ECLI:NL:RBDHA:2025:566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
NL24.25394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot EU-verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin zijn aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen was afgewezen. De minister had ook beslist dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en dat verlenging van zijn verblijfsvergunning niet mogelijk was. Verzoeker heeft op 19 juni 2024 een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar was beslist.

De zitting vond plaats op 12 september 2024, waarbij het verzoek samen met een ander beroep werd behandeld. De minister heeft op 14 januari 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Zowel verzoeker als de minister hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld op basis van de betrokken belangen en de onverwijlde spoed die vereist was.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen en heeft de uitzetting van verzoeker verboden totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25394

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. A.M. Luigjes).

Inleiding

1. In het besluit van 22 mei 2024 heeft de minister verzoekers aanvraag voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ afgewezen, beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en dat verzoeker niet in aanmerking komt voor verlenging van zijn verblijfsvergunning.
1.1.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij verzoekschrift van 19 juni 2024 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
1.3.
Het verzoek is, samen met het beroep van verzoeker met het nummer NL24.26664, behandeld op de zitting van 12 september 2024. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek heropend.
1.4.
Bij brief van 14 januari 2025 heeft de minister de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.
1.5.
Verzoeker en de minister hebben de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak op het verzoek te doen zonder behandeling ter zitting. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en verbiedt hij de uitzetting van verzoeker tot op het bezwaar is beslist.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de minister aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van
€ 187,- vergoedt.
5. Er bestaat aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de uitzetting van verzoeker achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.