ECLI:NL:RBDHA:2025:539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
09/134873-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een mes door een verdachte tegen zijn stiefvader en vader

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 april 2024 zijn stiefvader met een mes heeft gestoken en zijn vader heeft bedreigd. De verdachte, geboren in 2002, was op het moment van de feiten gedetineerd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 25 juli 2024, 8 oktober 2024 en 3 januari 2025. De officier van justitie, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn stiefvader heeft geprobeerd te doden door hem in het been te steken, en dat hij zijn vader heeft bedreigd met een mes. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege psychische stoornissen, veroorzaakt door middelengebruik. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden, en dat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde. De rechtbank wees het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af en verklaarde het in beslag genomen mes verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/134873-24
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 juli 2024, 8 oktober 2024 (alle pro forma) en 3 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. C.M. Kamminga naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 oktober 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 april 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, hem meermaals in het been en/of het lichaam te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [naam 1] meermaals met een mes in zijn been, althans in het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 april 2024 te ’s-Gravenhage [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- opzettelijk dreigend een mes op voornoemde [naam 2] gericht en/of gericht gehouden en/of een mes getoond en/of
- een/dat mes tegen de keel van die [naam 2] heeft gezet/gehouden;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd - verweten dat hij op 19 april 2024 zijn stiefvader, [naam 1] (hierna: [naam 1] ), meermalen met een mes in het been, dan wel in het lichaam heeft gestoken (feit 1). Dit feitencomplex is primair ten laste gelegd als poging tot doodslag en subsidiair als poging tot zware mishandeling. Verder wordt de verdachte verweten dat hij op 19 april 2024 zijn vader, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), heeft bedreigd (feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bepleit. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1.
Ten aanzien van feit 1
Op 19 april 2024 is [naam 1] in de woning, gelegen aan de Doggersbankstraat [huisnummer 1] , te Den Haag door de verdachte met een mes in zijn knieholte gestoken. Dit heeft ter zitting niet ter discussie gestaan. De verdachte heeft dit ook bekend.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd.
Poging tot doodslag
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte zich voorafgaand aan het steekincident op verschillende momenten en in diverse bewoordingen heeft uitgelaten over het doden van mensen. In de eerste plaats heeft de verdachte kort voorafgaand aan het incident naar zijn moeder, [naam 3] (hierna: [naam 3] ), een Whatsapp-bericht gestuurd met daarin: “Ik ga der nu 3 vermoorde”. Ook heeft de verdachte net voordat hij naar boven is gerend, waarna het steekincident heeft plaatsgevonden, tegen haar gezegd: “sorry mama, ik ga [naam 1] wat aan doen”. Daarnaast heeft de verdachte bij binnenkomst in de slaapkamer tegen [naam 1] gezegd: “Ik ga je vermoorden”. Ten slotte heeft de verdachte na het steekincident gezegd: “Ik hoop dat je doodbloedt” Dat is voldoende voor het bewijs dat verdachte [naam 1] opzettelijk om het leven wilde brengen en dat sprake was van vol opzet.
De rechtbank overweegt voorts dat voor een strafbare poging is vereist dat het voorgenomen misdrijf zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van dat misdrijf. De gedragingen van de verdachte dienen naar de uiterlijke verschijningsvorm te worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op agressieve wijze op [naam 1] is afgekomen, waarbij hij met geweld de slaapkamerdeur heeft vernield, en hem meteen heeft aangevallen door meerdere slaan- en steekbewegingen te maken. Nadat de verdachte [naam 1] met een duw naar de grond had gewerkt, heeft hij meermaals slaan- en steekbewegingen in de richting van [naam 1] gemaakt, waarbij hij [naam 1] eenmaal met het mes in zijn knieholte heeft geraakt. [naam 3] verklaart dat [naam 1] met zijn benen omhoog lag, waardoor de verdachte niet in zijn bovenlichaam kon steken. Zij is op de rug van de verdachte gesprongen om hem van [naam 1] af te krijgen, waardoor de verdachte uiteindelijk losliet en naar beneden rende. De rechtbank is van oordeel dat het voornemen van de verdachte (het doden van [naam 1] ) zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en er dus sprake is van een strafbare poging.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
3.5.2.
Ten aanzien van feit 2
Beroep op bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 2] niet voor het bewijs gebezigd dient te worden, omdat de verdediging de getuige niet heeft kunnen ondervragen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris de getuige heeft opgeroepen om op 18 oktober 2024 te worden gehoord. Het getuigenverhoor heeft op die dag geen doorgang kunnen vinden, omdat de oproepingsbrief de getuige niet zou hebben bereikt. Op een nieuwe oproeping is de getuige, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De rechter-commissaris heeft overwogen de getuige op vrijdag 27 december 2024 met een bevel medebrenging naar het kabinet rechter-commissaris te laten komen, maar daar is van afgezien. Bij deze stand van zaken zag de rechter-commissaris geen mogelijkheden om de getuige te horen voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling. De rechtbank is van oordeel dat voldoende inspanningen zijn verricht om de getuige te (doen) horen, waardoor het ontbreken van de mogelijkheid van de verdediging om de getuige op enig moment te kunnen ondervragen dan ook een gerechtvaardigde reden heeft.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verklaring van de getuige uitsluitend of in beslissende mate (“sole or decisive”) het belastende bewijs in de zaak van de verdachte vormt. Voor de beantwoording van die vraag is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van de getuige in belangrijke mate ondersteund door de eigen verklaring van de verdachte. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de woning van zijn vader is binnengegaan, hem heeft bedreigd en daarbij een mes in zijn handen had. In zoverre bevestigt de verklaring van de verdachte de verklaring van [naam 2] . [naam 2] heeft verder verklaard dat de verdachte een mes tegen zijn keel heeft gezet. Dit onderdeel wordt ondersteund door een foto van de keel van [naam 2] , waarop een wond te zien is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bewezenverklaring van het feit dus niet in beslissende mate steunt op de verklaring van [naam 2] , omdat deze op essentiële onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden het feit dat de verdediging [naam 2] niet als getuige heeft kunnen ondervragen onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 van het EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam 2] .
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 19 april 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, hem in het been
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij op 19 april 2024 te ’s-Gravenhage [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door- opzettelijk dreigend een mes
heeftgetoond en
- dat mes tegen de keel van die [naam 2] heeft gezet;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met een voorwaardelijke straf en bijzondere voorwaarden, zodat de verdachte zo spoedig mogelijk kan beginnen met de hulpverlening vanuit de reclassering. Daarbij is verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijke delicten.
De verdediging heeft tevens verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen, zodat de verdachte een reeds opgelegde gevangenisstraf van twee weken kan uitzitten, waardoor de behandeling van de verdachte niet wordt doorkruist in de toekomst.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn stiefvader en bedreiging van zijn vader. Terwijl de verdachte onder invloed was van cocaïne heeft hij vanuit het niets en zonder enige aanleiding, zijn vader met een mes bedreigd en zijn stiefvader met een mes gestoken. Zijn stiefvader is hierdoor in zijn knieholte geraakt. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook uit de schriftelijke verklaring van zijn stiefvader is gebleken. Blijkens de slachtofferverklaring kampt zijn stiefvader met angstige gevoelens, herbelevingen, slaapproblemen en maakt hij zich zorgen of de verdachte niet opnieuw de fout in zal gaan. Ook voelt hij zich niet meer veilig in de woning van zijn partner.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 september 2024. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 21 juni 2024 van dr. B.A. Blansjaar, psychiater, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van een psychose in remissie en stoornissen in het gebruik van cannabis en cocaïne. De psychotische ziekteverschijnselen worden waarschijnlijk vooral veroorzaakt en in ieder geval uitgelokt en versterkt door gebruik van cannabis en cocaïne. Tijdens en voorafgaand aan de hem ten laste gelegde feiten waren psychotische ziekteverschijnselen aanwezig in de vorm van achtervolgingswaandenkbeelden en mogelijk ook bevelshallucinaties, gepaard met ontremming en controleverlies, en deze ziekteverschijnselen beïnvloedden ook zijn gedrag. Gelet hierop wordt geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen, en de verdachte binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel, een klinische behandeling te laten ondergaan bij een forensisch psychiatrische afdeling met ambulante nazorg door een forensische polikliniek of forensisch FACT.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 12 juli 2024 van GGZ Reclassering Fivoor, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico. Gelet op de problematiek van de verdachte, is er volgens de reclassering intensieve begeleiding nodig binnen een beveiligde behandelsetting. De risicoverhogende factoren die tot heroptreden van psychotische klachten en terugval in actieve verslaving kunnen leiden zijn volgens de reclassering gelegen in het gebruiken van drugs, het meemaken van stressvolle of emotionele gebeurtenissen en het eventueel staken van de voorgeschreven medicatie. Dit kan agressief en impulsief gedrag tot gevolg hebben, waardoor een risico op escalatie aanwezig is. De reclassering adviseert daarom bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Ten slotte acht de reclassering een strikter kader op dit moment niet geïndiceerd, aangezien de verdachte nooit eerder een verplicht reclasseringscontact opgelegd heeft gekregen en openstaat voor een klinische behandeling, hetgeen eerder heeft geleid tot stabilisatie van het psychiatrisch toestandsbeeld en afname van de risico’s. Een voorwaardelijk strafdeel lijkt momenteel dan ook voldoende als stok achter de deur voor de uitvoering van de benodigde interventies.
Nu de conclusies van de gedragsdeskundige omtrent de psychische problematiek van de verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde worden gedragen door diens bevindingen, maakt de rechtbank die tot het hare. Tegen die achtergrond zal de rechtbank het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Motivering van de straf
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om van de hiervoor genoemde gevangenisstraf een deel voorwaardelijk op te leggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en hem tegelijk te verplichten te werken aan zichzelf. In het voorgaande ziet de rechtbank ook aanleiding om aan de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden een proeftijd van drie jaren te verbinden.
Opname in een zorginstelling voor twaalf maanden is, gelet op de rapportages van psychiater en reclassering, noodzakelijk en daarom een van de op te leggen voorwaarden..
Dadelijk uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de ernst van deze feiten, het strafblad van de verdachte, het ingeschatte recidiverisico, de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten in een korte periode en onder invloed van zijn middelen zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen, zodat de verdachte een reeds opgelegde gevangenisstraf van twee weken kan uitzitten. De rechtbank overweegt dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten zich niet laat verenigen met het schorsen van de voorlopige hechtenis. De rechtbank wijst dit verzoek van de verdediging dan ook af.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp dient te worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 63, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 12 (twaalf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op uiterlijk binnen drie werkdagen na vonnis meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, Johanna Westerdijkplein 40 te (2521 EN) te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich voor de duur van twaalf maanden zal laten opnemen in een zorginstelling van Fivoor of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Indien opname niet langer noodzakelijk is, kan de reclassering beslissen dat veroordeelde zich niet langer hoeft te laten opnemen. Diagnostisch onderzoek maakt deel uit van de opname. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder ook het innemen van medicijnen kan vallen indien de zorginstelling dat nodig vindt;
- zich aansluitend aan de behandeling in een klinische setting laat behandelen door een nog nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij diagnostisch onderzoek deel uitmaakt van het behandelcontact. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder ook het innemen van medicijnen kan vallen indien de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
- gedurende de proeftijd verblijft, indien geïndiceerd, in een nog nader te bepalen instelling voor begeleid/beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf start na de behandeling in een klinische setting en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van scholing, werk of dagbesteding, met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek en ademonderzoek, zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Mes (Omschrijving: PL1500-2024122587 Goednummer 3129227, Rood).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2025.
Bijlage: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024122587, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 144).

1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] , opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 22-23):

Op donderdag 18 april 2024 was ik in de woning van mijn vriendin [naam 4] , welke gelegen ligt op de Doggersbankstraat [huisnummer 1] , te 's-Gravenhage. Op 19 april 2024 om 00.10 uur hoorde ik mijn vriendin [naam 4] schreeuwen: " [naam 1] ". Ik hoorde mijn stiefzoon [verdachte] naar boven de trap op komen rennen. Ik deed de deur van de slaapkamer dicht om te voorkomen dat [verdachte] naar binnen zou komen. Ik hoorde dat [verdachte] met grof geweld de slaapkamerdeur vernielde. Ik zag dat [verdachte] door het gat van de slaapkamerdeur naar binnen kwam. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik ga je vermoorden". Ik zag dat [verdachte] een rood kleurig voorwerp vast had. Ik zag dat het roodkleurig voorwerp een mes was. Ik zag dat [verdachte] meerdere keer steekbewegingen met het mes richting mij maakte. Ik probeerde elke keer [verdachte] van mij weg te duwen. Ik voelde dat hij mij een duw gaf. Door deze duw viel ik met mijn rug op de grond. [verdachte] hing voorovergebogen over mij heen. Ik zag dat mijn vriendin [naam 4] , [verdachte] probeerde van mij af te trekken. Ik zag dat [verdachte] hierop reageerde. Ik zag dat [verdachte] recht op stond. Op dat moment voelde ik bloed stromen. Ik zag dat mijn broek was gescheurd ter hoogte van de achterkant van mijn linkerknie. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik hoop dat je dood bloed."

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , op 23 december 2024 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:

10. Hij wilde eigenlijk in mijn borst prikken, maar doordat ik over een kastje heen viel ben ik in mijn knie gestoken. Hij bleef daarna steken. Ik heb me moeten verweren en mijn vriendin is ertussen gekomen en is aan zijn nek gaan hangen. Dat heeft mijn leven gered. Hij bleef echt op mij insteken, een keer of 20/30.
14. U vraagt waar [verdachte] mij heeft geraakt. Achter in mijn knie.

3. Het geschrift, te weten geneeskundige verklaring, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende:

A. Uitwendig waargenomen letsel:
Steekwond knieholte
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja
Gering? Nee
Ernstig? Ja
Shock? Ja
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, etc.)
Gehecht: veneuze bloeding
Geschatte duur van de genezing:
2-4 weken

4. Het proces-verbaal van getuige [naam 3] , opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 25-27 en bijbehorende fotobijlagen p. 29-30):

Op donderdagavond, 18 april 2024, kreeg ik om 23:41 uur verontrustende WhatsApp berichten binnen van mijn zoon, [verdachte] . Hij stuurde dat hij 3 mensen ging vermoorden en dat het hem speet. Eenmaal thuis aangekomen zei [verdachte] op een gegeven moment "sorry mama, ik ga [naam 1] wat aan doen". Ik rende achter [verdachte] aan naar boven. Ik zag dat [naam 1] de slaapkamer deur probeerde dicht te duwen, zodat [verdachte] er niet in kon komen. Hij sloeg gewoon door de deur heen. Ik zag dat [verdachte] op [naam 1] in sloeg. Ik was op [verdachte] zijn rug gesprongen om hem van [naam 1] af te kunnen krijgen. Uiteindelijk liet [verdachte] los. [naam 1] schreeuwde dat het bloed uit zijn benen spoot. Ik zag dat hij de wond op zijn been aan het dichtdrukken was.

5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , op 18 oktober 2024 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:

16.
Hij viel op de kast en hij viel half tussen het bed. Waardoor hij op zijn rug lag. [verdachte] was slaande bewegingen aan het maken. Ik stond er half tussen en kon niet goed bij hem komen. U, rechter-commissaris, vraagt of ik tussen [verdachte] en [naam 1] stond. Ja, half. Hij lag met zijn benen omhoog, waardoor [verdachte] niet in zijn bovenlichaam kon steken.
19. U vraagt of ik [verdachte] iets hoorde zeggen toen hij de slaapkamer uit ging. Ja, “bloed maar dood” zei hij.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 43-44):

Mijn vrouw was zojuist gebeld door onze dochter, de moeder van [verdachte] . Zij vertelde dat " [naam 1] " was neergestoken. Ik kwam toen [verdachte] buiten op straat tegen, op de Walchersestraat, om de hoek van mijn woning. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij het mes toen op de grond gooide. Ik heb het mes opgepakt en in de keuken van mijn woning gelegd.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 57 en bijbehorende fotobijlagen p. 59-60):

Op vrijdag 19 april 2024, hoorde ik een oudere man, die bij de woning stond aan de DOGGERSBANKSTRAAT [huisnummer 1] , zeggen dat hij het mes had meegenomen naar huis. Deze man bleek later te zijn, [naam 5] , de opa van de verdachte. Ik hoorde [naam 5] zeggen dat hij het mes buiten voor zijn woning had opgeraapt nadat de verdachte deze had weggegooid. Ik kan het mes als volgt omschrijven: Rood handvat met gele accenten, korte lemmet met een scherpe zijde.

8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 50-51 en bijbehorende fotobladen p. 143-144):

Op vrijdag 19 april 2024 om 01:30 uur, kregen wij het verzoek om te gaan naar de Zeezwaluwstraat [huisnummer 2] te 's-Gravenhage. Eenmaal ter plaatse troffen wij
- [naam 2] , geboren [geboortedag 2] 1975.
Ik hoorde [naam 2] het volgende verklaren:
"Ik was rond 00:15 uur gewoon thuis en ik hoorde dat er iemand voor de deur stond. Ik zag dat [verdachte] erg opgefokt was. Plots draaide hij zich om en trok een gigantische mes. Het was een soort broodmes/slagersmes. Toen zag ik dat [verdachte] het mes pakte en deze op mijn keel zette. Hierna trok hij zich weer terug en verliet mijn woning.

9. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 januari 2025:

Ik ben bij de woning van mijn vader naar binnen gegaan. Ik had een mes. Het was een broodmes. Eenmaal thuis ben ik naar boven gegaan. Op het moment dat ik naar boven ben gegaan, had ik een mes bij me. De deur werd door mijn stiefvader dichtgedaan, waarna ik door de deur heen heb geslagen. Er heeft vervolgens een worsteling plaatsgevonden met mijn stiefvader.

10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 20 april 2024, voor zover inhoudende (p. 109-121):

V: Ik heb thuis een mes gepakt ik had toen een mes bij me. Ik heb toen Appjes gestuurd. We gingen een stukje rijden met mijn moeder. We zijn toen langs mijn vader gegaan. Ik ben toen naar binnen gegaan. Ik heb toen mijn vader bedreigd. Wij zijn toen naar huis gegaan. Ik werd toen helemaal op [naam 1] mijn stiefvader. Toen ik naar boven liep hoorde ik mijn moeder roepen. [naam 1] hij komt eraan. Ik zag dat [naam 1] de deurdicht gooide. Ik heb toen het mes gepakt. Ik wilde toen door de deur slaan, maar ik ging er helemaal doorheen.Ik heb toen ook [naam 1] geslagen, maar omdat ik dat mes in mijn handen had heb ik hem in zijn been gestoken.
P: Je zei net in je verhaal dat jij bij je vader naar binnen bent gegaan en hem hebt bedreigd. Wat heb je precies gedaan en gezegd?
V: Ik zei tegen hem als je me nog één keer in de maling neemt dan vermoord ik je.
P: Je zei net dat jij het mes in je hand beet had. Hoe had jij hem in je hand vast toen jij je vader bedreigde?
V: Gewoon zo in mijn hand naast me.
OP: De verdachte laat ons zien dat hij het mes naast zijn lichaam hield in zijn rechterhand.
P: Je zei net in je verklaring dat jij je moeder had gewhatsappt. Wat heb jij tegen haar gezegd?
V: Dat ik3 mensen zou vermoorden. Ik denk me stiefvader, vader en mezelf.
P: Welke mes had je gepakt?
V: Het grote keukenmes. Die had ik ook bij mijn vader.
P: Het grote keukenmes is toen door je moeder uit de raam gegooid toch?
V: Ja.
P: Even terug komen op die avond van het incident, [naam 1] verklaart aan de politie dat jij op hem ingestoken hebt, meerdere keren met de woorden ik ga je doodmaken. Wat kan je daar over verklaren?
V: Ik heb wel gezegd ik ga je vermoorden.