ECLI:NL:RBDHA:2025:5621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.2625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse Koerd met vrees voor terroristische beschuldiging en discriminatie op basis van biseksualiteit

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Turkse Koerd, die vreesde voor vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege zijn seksuele geaardheid en de vermeende terroristische connectie van zijn oom met de HDP. Eiser heeft op 19 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 13 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de minister de vrees van eiser om als terrorist te worden gezien niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht, omdat eiser geen bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kon blijven, omdat de minister terecht had vastgesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel op basis van de Vreemdelingenwet. De rechtbank wees erop dat eiser in Turkije een bestaan had kunnen opbouwen en dat zijn vrees voor discriminatie niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 28 maart 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2625
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. O. Sarac),

en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw1. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 19 april 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 januari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer K. Koyuncu als tolk en de gemachtigde van de minister.
1 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is een Turkse Koerd en is afkomstig uit een streng gelovige moslimfamilie. Een oom van eiser woont in Frankrijk en is daar betrokken bij de Ahmet Kaya-vereniging, een organisatie met banden met de HDP. Eiser vreest dat hij vanwege zijn link met die oom door de Turkse autoriteiten als terrorist wordt beschouwd en daarom bij terugkeer zal worden opgepakt. Ook vreest eiser bij terugkeer naar Turkije voor problemen in verband met zijn seksuele gerichtheid. Hij is biseksueel en heeft zijn eerste seksuele ervaring met een transseksueel gefilmd. Zijn vader en broer hebben dit filmpje onder ogen gekregen, waarna zij hem hebben uitgescholden en aangevallen. Eiser is daarna zijn ouderlijk huis ontvlucht. Eiser wordt als schande voor zijn familie beschouwd en vreest daarom bij terugkeer naar Turkije door zijn vader of broer te worden gedood. Verder vreest eiser ook voor discriminatie en uitsluiting door de Turkse autoriteiten en de maatschappij zowel in verband met zijn biseksualiteit als zijn Koerdische etniciteit.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst;
 biseksualiteit en het incident met zijn vader en broer;
 dat eiser wordt gezien als terrorist vanwege de link van zijn oom met de HDP.
5. De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. Ook de biseksualiteit en het incident met de vader en broer van eiser nadat zij het filmpje onder ogen kregen, vindt de minister geloofwaardig. Dat eiser wordt gezien als terrorist vanwege de link van zijn oom met de HDP acht de minister echter ongeloofwaardig. Hierbij heeft de minister van belang geacht dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat zijn oom gelinkt is aan de HDP. In openbare bronnen is hier evenmin iets over terug te vinden. Verder kan eiser hier zelf weinig over verklaren en zijn er ook overigens geen indicaties dat eiser door de Turkse autoriteiten gezien wordt als een terrorist. De minister wijst er in dit kader onder meer op dat eiser een paspoort heeft kunnen verkrijgen en daarmee op legale wijze Turkije heeft verlaten.
6. Op grond van de geloofwaardig bevonden motieven, namelijk zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en zijn biseksualiteit en het incident met zijn vader en oom kan eiser volgens de minister niet worden aangemerkt als vluchteling2. Ook is op grond hiervan niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.3 Eiser heeft zijn vrees voor zijn familie vanwege zijn biseksualiteit niet aannemelijk gemaakt. Hierbij acht de minister van belang dat niet is gebleken dat zijn familie op zoek is naar eiser. Zo heeft eiser sinds zijn vertrek in juni 2022 niets meer van hen vernomen en is ook niet gebleken dat zij iemand uit de omgeving van eiser hebben benaderd. Ook komt eiser niet als gevolg van (mogelijke) discriminatie op grond van zijn biseksualiteit of Koerdische etniciteit in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Hierbij wijst de minister erop dat discriminatie door de autoriteiten en door medeburgers alleen als daad van vervolging wordt aangemerkt als iemand hierdoor zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.4 Dit is bij eiser niet het geval, aldus de minister. Voor wat betreft de vrees voor discriminatie als gevolg van zijn seksuele geaardheid wijst de minister hierbij op landeninformatie5 waaruit blijkt dat eiser in Turkije weliswaar te maken kan krijgen met discriminatie vanwege zijn seksuele geaardheid maar dat het niet aannemelijk is dat dit zodanig zal zijn dat dit hem zal beperken in zijn bestaansmogelijkheden. Voor wat betreft de vrees voor discriminatie als gevolg van zijn Koerdische etniciteit wijst de minister erop dat eiser voor zijn vertrek uit Turkije heeft kunnen studeren, werken en niet is uitgesloten van medische zorg. Ook is, behalve een zware tijd in militaire dienst, verder niet gebleken van problemen in verband met zijn Koerdische etniciteit.
2 In de zin van het Vluchtelingenverdrag.
3 Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4 Zie het beleid als benoemd in C2/3.2.6 Vreemdelingecirculaire 2000 (Vc).
5 Het algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023.
7. Daarom komt eiser volgens de minister niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond en eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
De geloofwaardigheid van de verklaringen ten aanzien van (de verdenking van) terrorisme
8. Eiser stelt dat de minister zijn vrees om als terrorist gezien te worden ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert hiertoe aan dat niet van hem kan worden verwacht dat hij documenten met betrekking tot de link van zijn oom met de HDP overlegt. Hij heeft geen contact meer met zijn familie, zodat hij niet aan dergelijke documenten kan komen. Verder wijst hij erop dat een eventueel strafrechtelijk onderzoek in het geheim plaatsvindt zonder zichtbare registratie en dat een legaal vertrek hieraan niet in de weg hoeft te staan.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister de vrees van eiser om als terrorist te worden gezien niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft zijn stelling dat hij vanwege de link van zijn oom met de HDP als een terrorist zal worden beschouwd niet onderbouwd met documenten. Daarom heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat het in dat geval aan eiser is om zijn relaas hierover middels zijn verklaringen aannemelijk te maken.6 De minister heeft vervolgens de verklaringen van eiser op dit punt niet ten onrechte als ongeloofwaardig beoordeeld omdat deze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Hierbij heeft de minister betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat eiser zelf geen link heeft met de HDP, hij weinig kan vertellen over de link van zijn oom met de HDP, niet heeft onderbouwd dat zijn zware tijd tijdens dienstplicht te maken had met zijn oom en dat er daarbij ook geen andere indicaties zijn dat eiser wordt gezien als terrorist. Eiser heeft namelijk na zijn diensttijd nog negen maanden zonder problemen van de zijde van de autoriteiten in Turkije kunnen verblijven. Ook heeft eiser een paspoort kunnen verkrijgen en het land legaal verlaten. Eiser heeft deze omstandigheden in beroep niet betwist. De omstandigheid dat eiser in beroep een lidmaatschapskaart van zijn oom heeft overlegd, maakt hierbij niet dat er een andere geloofwaardigheidstoets had moeten plaatsvinden. Dit betreft immers enkel een lidmaatschapskaart van een Koerdische verenging in Frankrijk en onderbouwt niet de gestelde link van de oom van eiser met de HDP. De beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
6 Overeenkomstig Werkinstructie (WI) 2024/6.
Biseksualiteit
10. Eiser voert in beroep aan dat de minister ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat hij zijn vrees voor zijn familie in verband met zijn biseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij wijst in dit verband op de sterke eer- en schandecultuur in Turkije en op de omstandigheid dat de Turkse autoriteiten hier onvoldoende bescherming tegen bieden.
11. De rechtbank volgt eiser hierin niet en wijst erop dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas met op zijn persoon betrekking hebbende feiten en omstandigheden aannemelijk te maken. De enkele omstandigheid dat een gedraging als eerwraak in het land van herkomst voorkomt, is hiertoe onvoldoende. Dat eerwraak in zijn algemeenheid voorkomt in Turkije maakt immers niet dat daarmee ook aannemelijk is gemaakt dat dit ook eiser zal overkomen. Ook het beroep van eiser op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 11 juni 20247 kan in dit verband niet slagen. De minister wijst er in het verweerschrift namelijk terecht op dat dit geen vergelijkbare zaak betreft. Hiertoe is van belang dat in die zaak wel aannemelijk is gemaakt dat de familie nog altijd naar de betreffende vreemdeling op zoek is terwijl dit bij eiser niet het geval is. Ook had in die zaak de betreffende vreemdeling (vergeefs) de hulp ingeroepen van de Turkse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Met betrekking tot zijn biseksualiteit wijst eiser ook op de vijandige houding van de Turkse autoriteiten. Eiser meent dat de minister onvoldoende gewicht heeft toekend aan de wijdverbreide en stelselmatige discriminatie van de LHBTI gemeenschap en wijst in dat kader op uitspraken van President Erdoğan en nieuwsberichten van KaosGL. Deze nieuwsberichten gaan onder meer over voorgestelde wetswijzigingen en beschrijven de stand van zaken in verschillende rechtszaken.
13. De rechtbank volgt eiser hierin niet en acht hierbij van belang dat deze uitspraken en berichten passen binnen het beeld dat in het ambtsbericht wordt geschetst en dat door de minister al is betrokken in de besluitvorming. Uit het ambtsbericht blijkt namelijk ook dat de Turkse overheid zich negatief uitlaat over de LHBTI-gemeenschap en dat het sociale klimaat is verslechterd. Echter, homoseksualiteit is niet strafbaar en de LHBTI- gemeenschap is weerbaar, zichtbaar en sterk georganiseerd, met name in Istanbul en Ankara. Ook komt het maatschappelijk middenveld voor LHBTI-rechten, zoals belangenorganisaties, de advocatenorde en oppositiepartijen.8 Het is dan ook niet aannemelijk dat eiser als LHBTI’er geen bestaan kan opbouwen in Turkije. De beroepsgrond faalt.

Koerdische etniciteit

14. Eiser voert in zijn gronden van beroep aan dat de minister in zijn Koerdische etniciteit ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor vergunningverlening. Eiser wijst hierbij op de structurele discriminatie van Koerden, zijn problemen tijdens zijn militaire dienstplicht en dat hij Turkije in 2022 heeft verlaten, zodat hij geen recente gebeurtenissen heeft kunnen meemaken.
7 Rb. Den Haag 11 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9283
8 Algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023, p. 69-70.
15. De rechtbank stelt echter vast dat deze stellingen niet afdoen aan de constatering van de minister dat eiser erin is geslaagd een bestaan in Turkije op te bouwen: hij heeft immers kunnen studeren en werken in Turkije en is niet uitgesloten van medische zorg. De enkele omstandigheid dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit een zware militaire dienstplicht heeft doorgemaakt, hoe vervelend ook voor eiser, kan niet tot de conclusie leiden dat zijn Koerdische etniciteit een dusdanig ernstige beperking heeft opgeleverd van zijn bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
16. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of onder b, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

17. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.