ECLI:NL:RBDHA:2025:5603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL24.52106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 3 april 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG beoordeeld. Eiser, die ontheemd is geraakt door de oorlog in Oekraïne, is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen, waardoor het beroep van eiser ongegrond wordt verklaard. De rechtbank legt uit dat de aanvraag van eiser is afgewezen omdat hij niet kan aantonen dat hij onder de bescherming van de richtlijn valt, gezien zijn vertrek uit Oekraïne voor 27 november 2021 en het ontbreken van bewijs dat hij voor die datum in Nederland verbleef.

Het procesverloop toont aan dat eiser op 17 september 2024 een aanvraag indiende, die door de minister op 3 december 2024 werd afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 25 maart 2025. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die stelt dat hij onder de RTB valt vanwege zijn ontheemding en de situatie in Charkiv. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, die enkel betrekking heeft op de afwijzing van de RTB.

De rechtbank benadrukt dat eiser de mogelijkheid heeft om een asielaanvraag in te dienen, waarin hij zijn asielmotieven kan aanvoeren. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag van eiser voor verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (RTB). Aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor verblijf in Nederland onder de RTB. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 december 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

De beroepsgronden van eiser

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser is door de oorlog ontheemd geraakt en daarmee valt hij onder de toepassing van de RTB. Eiser meent te vallen onder de groep vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit die na 26 november 2021 daar zijn vertrokken of daaraan gelijk te kunnen worden gesteld, dan wel omdat hij kan worden aangemerkt als gezinslid van een ontheemde, die ten tijde van ontheemding in een gezinsverband samenwoonden en op dat moment grotendeels of volledig afhankelijk waren.
3.1. Voor zover het voorgaande niet het geval is, betoogt eiser dat hij onder de RTB valt omdat hij al langere tijd in de Europese Unie verbleef voor werk en niet meer veilig terug kan keren of daaraan gelijk te stellen personen. Hij had nog steeds zijn hoofdverblijf in Charkiv en onvoldoende is gebleken dat hij zijn hoofdverblijf heeft verplaatst naar een ander land. Meer subsidiair voert eiser aan dat hij niet kan terugkeren omdat hij afkomstig is uit Charkiv en deze stad ligt onder vuur van het Russische leger.
3.2. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is gehoord, door het afleggen van verklaringen wilde eiser verder aannemelijk maken dat hij onder de RTB valt. De hoorzitting is een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure en de RTB sluit niet uit dat mondelinge verklaringen kunnen bijdragen aan het bewijs dat iemand onder de toepassing daarvan valt.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne op 24 februari 2022 heeft de Raad op 4 maart 2022 de RTB met het Uitvoeringsbesluit in werking gesteld. In het Uitvoeringsbesluit heeft de Raad bepaald dat de volgende categorieën personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn raakt als gevolg van de militaire invasie van Oekraïne bescherming krijgen op grond van de richtlijn:
a. Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b. staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;
c. gezinsleden van de in punten a. en b. genoemde personen.
4.1.
Naast deze “verplichte categorieën” van mensen aan wie het Uitvoeringsbesluit tijdelijke bescherming moet worden verleend, biedt artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit de mogelijkheid aan de lidstaten om overeenkomstig de facultatieve bepaling van artikel 7 van de richtlijn het Uitvoeringsbesluit ook toe te passen op andere personen, onder wie staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne, die legaal in Oekraïne verbleven en die niet in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong kunnen terugkeren
.
4.2.
Met een Kamerbrief van 30 maart 2022 [1] is toegelicht hoe de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit in Nederland zal worden toegepast. Hierin is onder andere toegelicht dat de volgende personen met de Oekraïense nationaliteit onder de bescherming van de richtlijn worden gebracht:
“Personen met de Oekraïense nationaliteit die:
Op 23 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
Op of na 27 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht omdat de spanningen toenamen of die zich op of na 27 november 2021 op het grondgebied van de Unie bevonden (bijvoorbeeld voor vakantie of werk);
Kunnen aantonen dat zij in de periode vóór 27 november 2021 al in Nederland verbleven, bijvoorbeeld vanwege een eerder ingediende asielaanvraag, op basis van een reguliere verblijfsvergunning of een verblijfsvergunning die is beëindigd.(…)
Ten aanzien van Oekraïners is daarnaast besloten om ook diegenen die vóór 27 november 2021 in Nederland verbleven onder de bescherming van de richtlijn te brengen. Dit voorkomt dat Oekraïners zonder rechtmatig verblijf een (nieuwe) verblijfsprocedure zullen starten, waarbij waarschijnlijk gekozen zal worden voor een asielbeoordeling.”
4.3.
De rechtbank stelt vast dat in deze procedure alleen de afwijzing van de bescherming van de RTB ter beoordeling ligt. De rechtbank stelt in dat verband vast dat eiser al voor 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken en sindsdien niet meer is teruggekeerd. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij op 24 oktober 2020 voor het laatst in Oekraïne was. Deze verklaring wordt bevestigd door de stempels in het paspoort van eiser. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij anderszins onder de bescherming van de RTB valt. Nergens uit blijkt waar eiser voor 27 november 2021 zijn hoofdverblijf had en of hij toen al in Nederland verbleef. Eisers beroepsgrond slaagt derhalve niet.
4.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers betoog dat hij niet terug kan keren naar Charkiv, een asielgerelateerd betoog betreft dat buiten de omvang van dit geding valt. Dit betoog faalt dan ook om die reden. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het eiser vrij staat een asielaanvraag in te dienen, in welke procedure hij zijn asielmotieven naar voren kan brengen.
4.5.
Tot slot slaagt de beroepsgrond dat eiser ten onrechte in de bezwaarfase niet gehoord is, evenmin. De minister heeft van het horen kunnen afzien op de grond dat het bezwaar kennelijk ongegrond is, omdat uit het bezwaarschrift aanstonds bleek dat het bezwaar geen kans van slagen zou hebben. Eiser stelt dat hij op een hoorzitting verklaringen naar voren had willen brengen om aannemelijk te maken dat hij wel onder de RTB zou vallen. In de beroepsprocedure is de rechtbank echter niet aannemelijk geworden welke verklaringen van eiser in dat verband relevant zouden zijn geweest.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstuk 19637, nr. 2839.