ECLI:NL:RBDHA:2025:5642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.14613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - gronden betwist - lichter middel - beroep ongegrond

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hem op 27 maart 2025 in bewaring had gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft op 2 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. Eiser betwistte de noodzaak van de bewaring, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden voor bewaring feitelijk juist waren. Eiser had geen geldig identificerend document overgelegd en had wisselend verklaard over zijn paspoort. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en wees het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14613

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;- 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;- 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwijfelt of de maatregel van bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van zijn identiteit of nationaliteit, aangezien eiser volgens het dossier op 13 juli 2024 bij het gehoor naar aanleiding van de door hem op die datum gedane asielaanvraag in Budel zijn persoonsgegevens heeft verstrekt. Hij heeft een foto van zijn Marokkaanse paspoort laten zien. Hij heeft daarbij erkend eerder een andere naam opgegeven te hebben, maar ook bevestigd dat hij nu wel de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt.
4. Eiser heeft zijn gestelde persoonsgegevens niet onderbouwd door middel van identificerende documenten. Een foto van een paspoort kan niet worden beschouwd als een identiteitsdocument. Daarnaast heeft hij wisselend verklaard over (het in het bezit hebben van) zijn paspoort. Eiser geeft in het gehoor aan in het bezit te zijn geweest van een paspoort, maar deze niet gebruikt te hebben voor de reis van Marokko naar Spanje. Vanuit Spanje zou hij wel zijn paspoort hebben gebruikt om verder Europa in te reizen. Hij heeft eerst verklaard dat zijn paspoort in Marokko ligt en hij zonder paspoort is vertrokken, maar direct daarna verklaart hij dat zijn paspoort toch in Europa is, maar dat hij niet gaat vertellen waar het is. [4] Later heeft hij verklaard dat hij zijn paspoort heeft verbrand bij aankomst in Nederland. [5] De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser op grond van artikel 59b, eerste lid en onder a, van de Vw in bewaring gesteld mocht worden.
5. Eiser betwist in beroep de zware gronden 3d en 3i. Ten aanzien van de zware grond 3d stelt eiser dat hij heeft erkend dat hij eerder onjuiste gegevens heeft verstrekt en foto’s van zijn paspoort heeft laten zien. Hij heeft dus wel zijn medewerking verleend. Wat betreft de zware grond 3i stelt eiser dat momenteel geen sprake is van een verplichting tot terugkeer omdat hij een asielaanvraag heeft ingediend.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [6] volgt dat verweerder bij de zware gronden 3d en 3i kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat en waarom deze zware gronden zich feitelijk voordoen. Dat eiser heeft erkend dat hij eerder bewust verkeerde persoonsgegevens heeft verstrekt, laat onverlet dat hij nog altijd geen geldig identificerend document heeft overgelegd. Mede gelet op wat is overwogen in rechtsoverweging 4 heeft eiser onvoldoende meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De zware grond 3d is dan ook feitelijk juist. Ook de zware grond 3i is feitelijk juist. Er rust momenteel weliswaar geen vertrekplicht op eiser, maar het is feitelijk juist dat hij eerder niet is vertrokken nadat zijn eerste asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. Daarbij komt dat hij meermaals heeft verklaard niet terug te willen keren naar Marokko.
7. Ook de door eiser niet betwiste overige zware gronden zijn, gelet op de toelichting in de maatregel, feitelijk juist. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 4 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Pagina 4 van het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 27 maart 2025
5.Pagina 5 van het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 27 maart 2025
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart