ECLI:NL:RBDHA:2025:5493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025, met zaaknummers NL25.11709 en NL25.11710, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Guinese nationaliteit te hebben, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij eerder asiel heeft gekregen in Duitsland onder een andere naam en dat hij bang is voor vervolging als hij teruggestuurd wordt. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen jegens asielzoekers nakomt.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier, en is openbaar gemaakt op 8 mei 2025.