ECLI:NL:RBDHA:2025:5638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.4215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser wegens kennelijk ongegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, die in september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 24 januari 2025 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie. De eiser heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op vrees voor vervolging in Iran, na beschuldigingen van spionage en afvalligheid van de islam door een neef. De rechtbank oordeelt dat de eiser zijn problemen met de Iraanse autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de eiser bij terugkeer naar Iran geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4215

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Z. Asadi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser is geboren op [geboortedag] 1989 en heeft de Iraanse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser deed een PhD in Duitsland en heeft in september 2021 een bezoek gebracht aan Iran omdat zijn vader ziek was. Tijdens dit bezoek heeft zijn neef [naam] hem gevraagd om bij de Sepah [1] te komen werken. Eiser heeft dit geweigerd. Tijdens zijn terugreis naar Duitsland heeft eiser begrepen dat [naam] hem beschuldigd heeft van spionage, onder andere omdat [naam] op eisers kamer boeken gevonden heeft waaruit hij kon afleiden dat eiser afvallige is van de islam en omdat eiser [naam] had verteld dat hij een document van een onderzoeksproject uit Iran heeft laten zien aan zijn docent in Duitsland. Vanwege de beschuldigingen van spionage en afvalligheid, vreest eiser bij terugkeer naar Iran voor zijn leven.
4. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met [naam] /Sepah;
  • afvalligheid.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst en de afvalligheid geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft eisers problemen met [naam] en/of de Sepah niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft zijn problemen niet onderbouwd met objectieve documenten die zijn asielrelaas volledig onderbouwen. Eiser heeft volgens verweerder geen oprechte inspanning geleverd om documenten uit Iran te verkrijgen over zijn problemen, en hij heeft niet geprobeerd om op de hoogte te raken van zijn huidige situatie in Iran. Daarnaast heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn juridische problemen, de rechtszaak en het vonnis ondersteunen. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn werkzaamheden bij het onderzoeksproject in Iran ondersteunen, terwijl hij hier wel documenten van zou hebben. Verder vormen eisers verklaringen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser heeft slechts een vermoeden dat er een vonnis tegen hem is overgelegd, maar hij heeft hier geen bewijs van en geen onderzoek naar gedaan. Ook weet eiser weinig over de positie van [naam] binnen de Sepah. Daarnaast heeft eiser wisselend verklaard over de reden waarom [naam] boos op hem is. Het is ook niet aannemelijk dat eiser legaal heeft kunnen uitreizen als hij verdacht werd van spionage. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn problemen in Duitsland, omdat hij bij de politie heeft verklaard dat hij in Duitsland merkte dat Iraanse agenten hem zochten maar dit in zijn nader gehoor niet heeft verklaard. Ook is het niet aannemelijk dat eiser verboden boeken op zijn kamer in Iran had liggen. Tot slot heeft eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en heeft hij hier geen goede verklaring voor gegeven. Op grond van de geloofwaardig gevonden asielmotieven heeft verweerder geconcludeerd dat eiser bij terugkeer naar Iran geen gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers vrees bij terugkeer op basis van zijn afvalligheid is niet aannemelijk omdat het uiten van zijn afvalligheid geen belangrijk onderdeel van zijn religieuze identiteit is. Gelet daarop mag van eiser verwacht worden dat hij bij terugkeer naar Iran zijn mening over het geloof voor zich houdt en niet actief kenbaar maakt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen en kennelijk ongegrond verklaard omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dit mogelijk was.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser verzoekt allereerst om de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast stelt eiser dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Ook is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat verweerder geen standpunt heeft ingenomen over het werk van eiser. Verder heeft verweerder ten onrechte eisers problemen met [naam] /de Sepah ongeloofwaardig geacht. Ook heeft eiser door zijn afvalligheid een gegronde vrees voor vervolging. Verweerder heeft ook ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken dat eiser atheïst is. Eiser zal tot slot bij terugkeer problemen krijgen op het vliegveld in Iran. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 19 januari 2022, [2] de Werkinstructie 2022/3, de Country Guidance uitspraak van het United Kingdom Upper Tribunal van 20 februari 2020, en de algemene ambtsberichten over Iran van februari 2021 en mei 2022. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder rekening heeft gehouden met recente maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Iran en de algemene informatie die bekend is over Iran.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Eiser heeft verzocht om de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de zienswijze kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het besluit te vernietigen en gaat hierna in op de in beroep aangevoerde gronden.
Kennelijk ongegrond
7. Eisers beroepsgrond dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, slaagt niet. Eiser heeft niet onderbouwd waarom verweerder de aanvraag niet als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser bij aankomst in Nederland niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd en hier geen gegronde reden voor had.
Zorgvuldigheid
8. Eisers beroepsgrond dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen slaagt niet. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers werkzaamheden niet opgenomen als los asielmotief. Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat eisers werkzaamheden op zichzelf niet de reden zijn geweest voor zijn asielaanvraag. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat de geloofwaardigheid van de werkzaamheden van eiser geen invloed zou hebben op de geloofwaardigheidsbeoordeling van de problemen met [naam] , nu die problemen op zichzelf niet geloofwaardig zijn gevonden.
Geloofwaardigheid problemen met [naam] /Sepah
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser zijn problemen met [naam] en/of de Sepah niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat [naam] een vonnis tegen hem heeft laten uitvaardigen waarin hij beschuldigd wordt van afvalligheid en spionage. Eiser heeft geen documenten overgelegd van een rechtszaak of een vonnis, en is hier ook niet achteraan gegaan om deze documenten mogelijk te verkrijgen. Het betoog van eiser dat [naam] eiser enkel bedreigd heeft met een vonnis maar dat eiser niet verklaard heeft dat dit vonnis al was uitgevaardigd, slaagt niet. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat [naam] tegen hem gezegd heeft dat hij het vonnis al had gekregen. [3] Daarnaast heeft eiser, ook als het vonnis nog niet uitgesproken zou zijn, ook niet onderbouwd dat er een rechtszaak tegen hem gestart zou zijn. Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij weinig weet over de positie van [naam] bij de Sepah. Eiser heeft hierover gesteld dat [naam] hem nooit heeft verteld over zijn functie binnen de Sepah, maar verweerder heeft hier in het bestreden besluit tegenover kunnen stellen dat eiser ook aan de broer van [naam] vragen had kunnen stellen over zijn functie. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat het niet aannemelijk is dat eiser legaal en gecontroleerd door de Sepah uit Iran heeft kunnen reizen als er een zaak tegen hem liep waarin hij beschuldigd werd van spionage en afvalligheid.
Afvalligheid of atheïsme
10. Verweerder heeft in eisers verklaringen geen aanleiding hoeven zien om te beoordelen of eiser atheïst is in plaats van afvallige. In de Werkinstructie 2022/3 is als definitie van atheïsme opgenomen: ‘de ontkenning van het bestaan van een god of opperwezen. Hierbij gaat het niet enkel om een afwezigheid van geloof in het bestaan van één god of meerdere goden, maar om de overtuiging dat er geen god of opperwezen bestaat, een met het geloof concurrerende overtuiging.’ In het nader gehoor is aan eiser gevraagd of hij ervan overtuigd is dat er wel of geen god bestaat, waarop hij heeft geantwoord dat het hem niet is bewezen dat God bestaat. Hieruit blijkt niet dat eiser de stellige overtuiging heeft dat er geen god bestaat. In Werkinstructie 2022/3 staat dat voor agnosten of asielzoekers die niet vallen onder de definitie van atheïsme, maar niet in een god geloven, het toetsingskader voor afvalligen van toepassing is. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte enkel beoordeeld of eiser afvallig is.
Vrees bij terugkeer
11. Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat eiser bij terugkeer naar Iran geen gegronde vrees voor vervolging heeft op basis van zijn afvalligheid. Verweerder heeft uit eisers verklaringen kunnen afleiden dat het uiten van zijn afvalligheid geen belangrijk onderdeel van zijn religieuze identiteit is. Eiser heeft aangegeven dat hij bij terugkeer naar Iran zijn mening over het geloof niet in het openbaar zal uiten, dat hij hier geen moeite mee heeft en dat dit niet moeilijk voor hem is. [4] Dat eiser de vragen in het nader gehoor verkeerd begrepen heeft, heeft verweerder niet hoeven volgen omdat dit niet blijkt uit het verslag van het nader gehoor. Met betrekking tot mogelijke ondervraging bij terugkeer op het vliegveld in Iran, heeft verweerder erop kunnen wijzen dat niet iedere Iraniër door de autoriteiten wordt ondervraagd bij terugkeer. Eiser loopt gelet op zijn legale uitreis en het feit dat hij nog een geldig Iraans paspoort heeft, geen hoog risico op ondervraging door de Iraanse autoriteiten bij terugkeer.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Iraanse Revolutionaire Garde.
3.Zie bijvoorbeeld pagina 20 van het verslag van het nader gehoor.
4.Zie pagina 11 van het verslag van het nader gehoor.