ECLI:NL:RBDHA:2025:5594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/09/680232 / FT RK 25/147 en FT RK 25/148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling voor de heer [naam 1]

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, [bedrijf]. De heer [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 14.998,95 aan negen schuldeisers. Hij heeft een voorstel gedaan voor een schuldregeling, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De meeste schuldeisers hebben ingestemd met dit voorstel, maar [bedrijf] heeft geweigerd. De rechtbank heeft op 31 maart 2025 besloten om het verzoek van de heer [naam 1] toe te wijzen, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente Den Haag en het aanbod als het maximaal haalbare wordt beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van [bedrijf]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) niet langer aan de orde is, omdat het dwangakkoord is toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en biedt de heer [naam 1] de mogelijkheid om zijn schulden op een gestructureerde manier af te lossen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/680232 / FT RK 25/147 en FT RK 25/148
vonnis van 31 maart 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijf] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [bedrijf] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 14.998,95 aan negen schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 11 september 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 10,9% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 5,45%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijf] is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf] van € 1.702,33, dat is 11,3% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige acht schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] op 14 februari 2025 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijf] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 24 maart 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- [naam 3] , beschermingsbewindvoerder.
2.2.
[bedrijf] is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijf] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
[bedrijf] heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [bedrijf] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod is gebaseerd op een uitkering uit hoofde van de Participatiewet. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de heer [naam 1] kampt met psychische problematiek. De heer [naam 1] is hiervoor onder behandeling en is vrijgesteld van de sollicitatieplicht voor de duur van zijn behandelplan. De beoogde einddatum van het behandelplan is in juli 2025. Daarna zal de heer [naam 1] worden begeleid via vrijwilligerswerk naar een betaalde baan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het aanbod op dit moment het hoogste haalbare is en op korte termijn geen hogere uitkering valt te verwachten.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 88% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [bedrijf] .
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
4.9.
[bedrijf] is ondanks behoorlijke oproeping niet op de zitting verschenen en heeft ook niet op een andere wijze de reden van haar weigering aan de rechtbank kenbaar gemaakt. De rechtbank moet er daarom vanuit gaan dat in het kader van de hier uit te voeren belangenafweging aan de zijde van [bedrijf] geen andere belangen zijn betrokken dan het belang dat zij, net als iedere schuldeiser, heeft bij volledige betaling van haar vordering.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [bedrijf] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.