ECLI:NL:RBDHA:2025:5548
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, maar rechtbank oordeelt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft vanwege politieke overtuiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een Sri Lankaanse vrouw, haar asielaanvraag had ingediend op 20 november 2024. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit van eiseres niet geloofwaardig werd geacht en er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen haar politieke activiteiten en de problemen die zij had ervaren. Eiseres had deelgenomen aan demonstraties voor vrouwenrechten en de Tamil-bevolking en had problemen ondervonden van onbekende jongeren, waaronder bedreigingen en mishandelingen.
Tijdens de zitting op 20 februari 2025 heeft eiseres haar situatie toegelicht, maar de rechtbank constateerde dat de minister onvoldoende had doorgevraagd naar de rol van eiseres bij de demonstraties en de omstandigheden rondom de bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de incidenten als wisselend en onsamenhangend werden beschouwd. Bovendien was de identiteit van eiseres inmiddels geloofwaardig geacht, wat de afwijzing van de asielaanvraag verder ondermijnde.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 1.814. De rechtbank benadrukte dat de minister een zorgvuldige en individuele beoordeling van het risico op vervolging moet maken, rekening houdend met alle persoonlijke omstandigheden van eiseres.