Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is opgegroeid als moslim, maar heeft zich afgekeerd van de islam. Eiser is op jonge leeftijd door meerdere mannen verkracht. Tijdens zijn militaire dienstplicht heeft eiser de auto van zijn commandant gestolen. Hij is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, één maand en 15 dagen. Eiser heeft deze straf uitgezeten. Tegen eiser loopt nog een strafzaak wegens de diefstal van een fiets. Omdat eiser al eerder is veroordeeld vreest hij bij terugkeer te worden opgepakt en tot twintig jaar cel te worden veroordeeld. Verder wordt eiser beschuldigd van de ontvoering van een vijfjarig meisje. Eiser is middels een brief
opgeroepen om hierover te getuigen. Deze brief is afgegeven aan de tante van eiser. Eiser voert verder aan dat hij via TikTok kritiek heeft geleverd op Erdogan en op een moskee. Met een vriend kwam eiser op voor de Koerdische zaak.
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
7. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
8. Vervolging vanwege het stelen van een fiets;
9. Beschuldiging van het ontvoeren van een kind;
10. Kritiek op Turkse regering en op Erdogan via social media; en
11. Afvalligheid van de islam.
7. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht. Verder acht de minister de afvalligheid van de islam geloofwaardig. De overige asielmotieven (2 tot en met 4) acht de minister ongeloofwaardig. De minister werpt in dit kader onder andere aan eiser tegen dat hij deze motieven niet met (voldoende) documenten heeft onderbouwd en dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en soms bevreemdend, summier, tegenstrijdig of warrig zijn. De minister heeft de geloofwaardig geachte asielmotieven (1 en 5) verder beoordeeld. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast heeft eiser volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Gelet daarop komt eiser volgens de minister niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Beoordeling
8. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich beperkt tot de vraag of het besluit zorgvuldig is voorbereid, nu ten aanzien van eiser voorafgaand aan het nader gehoor geen medisch advies is uitgebracht.
9. De minister stelt zich op het standpunt dat aan eiser de rust- en voorbereidingstijd, en daarmee ook het medisch advies, kon worden onthouden omdat eiser overlast veroorzaakte in de opvangvoorziening of in de omgeving daarvan. Eiser verblijft namelijk sinds 4 december 2024 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL). Het gehoor biedt geen indicaties dat eiser niet gehoord kon worden. Verder heeft eiser sinds het aanmeldgehoor de tijd gehad om bijzondere persoonlijke omstandigheden aan te voeren, maar heeft hij dat nagelaten.
10. Eiser voert aan dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Eiser is voorafgaand aan het nader gehoor niet door MediFirst gezien. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser te kampen heeft met psychische problemen en dat hij niet goed genoeg in staat was om zijn asielrelaas en asielmotieven naar voren te brengen. Dat eiser in HTL Hoogeveen geplaatst is doet niet af aan de verplichting van de minister om op grond van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) een medisch onderzoek aan te bieden. Het is goed mogelijk dat eiser juist wegens zijn psychische problematiek is geplaatst in HTL Hoogeveen. Eiser verwijst naar Werkinstructie 2021/9
waarin staat met welke indicatoren rekening wordt gehouden bij het vaststellen of sprake is van een kwetsbare vreemdeling die passende steun behoeft. Verder verwijst eiser naar Werkinstructie 2021/12. Hierin staat dat het in bepaalde gevallen raadzaam is om in contact te treden met de gemachtigde over het bieden van passende ondersteuning. De minister heeft dat nagelaten zodat niet is voldaan aan de vergwisplicht. Tijdens het telefoongesprek op
24 december 2024 is, anders dan de minister stelt, juist wel de medische problematiek van eiser aan de orde gekomen. Eiser verwijst naar een tussenuitspraak van zittingsplaats Roermond van 13 september 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:14610), waaruit volgt dat het beoordelen van de beschermingsbehoefte maatwerk vereist. Juridisch kader
11. Op grond van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb biedt de minister een vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend standaard een medisch onderzoek aan. Die verplichting geldt niet als de minister aan de vreemdeling een rust- en vertrektermijn onthoudt vanwege één van de in de artikel 3.109, zesde lid, van het Vb genoemde gronden. Op grond van het zesde lid, aanhef en onder b, wordt geen rust- en voorbereidingstermijn gegeven als de vreemdeling overlast veroorzaakt in een opvangvoorziening of in de omgeving daarvan. Dat laat onverlet dat wanneer daartoe naar het oordeel van de minister aanleiding bestaat, de minister ook een medisch advies kan aanbieden in die gevallen waarin de rust- en voorbereidingstermijn wordt onthouden op grond van artikel 3.109, zesde lid, van het Vb. Dit blijkt uit paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Hiervan kan sprake zijn wanneer uit het aanmeldgehoor of uit andere relevante informatie blijkt dat sprake is van dusdanige (medische) problematiek dat een medisch advies noodzakelijk wordt geacht voordat het nader gehoor wordt afgenomen.
Oordeel van de rechtbank
12. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser op 4 december 2024 is geplaatst in HTL Hoogeveen. Een HTL is een aparte opvanglocatie voor asielzoekers die binnen de COA-opvang ernstige overlast veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat eiser is geplaatst in een HTL volgt dat de minister op grond van artikel 3:109, zesde lid, aanhef en onder b, van het Vb aan eiser de rust- en voorbereidingstermijn, met daarbij het medische advies, kon onthouden. De rechtbank ziet geen grond voor het standpunt dat de minister toch aan eiser aan medisch onderzoek had moeten aanbieden. Het aanmeldgehoor en het nader gehoor bieden geen aanknopingspunten dat eiser niet of onvoldoende in staat was om te verklaren. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser aangegeven dat hij psychische hulp wenst, maar dat hij in staat is om gehoord te worden en dat het goed met hem gaat. Eiser is er tijdens het aanmeldgehoor op gewezen dat hij bijzondere persoonlijke omstandigheden kan aanvoeren, maar eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt. Ook tijdens het nader gehoor heeft eiser aangegeven dat het goed met hem gaat. Eiser heeft wel gewezen op een aanvaring met een andere vreemdeling vlak voor het gehoor, maar met eiser is afgesproken om toch te gaan horen. Aan eiser is gevraagd om aan te geven als hij behoefte heeft aan een pauze. Eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt, maar de hoorambtenaar heeft zelf meerdere pauzes ingelast. Aan het einde van het gehoor heeft eiser aangegeven in het begin gestrest te zijn geweest maar zich nu op zijn gemak te voelen. De rechtbank is van oordeel dat uit het verslag van het nader gehoor niet blijkt dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Ook de correcties en aanvullingen op het nader gehoor bieden hier geen aanknopingspunten voor. De minister heeft geen aanleiding hoeven zien om in contact treden met de gemachtigde van eiser of voor het bieden van extra maatwerk. In beroep zijn er ook geen medische stukken overgelegd en is ook niet
onderbouwd dat eiser onder behandeling staat. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond van 13 september 2024 leidt niet tot een ander oordeel. In deze uitspraak, waarin overigens sprake was van andere feiten, is overwogen dat de minister maatwerk moet bieden. Hieruit kan niet worden afgelegd dat op de minister de plicht rust om in alle gevallen een medisch advies in te winnen.