Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Syrische asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Martens, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hem op 26 maart 2025 in bewaring had gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de zaak op 2 april 2025 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was en bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Bruin.
De rechtbank overwoog dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het feit dat de eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank merkte op dat de zware gronden voor de maatregel, zoals het niet meewerken aan de overdracht naar Kroatië, feitelijk juist waren. De eiser had tijdens eerdere gesprekken aangegeven niet terug te willen keren, en zijn afwezigheid bij de geplande overdracht werd als problematisch gezien.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen lichter middel kon worden toegepast, omdat eerdere lichter middelen niet effectief waren gebleken. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.