ECLI:NL:RBDHA:2025:5587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
NL25.14636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring met schadevergoeding en niet-ontvankelijkheid

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Bruin, en de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz. De zaak betreft een eerste beroep tegen de maatregel van bewaring die op 27 februari 2025 aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank werd op 27 maart 2025 door de verweerder in kennis gesteld van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Op 28 februari 2025 werd de maatregel van bewaring opgeheven. Tijdens de zitting op 2 april 2025 werd de vraag behandeld of eiser recht had op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest, aangezien verweerder al op 1 april 2025 een schadevergoeding van € 260 had aangeboden, wat door eiser werd geaccepteerd. Hierdoor had eiser geen procesbelang meer bij de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14636

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw op 27 maart 2025 van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 28 februari 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Uit het dossier volgt dat verweerder op 1 april 2025 al een schadevergoeding heeft aangeboden van € 260. Ook is verweerder bereid de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 907. [2] Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard het eens te zijn met de hoogte van de aangeboden schadevergoeding en proceskosten. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep daarom niet toe.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.De rechtbank merkt hierbij op dat het beroep is ingeleid met een kennisgeving van verweerder. Hoewel de kennisgeving voor de gevolgde procedure wordt gelijkgesteld met een beroep, is van het indienen van een beroepschrift in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen sprake. Nu de gemachtigde van eiser wel ter zitting is verschenen, is daarin aanleiding te zien om hiervoor 1 punt toe te kennen.