Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats] .
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de omgangsregeling met hun minderjarige kinderen. De vader vorderde een voorlopige contactregeling, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de situatie tussen de ouders, gekenmerkt door huiselijk geweld en een ernstige verstoring van de familieverhoudingen, te complex is voor een beoordeling in kort geding. De moeder had eerder aangifte gedaan van huiselijk geweld en bedreiging, wat leidde tot een 'code rood' opvang voor haar en de kinderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een uitgebreider onderzoek nodig is in een bodemprocedure om te bepalen of en hoe contact tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden. De vorderingen van de vader werden dan ook afgewezen, evenals zijn verzoek om een informatieregeling en een raadsonderzoek. In reconventie werd bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.