ECLI:NL:RBDHA:2025:5461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/09/679422 / KG ZA 25-91
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding inzake omgangsregeling tussen ouders na huiselijk geweld

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de omgangsregeling met hun minderjarige kinderen. De vader vorderde een voorlopige contactregeling, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de situatie tussen de ouders, gekenmerkt door huiselijk geweld en een ernstige verstoring van de familieverhoudingen, te complex is voor een beoordeling in kort geding. De moeder had eerder aangifte gedaan van huiselijk geweld en bedreiging, wat leidde tot een 'code rood' opvang voor haar en de kinderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een uitgebreider onderzoek nodig is in een bodemprocedure om te bepalen of en hoe contact tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden. De vorderingen van de vader werden dan ook afgewezen, evenals zijn verzoek om een informatieregeling en een raadsonderzoek. In reconventie werd bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/679422 / KG ZA 25-91
Vonnis in kort geding van 25 maart 2025
in de zaak van
[de vader]te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.E. van der Zanden te ’s-Gravenhage,
tegen:
[de moeder]verblijvende op een opvangadres met code rood,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Koop-Van Vliet te Breda.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord tevens akte houdende een eis in reconventie, met producties.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad met elkaar. Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats] .
2.2.
Partijen zijn samen belast met het gezag over [minderjarige 1] en de moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert:
primair:
- een voorlopige contactregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen, waarbij de vader één keer per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot 12.00 uur de kinderen ziet in het omgangshuis van [instelling] te [plaats] , waarbij de moeder de kinderen brengt/laat brengen en weer ophaalt/laat ophalen;
subsidiair:
- een voorlopige contactregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen, waarbij de vader één keer per week op woensdagmiddag om 16.00 uur een videobelmoment met de kinderen heeft;
- een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten naar een passende contactregeling tussen de vader en de kinderen;
zowel primair als subsidiair:
- de moeder te veroordelen (met tussenkomst van derden) de vader één keer per week via e-mail te informeren over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, alsmede één keer per maand bij deze e-mail een foto van de kinderen mee te sturen en dat de moeder de vader zal raadplegen over te nemen beslissingen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen.
3.2.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft op 24 oktober 2024 de toenmalige woning van partijen samen met de kinderen verlaten. Sindsdien verblijven de moeder en de kinderen in een vrouwenopvang op een geheime locatie. De vader heeft de kinderen sindsdien ook niet meer mogen zien. Er geldt weliswaar een contactverbod tussen de vader en de moeder, maar dat maakt niet dat er geen omgang tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden. De vader heeft daartoe verschillende voorstellen aan de moeder gedaan, maar zij wijst alle voorstellen af. Daarnaast krijgt de vader op dit moment geen informatie over de kinderen. Dat sprake is van “code rood” betekent volgens de vader niet dat hij geen contact mag hebben met de kinderen. De moeder verschuilt zich echter hierachter om geen afspraken te maken.
3.3.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De moeder vordert de vader te veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.5.
Daartoe voert de moeder aan dat zij door het handelen van de vader genoodzaakt is zich in het kader van deze procedure te verweren.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
omgangs- c.q. zorgregeling
4.1.
Gebleken is dat de moeder op 24 oktober 2024 een melding van huiselijk geweld en bedreiging heeft gemaakt bij de politie. Naar aanleiding van deze melding zijn zij en de kinderen dezelfde dag nog onder begeleiding van de politie naar een code rood opvang in de regio van de echtelijke woning gebracht. Deze melding is later omgezet in een aangifte. Op 19 november 2024 zijn de moeder en de kinderen verplaatst naar een code rood opvang ergens anders in het land. Er waren op dat moment signalen dat de vader probeerde te achterhalen waar de moeder en de kinderen verbleven en hun veiligheid kon in de regio niet meer worden gewaarborgd. Rond deze periode is de vader ook aangehouden en heeft hij in voorlopige hechtenis gezeten als gevolg van de aangifte van de moeder. Inmiddels is de vader weer vrijgelaten en loopt de strafzaak nog. De moeder en de kinderen verblijven nog steeds in een code rood opvang op een geheime locatie.
4.2.
Uit het verslag van Veilig Thuis (productie 6 van de moeder) blijkt dat er ernstige zorgen zijn over beide kinderen, maar met name over het gedrag van [minderjarige 2] . Die zorgen zijn gebaseerd op informatie van onder meer de politie, huisarts en het kinderdagverblijf van [minderjarige 2] . Veilig Thuis schrijft daarover:
“Op grond van bovengenoemde zorgen en kindsignalen ziet Veilig Thuis dat uw kinderen langdurig zijn belast met de problematiek van hun ouders. Uw kinderen zijn getuige en slachtoffer van huiselijk geweld. Door de langdurigheid van het geweld hebben zij daardoor een ernstige vorm van kindermishandeling ondergaan. Met name [minderjarige 2] laat zorgelijk gedrag zien. [minderjarige 1] is nog jonger maar ook op haar zal de situatie van invloed zijn. Zij uit dit echter op dit moment nog minder in haar gedrag.”
Veilig Thuis heeft veiligheidsvoorwaarden gesteld. Daarnaast zijn er veiligheidsafspraken gemaakt die inhouden dat de moeder en de kinderen gedurende het lopende onderzoek in de vrouwenopvang blijven en dat er enkel contact is met de vader onder professionele begeleiding. Inmiddels is de betrokkenheid van Veilig Thuis afgesloten en is de zorg overgedragen.
4.3.
Op de zitting is door de moeder toegelicht dat haar leven en dat van de kinderen op dit moment bestaat uit afwachten. Code rood betekent dat de moeder geen enkel contact mag hebben met de vader. Inmiddels is gebleken dat dit veiligheidsniveau eraan in de weg staat dat de regievoerende organisatie voor jeugdhulp (die anoniem moet blijven) op dit moment begeleide omgang opstart. Wel is deze organisatie samen met het wijkteam bezig met het opstellen van een plan van aanpak zodat de juiste hulpverlening kan worden opgestart. Uit de door de moeder overgelegde productie 7 blijkt dat eerst goed onderzoek moet worden gedaan naar onder meer de veiligheid van de kinderen. Hierbij moet ook worden onderzocht of sprake is (geweest) van huiselijk geweld en of begeleide omgang tussen de vader en de kinderen op dit moment mogelijk is. Uit productie 9 van de moeder blijkt dat dat onderzoek inmiddels is gestart en dat gesprekken en spelobservaties van de kinderen zijn ingepland bij de betrokken GZ-psycholoog. Uit productie 10 van de moeder blijkt dat zij inmiddels de diagnose PTSS heeft gekregen en dat er een behandelplan is gemaakt.
4.4.
Gelet op het heftige conflict tussen de ouders, waarbij sprake is van aangifte van de moeder wegens huiselijk geweld en bedreiging met de dood, en waarbij sprake is van een diepgaande en ernstige verstoring van de familieverhoudingen en de verhouding tussen de vader en de moeder, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze situatie dermate complex is dat deze zaak zich niet leent voor beoordeling in kort geding. Of er op dit moment contact moet zijn tussen de vader en de kinderen en zo ja, op welke wijze, moet uitgebreider onderzocht worden in een bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vader tot vaststelling van een omgangs- c.q. zorgregeling daarom afwijzen.
informatieregeling
4.5.
Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is gebleken dat de advocaat van de moeder de vader, via zijn advocaat, op de hoogte houdt en ook bereid is op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rondom de kinderen en de hulpverlening. Op de zitting is gebleken dat het leven van zowel de moeder als ook de kinderen zolang zij met code rood in de opvang verblijven, vooral bestaat uit het in kaart brengen van welke hulpverlening nodig is en het opstarten daarvan. Verder zijn er weinig ontwikkelingen rond de kinderen, zodat er ook weinig nadere informatie is waarover de vader geïnformeerd kan worden. De voorzieningenrechter zal de vordering van de vader tot de vaststelling van een informatieregeling daarom afwijzen.
raadsonderzoek
4.6.
Zoals ook op de zitting met partijen is besproken, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om vooruitlopend op de bodemprocedure, een raadsonderzoek te gelasten. De op dit moment betrokken regievoerder en hulpverlening moet eerst in de gelegenheid worden gesteld om een beeld te krijgen van de problematiek en de juiste aanpak daarvan. Ook de vordering tot het gelasten van een raadsonderzoek zal de voorzieningenrechter daarom afwijzen.
in reconventie
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in procedures van familierechtelijke aard de proceskosten doorgaans gecompenseerd worden, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hier wordt slechts van afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden, dat een proceskostenveroordeling op zijn plaats zou zijn. De voorzieningenrechter zal daarom het door de moeder gedane verzoek ten aanzien van de proceskosten afwijzen en bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst af de vorderingen van de vader;
in reconventie
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.
NCG