ECLI:NL:RBDHA:2025:5601
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep tegen afwijzing verblijfsdocument
Op 3 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door M. Verzijden. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsdocument EU/EER. De minister had de aanvraag op 21 maart 2023 afgewezen en het bezwaar van de verzoeker was bij besluit van 9 december 2024 eveneens afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 25 maart 2025 zijn de verzoeker en beide gemachtigden verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op 2 april 2025 heropend, omdat nader onderzoek nodig was en de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker in Nederland mag blijven totdat op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de verzoeker, die in totaal € 1.814,- bedragen. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de gemachtigde voor zijn werkzaamheden een vast bedrag per proceshandeling ontvangt.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.