Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1989 en van Poolse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 maart 2025, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 april 2025 werd vastgesteld dat de eiser had afgezien van zijn recht om ter zitting gehoord te worden door middel van een afstandsverklaring.
De rechtbank overwoog dat de eiser eerder in strafrechtelijke detentie was geplaatst en dat verweerder zijn inspanningsverplichting niet had geschonden, aangezien de tijd tussen de strafrechtelijke detentie en de inbewaringstelling zeer kort was. De eiser stelde dat er een lichter middel had kunnen worden toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren onderbouwd en dat het risico op onttrekking aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om andere vertrekopties dan terugkeer naar Polen te onderzoeken, gezien de eerdere uitzetting van de eiser naar Polen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.