ECLI:NL:RBDHA:2025:5634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.4751 en NL24.4752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Surinaamse eiseres en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Surinaamse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 7 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 31 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de redenen voor haar asielaanvraag niet voldoen aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Eiseres heeft aangevoerd dat haar geestelijke en lichamelijke klachten onvoldoende zijn meegewogen en dat zij recht heeft op opvang en uitstel van vertrek. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres en dat er geen bewijs is dat zij bij terugkeer naar Suriname risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4751 en NL24.4752
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres/verzoekster], V-nummer: [V-nummer], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Eiseres heeft op 7 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 31 januari 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1987 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiseres heeft van 2010 tot 2017 in Nederland gestudeerd en op grond daarvan legaal verblijf gehad. Omdat eiseres vanaf eind mei 2017 niet meer was ingeschreven bij een onderwijsinstelling, heeft verweerder haar verblijfsvergunning ingetrokken en een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Eind 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend met als doel het uitoefenen van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] . Deze aanvraag is afgewezen en verweerder heeft daarbij ook een inreisverbod opgelegd aan eiseres.
Deze zaak gaat over de asielaanvraag die eiseres heeft ingediend op 7 juni 2024. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Suriname in 2010 verlaten heeft vanwege de slechte situatie waar zij zich in bevond. Zij voelde zich niet veilig, onder andere omdat zij het risico liep op straat gezet te worden. Nadat haar legale verblijf in Nederland was beëindigd, heeft eiseres illegaal in Nederland verbleven. In mei 2024 is eiseres aangehouden en in vreemdelingendetentie geplaatst. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft geprobeerd eiseres onder begeleiding uit te zetten naar Suriname. Eiseres vreest bij terugkeer naar Suriname vastgezet te worden door de Surinaamse autoriteiten omdat zij onder begeleiding terug moet keren.
4. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig gevonden. De sociaaleconomische situatie waardoor eiseres in 2010 Suriname heeft verlaten en haar vermoeden dat zij bij terugkeer aangehouden zal worden en in de gevangenis zal belanden, hebben volgens verweerder geen raakvlakken met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom afgewezen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiseres alleen aangelegenheden heeft genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of zij recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. [2]
Wat vindt eiseres in beroep?
5. De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat verweerder niet aan zijn samenwerkingsplicht heeft voldaan. De geestelijke en lichamelijke klachten van eiseres zijn onvoldoende betrokken en meegewogen bij de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres heeft tijdens haar asielprocedure geen medische hulp gekregen terwijl zij hier als asielzoeker wel recht op had. Hierdoor is zij niet in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen op welke wijze haar geestelijke en lichamelijke toestand het horen in de weg stonden. Door enkel naar het MedTadvies te verwijzen heeft verweerder onvoldoende toepassing gegeven aan zijn werkwijze zoals vastgelegd in Werkinstructie 2021/9 over bijzondere procedurele waarborgen en medische problematiek en Werkinstructie 2021/12 over horen en beslissen in de asielprocedure. Tot slot is, in tegenstelling tot wat verweerder heeft gesteld in het bestreden besluit, in dit kader ook van belang dat Suriname niet is aangemerkt als veilig land van herkomst. Dit is relevant voor de wijze waarop verweerder de asielaanvraag van eiseres toetst en omdat zij heeft aangegeven dat zij te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Suriname. Dat maakt een gedegen beoordeling van haar asielaanvraag des te meer van belang.
5.1.
Eiseres heeft zelf ook meerdere persoonlijke aanvullingen gedaan op de beroepsgronden. Hierin stelt zij, kort weergegeven, het volgende. Ten eerste stelt eiseres dat verweerder ten onrechte het eerder opgelegde terugkeerbesluit blijft handhaven, terwijl zij procedureel rechtmatig verblijf heeft. Daarnaast moet verweerder elke nieuwe aanvraag voor verblijfsrecht individueel beoordelen zonder daarbij eerdere zaken mee te nemen. Dat blijkt uit artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder gebruikt het eerder opgelegde terugkeerbesluit onterecht als basis voor afwijzing. Eiseres stelt ook dat zij recht heeft op uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vw. Ook is het illegale verblijf van eiseres volgens haar gedoogd door de overheid waardoor zij recht heeft op een verblijfsvergunning. Verder heeft zij zeven maanden geen toegang gehad tot opvang van het COA, waardoor haar recht op opvang geschonden is. Eiseres stelt ook dat zij ten onrechte in detentie heeft gezeten. Tot slot vreest eiseres dat zij bij aankomst in Suriname zonder reden zal worden overgedragen aan de politie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het beroep is ongegrond. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Medische klachten
7. In het MedTadvies van 20 januari 2025 is geconcludeerd dat eiseres gehoord kan worden, wel zijn er beperkingen waarmee rekening gehouden moet worden. Eiseres heeft maagpijnklachten en moet hiervoor de gelegenheid krijgen tot pauze en het innemen van medicatie. Ook moet eiseres ondersteunend bejegend worden en de tijd krijgen om vertrouwen op te bouwen. Daarnaast moet ruimte geboden worden voor haar emoties. Tot slot heeft eiseres aangegeven dat er pijnlijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het verleden waardoor zij slaapproblemen ervaart. In het gehoor moet rekening gehouden worden met vermoeidheidsklachten en er moet eventueel een extra pauze aangeboden worden aan eiseres.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het gehoor en het bestreden besluit voldoende rekening heeft gehouden met de lichamelijke en geestelijke klachten van eiseres zoals deze blijken uit het MedTadvies. Eiseres heeft niet onderbouwd dat er andere lichamelijke of geestelijke klachten speelden waar verweerder geen rekening mee heeft gehouden.
Vrees voor behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM
9. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat zij bij terugkeer naar Suriname risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dat eiseres onder begeleiding moet worden uitgezet, is op verzoek van de luchtvaartmaatschappij en niet op verzoek van verweerder of van de DT&V. Dat eiseres bij aankomst in Suriname opgepakt zal worden door de politie omdat zij onder begeleiding naar Suriname vliegt, is enkel gebaseerd op haar eigen vermoedens.
Handhaven eerdere terugkeerbesluit
10. Verweerder blijft niet ten onrechte het eerder opgelegde terugkeerbesluit handhaven. Dat eiseres procedureel rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de uitspraak op dit beroep, of in afwachting van haar inmiddels nieuw ingediende reguliere aanvraag, maakt niet dat verweerder het eerder opgelegde terugkeerbesluit moet opheffen. Procedureel rechtmatig verblijf houdt alleen in dat eiseres in afwachting van een definitieve beslissing op haar aanvraag niet uit Nederland mag worden verwijderd. Het is een situatie waarin gedoogd wordt dat zij in Nederland aanwezig is, maar dat is iets anders dan legaal verblijf. Pas wanneer aan eiseres een verblijfsvergunning toegekend zou worden, hoeft verweerder het terugkeerbesluit en de registratie daarvan in SIS op te heffen.
11. Verder overweegt de rechtbank dat in artikel 3.103 van het Vb niet staat dat verweerder elke nieuwe aanvraag individueel moet beoordelen zonder eerdere zaken mee te nemen. In artikel 3.103 van het Vb staat dat een aanvraag getoetst wordt aan het recht zoals dat gold op het moment dat de aanvraag is ontvangen. Daarbij komt dat artikel 3.103 van het Vb van toepassing is op de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier, en niet op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel.
Hoewel verweerder los daarvan inderdaad elke nieuwe aanvraag opnieuw goed moet bekijken, betekent dit niet dat verweerder daarbij niet mee mag nemen dat eerder al een terugkeerbesluit is opgelegd. Verweerder heeft in dit geval de verklaringen van eiseres inhoudelijk beoordeeld en op basis daarvan haar aanvraag afgewezen, niet op basis van het eerder opgelegde terugkeerbesluit. Verweerder heeft eiseres geen nieuw terugkeerbesluit opgelegd omdat zij al eerder een terugkeerbesluit opgelegd heeft gekregen en sindsdien niet vertrokken is uit Nederland.
Gedoogd illegaal verblijf
12. Verweerder heeft er in het voornemen, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, terecht op gewezen dat eiseres in eerdere procedures een beroep heeft gedaan op gedoogd illegaal verblijf. In het besluit van 4 februari 2020 op de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning op grond van privéleven heeft verweerder vastgesteld dat geen sprake is van een gedoogsituatie. Dit besluit staat in rechte vast.
Uitstel van vertrek
13. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres op dit moment niet voldoet aan de voorwaarden voor uitstel van vertrek zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw, omdat uit de door eiseres overgelegde stukken niet blijkt dat zij momenteel onder behandeling staat voor medische klachten.
Recht op opvang
14. In de behandeling van dit beroep kan de rechtbank alleen oordelen over het verloop van de asielprocedure, maar niet over de mogelijke schending op het recht van opvang. Tegen het onthouden van opvang door het COA kan eiseres apart beroep instellen op grond van artikel 5 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
Detentie
15. In deze procedure kan de rechtbank ook niet oordelen over de rechtmatigheid van de bewaring van eiseres. Daarbij wijst de rechtbank erop dat deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, op 6 juni 2024 heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring die is opgelegd van 3 mei 2024 tot 29 mei 2024 niet onrechtmatig was. [3] De bewaringsmaatregel die aan eiseres was opgelegd van 29 mei 2024 tot 1 juni 2024 was wel onrechtmatig, en hiervoor heeft eiseres dan ook schadevergoeding ontvangen. [4] Op 14 juni 2024 heeft de zittingsplaats Arnhem geoordeeld dat de bewaring van eiseres vanaf 1 juni 2024 niet onrechtmatig was. [5] Dit oordeel is op 2 september 2024 bevestigd door de hoogste bestuursrechter. [6]
Conclusie en gevolgen
16. Het beroep is ongegrond.
17. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
18. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9733.