ECLI:NL:RBDHA:2025:5548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
NL24.49813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, maar rechtbank oordeelt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft vanwege politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een Sri Lankaanse vrouw, haar asielaanvraag had ingediend op 20 november 2024. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit van eiseres niet geloofwaardig werd geacht en er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen haar politieke activiteiten en de problemen die zij had ervaren. Eiseres had deelgenomen aan demonstraties voor vrouwenrechten en de Tamil-bevolking en had problemen ondervonden van onbekende jongeren, waaronder bedreigingen en mishandelingen.

Tijdens de zitting op 20 februari 2025 heeft eiseres haar situatie toegelicht, maar de rechtbank constateerde dat de minister onvoldoende had doorgevraagd naar de rol van eiseres bij de demonstraties en de omstandigheden rondom de bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de incidenten als wisselend en onsamenhangend werden beschouwd. Bovendien was de identiteit van eiseres inmiddels geloofwaardig geacht, wat de afwijzing van de asielaanvraag verder ondermijnde.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 1.814. De rechtbank benadrukte dat de minister een zorgvuldige en individuele beoordeling van het risico op vervolging moet maken, rekening houdend met alle persoonlijke omstandigheden van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49813

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda en mr. R.E. Thijssen).

Inleiding

Met het besluit van 11 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [tolk] als tolk en mr. C.W.M. van Breda als gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Sri Lankaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 20 november 2024 een asielaanvraag ingediend. Hieraan legt zij ten grondslag dat zij heeft deelgenomen aan demonstraties voor vrouwenrechten en voor de Tamil-bevolking. Daarnaast heeft zij propagandawerkzaamheden verricht voor [president]. Vanwege haar politieke activiteiten heeft zij problemen ervaren met onbekende jongeren. Zo is zij telefonisch bedreigd en er is heet water over haar heen gegooid.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht, maar de identiteit van eiseres niet. Verder wordt wel geloofwaardig geacht dat eiseres een politieke overtuiging heeft, maar ze heeft summier verklaard over het causaal verband tussen de politieke activiteiten en de problemen met de jongeren. Zo weet ze niet wie de jongeren zijn en wie haar telefonisch heeft bedreigd. Dat leden van de EPDP verantwoordelijk zijn, is slechts een aanname. Ook heeft eiseres wisselend verklaard over of ze veilig naar buiten kon gaan in het dorp. Daarnaast heeft ze onsamenhangend verklaard over het moment van vertrek. Immers, eiseres heeft verklaard dat zij na de presidentsverkiezingen geen problemen meer heeft gehad en dat het rustiger werd in de omgeving. Zij heeft dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom zij juist op dat moment is vertrokken. Gelet op het voorgaande heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij te vrezen heeft bij terugkeer naar Sri Lanka.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Allereerst heeft zij een originele identiteitskaart overgelegd. Haar identiteit is daarmee vast komen te staan. Zij voert aan dat het gehoor onvoldoende zorgvuldig is geweest. Zo is er niet doorgevraagd over de gebeurtenissen en zijn deze niet (juist) in de tijd geplaatst. Ter zitting stelt eiseres dat er naast de incidenten waarover zij heeft verklaard nog meer incidenten zijn geweest, maar hier is niet naar gevraagd en zij heeft onvoldoende gelegenheid gekregen om hierover te verklaren. Bovendien is niet doorgevraagd over haar rol bij de demonstraties. Eiseres heeft een verklaring van de universiteit overgelegd waaruit blijkt dat zij heeft deelgenomen aan de demonstraties. Ter zitting heeft eiseres aangevuld dat zij de demonstraties coördineerde. Verder komen de verklaringen van eiseres over haar problemen overeen met het thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka van juni 2024 (hierna: het ambtsbericht) waaruit blijkt dat deelname aan demonstraties leidt tot repressie en andere problemen. Eiseres heeft een politieke overtuiging en zal zich blijven inzetten voor de belangen van de Tamils. Het toetsingskader uit het arrest van het Hof van Justitie van 21 september 2023 [1] is niet toegepast. Eiseres is politiek actief, ook op sociale media. Ten onrechte is niet doorgevraagd waarom zij te vrezen heeft van de EPDP. Hoewel de EPDP niet meer landelijk de macht heeft, heeft de EPDP op lokaal niveau nog steeds veel invloed. Tot slot voert eiseres tegen het terugkeerbesluit aan dat het ambtsbericht onvoldoende is betrokken. Hieruit blijkt namelijk dat eiseres vanwege het gebruik van een vervangend reisdocument risico loopt bij terugkeer. Niet is gebleken hoe de belangenafweging in dit kader heeft plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Allereerst stelt de rechtbank vast dat de identiteit van eiseres inmiddels geloofwaardig is geacht. De identiteit van eiseres is dan ook niet langer in geschil.
Deelname aan en rol bij de protesten
5. In het bestreden besluit is niet expliciet beoordeeld of geloofwaardig is dat eiseres aan de demonstraties heeft deelgenomen. Wel staat vermeld dat eiseres met een verwijzing naar het ambtsbericht niet heeft onderbouwd dat zij heeft deelgenomen aan demonstraties of dat zij daardoor problemen heeft gekregen. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat zij haar deelname niet aannemelijk heeft gemaakt. Ter zitting stelt verweerder zich echter op het standpunt dat het bestreden besluit zo moet worden gelezen dat haar deelname wel geloofwaardig moet worden geacht, maar dat haar rol hierbij van onvoldoende betekenis is en dat het niet aannemelijk is dat ze dientengevolge problemen heeft ondervonden. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende uit het bestreden besluit en dit is dan ook een motiveringsgebrek.
6. Verweerder heeft zich ten onrechte en onzorgvuldig gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een coördinerende rol had bij de protesten. Eiseres heeft hierover verklaard dat zij ervoor moest zorgen dat zij de groep naar de juiste plek bracht, wat zij moesten roepen en wat er op de borden moest staan. Dit moest zij met de rest communiceren. [2] Verder heeft zij verklaard dat zij meestal voorop in de rij staat. [3] Het had op de weg van verweerder gelegen om hierover aanvullende vragen te stellen over haar rol bij de protesten, om hier meer duidelijkheid over te krijgen. De rechtbank volgt verweerder wel in het standpunt dat haar rol bij de protesten onvoldoende blijkt uit de overgelegde verklaring van de studentenbond van de universiteit in Jaffna. In die verklaring wordt slechts medegedeeld dat eiseres heeft deelgenomen aan diverse protesten, maar hierin wordt haar rol bij deze protesten niet toegelicht. Dit doet niet aan af het eerdere oordeel dat verweerder eiseres onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld haar rol bij de protesten toe te lichten tijdens het gehoor. Het bestreden besluit is daarmee onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Vrees vanwege een politieke overtuiging.
7. In het bestreden besluit is de geloofwaardigheid van een politieke overtuiging van eiseres, of zij is bedreigd en of de incidenten hebben plaatsgevonden, niet beoordeeld. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat wél wordt aangenomen dat eiseres een politieke overtuiging heeft, maar dat de verklaringen over de incidenten wisselend en onsamenhangend zijn. Dat zij een politieke overtuiging heeft, is daarmee niet langer in geschil. Het beroep op het arrest van het Hof van Justitie hoeft daarom niet besproken te worden. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen over de incidenten wisselend en onsamenhangend zijn. Eiseres is bovendien ook niet tijdens het gehoor of middels het indienen van een zienswijze in de gelegenheid gesteld eventuele tegenstrijdigheden of onduidelijkheden over de incidenten weg te nemen. Mede gelet op het voorgaande heeft verweerder het door eiseres genoemde ambtsbericht onvoldoende in de besluitvorming betrokken, voor zover hieruit blijkt dat de deelname aan demonstraties en protesten leidt tot problemen.
8. Verweerder heeft zich voorts ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres haar problemen vanwege haar politieke overtuiging niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij heeft volgens verweerder bovendien summier verklaard over het causale verband tussen de deelname aan de demonstraties en haar problemen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vrees voor de EPDP is gebaseerd op een vermoeden. Tijdens het gehoor is echter onvoldoende doorgevraagd naar de reden waarom eiseres vermoedt dat de onbekende jongeren betrokken zijn bij de EPDP of dat de EPDP verantwoordelijk is voor de telefonische bedreigingen. Hierdoor is aan eiseres onvoldoende de mogelijkheid geboden toe te lichten wat het causale verband is tussen haar deelname aan de protesten en de gestelde problemen.
9. Daarnaast heeft verweerder zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres wisselend heeft verklaard over de vraag of ze veilig op straat kon gaan om propaganda te maken. Dit standpunt houdt onvoldoende rekening met haar verklaring dat zij alleen naar de dichtstbijzijnde vijf huizen ging in de straat waar zij woonde en dat zij hiervoor niet de straat op hoefde. In de zienswijze is verder toegelicht dat deze huizen in het bezit zijn van familieleden, maar dat zij verder niet veilig op straat kon lopen. De tegenwerping dat de jongeren niet kunnen weten dat eiseres propaganda maakt voor [president] vindt de rechtbank een onvoldoende reactie op deze toelichting.
10. Gelet op de voorgaande geconstateerde motiverings- en zorgvuldigheidsgebreken is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet zonder meer op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft vanwege een politieke overtuiging.
Terugkeerbesluit
11. Verweerder stelt ten onrechte dat in de zienswijze niets is aangevoerd tegen het terugkeerbesluit. Eiseres heeft gewezen op pagina 70 van het ambtsbericht. Niet is gebleken dat verweerder bij de beoordeling heeft betrokken dat eiseres met een vervangend document zal moeten terugkeren en of zij hierdoor gevaar loopt, gelet op het ambtsbericht. Ook deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [4] Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Het ligt namelijk op de weg van verweerder om een nieuwe, individuele beoordeling te maken van het risico op vervolging dan wel ernstige schade aan de hand van alle persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen.
13. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 december 2024;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.HvJEU 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.
2.Nader gehoor, pagina 13.
3.Nader gehoor, pagina 15.
4.Algemene wet bestuursrecht.