ECLI:NL:RBDHA:2025:5575
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid en medische beperkingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 5 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 10 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft verklaard dat hij Algerije heeft verlaten vanwege bedreigingen door jihadisten en een verkrachting. De minister heeft echter de verklaringen van eiser over de jihadisten niet geloofwaardig geacht, omdat deze pas later naar voren zijn gebracht. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de medische klachten van eiser geen belemmering vormden voor het horen en beslissen in de asielprocedure. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij niet in staat was om coherent te verklaren over zijn asielmotieven.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet tijdig asiel heeft aangevraagd in andere Europese landen, wat afbreuk doet aan de urgentie van zijn verzoek om internationale bescherming. De rechtbank bevestigt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond, en dat er geen recht op uitstel van vertrek om medische redenen bestaat, aangezien eiser niet kan aantonen dat hij onder actieve medische behandeling staat. De uitspraak wordt gedaan door rechter M. Duifhuizen, en het beroep wordt verworpen.