en bij dagvaarding II ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Parketnummer 09/392325-24
1
hij op 9 december 2024 te Gouda [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
- door die [naam 1] en [naam 2] de woorden toe te voegen "Ik schiet jullie dood!" en "Ik ga je schieten!" en "Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- door een glazen fles in de richting van die [naam 1] en [naam 2] te gooien, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [naam 1] en [naam 2] in diens hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar;
2
hij op 9 december 2024 te Gouda, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en [naam 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding en overbrenging van verdachte naar het politiebureau door
- een (glazen) fles in de richting van die [naam 1] en [naam 2] te gooien en
- zich met kracht staande te houden en
- zijn spieren met kracht aan te spannen en
- met kracht zijn lichaam in tegengestelde richting te bewegen,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de linkerduim bij die [naam 2] ten gevolge heeft gehad;
3
hij op 9 december 2024 te Gouda opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [naam 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en [naam 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hende woorden toe te voegen: kankermongool en kankerhoer en kankerhomo, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
Parketnummer 13/402854-24
hij op 30 juli 2024 te Amsterdam, twaalf (12) blikjes Absolut Wodka Sprite, die aan de Albert Heijn, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door te duwen tegen het hoofd van die [naam 3] en die [naam 3] te slaan op het lichaam en te gooien met een sixpack bier in de richting van die [naam 3] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in
een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee
jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de vordering van de officier van justitie, te weten het opleggen van een ISD-maatregel, wordt afgewezen. Er zijn tot op heden nog alternatieven onbenut gebleven, die eerst geprobeerd moeten worden. De verdediging heeft verzocht de reclassering aan het werk te zetten om de problemen van de verdachte op te lossen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de rechtbank het volgende in
aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood en zware mishandeling, wederspannigheid, belediging van ambtenaren en diefstal met geweld. Met dat handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en blijk gegeven van het ontbreken van respect voor autoriteiten.
Uit het strafblad van de verdachte van 13 maart 2025 blijkt dat de verdachte de afgelopen jaren eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 maart 2025. Uit het rapport volgt dat de verdachte een langdurig en hardnekkig patroon van geweldsfeiten tegen de openbare orde laat zien. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden van de verdachte. Ten tijde van het ten laste gelegde was de verdachte dakloos, had hij geen inkomen, schulden, pro-criminele contacten, was hij onder invloed van middelen en was er sprake van psychische problematiek. Uit eerdere rapportages blijkt dat in het verleden schizofrenie bij de verdachte is vastgesteld.
In 2021 is aan de verdachte reeds een ISD-maatregel opgelegd. Uit het rapport volgt dat met deze maatregel niet het gewenste resultaat is behaald, vanwege de houding van de verdachte. De verdachte geeft anderen de schuld van het mislukken van deze maatregel en heeft een gebrek aan ziekte-inzicht.
Eerder reclasseringstoezicht is niet van de grond gekomen, doordat de verdachte niet bereikbaar was. Daarnaast heeft de verdachte tweemaal zijn medewerking geweigerd aan de reclassering in het kader van de reclasseringsadviezen.
De reclassering adviseert bij veroordeling om aan de verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor interventies binnen de reguliere kaders.
Voldoet de verdachte aan de vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de wettelijke vereisten – de zogenoemde ‘harde criteria’ – voor het opleggen van de ISD-maatregel en overweegt daarover het volgende. Een aantal van de strafbare feiten waarvoor de verdachte hier wordt veroordeeld zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit verdachtes strafblad blijkt dat hij in de vijf jaren voordat hij voornoemde feiten heeft gepleegd meer dan de wettelijk vereiste drie keer onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel. De bewezenverklaarde feiten van dagvaarding I zijn begaan nadat de straffen die hem voor deze feiten zijn opgelegd ten uitvoer zijn gelegd.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank ook voldaan aan de zogeheten ‘zachte criteria’ voor het opleggen van een ISD-maatregel. De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal voor misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan een aantal – dus meer dan de op grond van deze Richtlijn vereiste één – in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatste door de verdachte gepleegde misdrijffeit.
Is de ISD-maatregel passend en geboden?
De rechtbank is van oordeel dat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enige passende afdoening is en overweegt daarover het volgende. De rechtbank stelt op basis van het reclasseringsadvies vast dat de verdachte al veel kansen heeft gekregen om zijn gedrag te veranderen, maar dat hij desondanks blijft recidiveren. De verdachte heeft een gebrek aan ziekte-inzicht, heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden en hij lijdt aan psychiatrische problematiek. Dit alles bij elkaar genomen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt, moet het belang van de samenleving om daarvan te worden gevrijwaard prevaleren boven het belang van de verdachte om een minder verstrekkende straf of maatregel opgelegd te krijgen. Gelet hierop is het voor de veiligheid van personen en goederen het nodig om de ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de (psychiatrische) problematiek van de verdachte zodat herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel wordt voorkomen.
Ter bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van de problematiek van de verdachte een kans te geven, is het belangrijk dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De benadeelde partij [naam 2]
7.1.1
De vordering
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Toewijzen immateriële schade
De vordering is namens de benadeelde partij [naam 2] voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder dagvaarding I bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 december 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
7.2
De benadeelde partij [naam 1]
7.2.1
De vordering
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Toewijzen immateriële schade
De vordering is namens de benadeelde partij [naam 1] voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder dagvaarding I bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 300,00, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 december 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van 21 februari 2025 met parketnummer 13/254909-24 dient te worden afgewezen. De rechtbank acht de tenuitvoerlegging niet passend in het licht van de onder 6 genoemde op te leggen ISD-maatregel.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 38m, 38n, 55, 57, 63, 181, 266, 267, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
eendaadse samenloop van:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
en
feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
en
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van dagvaarding II:
diefstal, gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolen te verzekeren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
de vordering van de benadeelde partij [naam 2] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 350,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel [naam 2] ;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van € 300,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel [naam 1] ;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte door de politierechter
van de rechtbank Amsterdam op 13 september 2024 ten aanzien van parketnummer 13/254909-24 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.R.F. van Engelen, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2025.