ECLI:NL:RBDHA:2025:5396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
23/4907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor samenvoegen en herindelen van winkelpanden in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Eiseres 1, een B.V., had een vergunning aangevraagd voor het samenvoegen en herindelen van twee winkelpanden. De aanvraag werd geweigerd op basis van strijd met artikel 17.2.2 van de planregels, dat de maximale gevelbreedte regelt. De rechtbank oordeelde dat de weigering onterecht was, omdat de aanvraag enkel betrekking had op het verwijderen van een binnenwand, wat geen wijziging in de breedte van het gebouw ter plaatse van de voorgevellijn met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde dit. Verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht en proceskosten aan eisers vergoed moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/4907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres 1] B.V., uit [vestigingsplaats 1] , eiseres 1, en

[eiseres 2] B.V., uit [vestigingsplaats 2] , eiseres 2
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. A.P. Cornelissen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Lobregt).

Inleiding

In het besluit van 16 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres 1 aangevraagde omgevingsvergunning voor het samenvoegen en herindelen van twee winkelpanden gelegen aan de [adres 1] in [plaats] geweigerd.
In het besluit van 6 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld, samen met de beroepen in zaaknummers SGR 23/7485 en 23/7679. Aan de zitting hebben deelgenomen: namens eisers: [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde en mr. J. de Haas, en namens verweerder: de gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] .

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres 2 is eigenaar van het winkelpand [adres 1] in [plaats] . In dit winkelpand is in 1996 een binnenwand geplaatst, waardoor twee ruimtes ontstonden: het winkelpand [adres 2] en het winkelpand [adres 3] . Het winkelpand [adres 2] werd gebruikt door eiseres 1. Het winkelpand [adres 3] werd verhuurd aan een andere winkel. Nadat deze winkel de huur van het winkelpand [adres 3] had beëindigd, heeft eiseres 1 de binnenwand verwijderd, waardoor weer sprake werd van één winkelruimte. Eiseres 1 heeft op 28 oktober 2018 voor het verwijderen van de binnenwand de omgevingsvergunning aangevraagd.
1.1.
Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan “Binnenstad Oost”, omdat het samenvoegen van het pand op grond van artikel 17.2.2 van de planregels niet is toegestaan. De breedte van de gevel mag niet meer bedragen dan de maximale breedte per gevel zoals die voor de betreffende gevel op de gevelkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%. Met het samenvoegen van de panden wordt de maximale gevelbreedte overschreden. Artikel 17.2.2 van de planregels heeft volgens verweerder niet uitsluitend betrekking op de gevel van het gebouw, maar ook op het vlak achter de gevel. Verweerder wil niet op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afwijken van de planregels, omdat het bouwplan vanuit planologisch oogpunt niet acceptabel is en daarom in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Aangezien een omgevingsvergunning reeds moet worden geweigerd omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, is niet meer getoetst aan de overige weigeringsgronden van artikel 2.10 van de Wabo, aldus verweerder.

Het beroep

2. Eisers voeren aan dat geen sprake is van strijd met artikel 17.2.2 van de planregels. De aanvraag ziet op het verwijderen van de binnenwand, die achter de gevel was gesitueerd. Met het verwijderen van de binnenwand wordt niet de bestaande gevel of voorgevellijn gewijzigd. Artikel 17.2.2 van de planregels heeft uitsluitend betrekking op de breedte van het pand ter plaatse van de voorgevellijn, en niet (ook) op de breedte van het pand achter de voorgevel. De tekst van de planregel is voldoende duidelijk zodat moet worden aangesloten bij de letterlijke lezing van dit artikel.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
3.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 24 oktober 2018. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Artikel 17.2.2. van de planregels
4. In artikel 17.2.2 van de planregels staat:

Breedte van gebouwen

“de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak) niet minder en niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de gevelkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%.”
Is sprake van strijd met artikel 17.2.2 van de planregels?
5. De rechtbank overweegt dat uit de tekst van artikel 17.2.2 duidelijk volgt dat dit artikel alleen betrekking heeft op de breedte van het gebouw ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak). Dit artikel ziet dus op de breedte op een specifieke plek van het gebouw, namelijk op de plaats van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak). Anders dan verweerder betoogt, geeft dit artikel geen regel over hoe breed de rest van het gebouw, achter de voorgevellijn, mag zijn. Nu de tekst van het artikel duidelijk is, komt aan de toelichting op dit artikel en aan de systematiek van het bestemmingsplan geen betekenis toe [1] .
5.1.
Dat volgens verweerder de breedte van een gebouw wordt gemeten aan de binnenkant van het gebouw tussen de wanden, leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 17.2.2 ziet namelijk niet op de breedte van het hele gebouw, maar alleen op de breedte ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak). Dat een gebouw normaal gesproken moet worden gemeten aan de binnenkant doet daarom niet ter zake.
5.2.
De aanvraag van eiseres 1 betreft alleen het verwijderen van een binnenwand. Dit zorgt niet voor een wijziging in de breedte van het gebouw ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak). Verweerder heeft zich daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van strijd met artikel 17.2.2 van de planregels.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en moet worden vernietigd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder aan eisers het betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1. De vergoeding voor proceskosten bedraagt in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie hierover bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:936.