ECLI:NL:RBDHA:2025:5360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
I. C/09/681423 / JE RK 25-408 en II. C/09/681566 / JE RK 25-419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025 een beschikking gegeven over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De minderjarige vertoont zelfbepalend en agressief gedrag, waarbij hij voorwerpen vernielt en fysiek geweld gebruikt tegen gezinsleden. Daarnaast isoleert hij zichzelf van het gezin en volgt hij geen onderwijs. De spanningen binnen het gezin zijn zo hoog opgelopen dat alle gezinsleden zich onveilig voelen. De kinderrechter heeft eerder op 12 maart 2025 al een machtiging verleend voor een tijdelijke uit huisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die van 12 maart tot 26 maart 2025 duurde. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een verlenging van deze machtiging tot 27 augustus 2025, omdat de situatie van de minderjarige en de gezinssituatie zorgwekkend is. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 was de moeder aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord, die aangaf dat hij hulp nodig heeft en bereid is om aan zijn problemen te werken. De moeder steunt het verzoek van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een gesloten plaatsing tot 27 augustus 2025, met de hoop dat de gezinssituatie verbetert en de minderjarige uiteindelijk weer thuis kan wonen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers:
I. C/09/681423 / JE RK 25-408
II. C/09/681566 / JE RK 25-419
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A.M.D. Naarden te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 12 maart 2025 (met zaaknummer
C/09/681566 / JE RK 25-419) heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 12 maart 2025 tot 26 maart 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • verzoekschrift I met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2025;
  • verzoekschrift II met bijlagen, ontvangen op 12 maart 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 15 maart 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van zijn advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] verblijft feitelijk op een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten [instelling] .
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 12 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt om een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten 27 augustus 2025.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Na de thuisplaatsing van [minderjarige] in de zomer van 2024 is het gezin uit contact getreden met de gecertificeerde instelling. Daardoor was er geen zicht op het gezin. Dit contact is weer opgepakt sinds het incident van 11 februari 2025. Tijdens dit incident heeft [minderjarige] diverse game accessoires kapotgemaakt, met glas gegooid en een tv vernield. De gecertificeerde instelling heeft Ambulante Spoed Hulp (ASH) aangevraagd, maar zij hebben aangegeven geen hulpverlening te kunnen bieden. Begin maart 2025 is in drie dagen vijf keer naar 112 gebeld, waarbij het de nacht van 12 maart 2025 uit de hand is gelopen. Er heeft die nacht onder andere een fysiek incident plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de moeder. Daar de gecertificeerde instelling maakt zich ook zorgen over de verslechtering van [minderjarige] ’s mentale gezondheid. [minderjarige] trekt zich terug op zijn kamer, haalt de deurklink van zijn eigen deur en heeft weinig contact met de andere gezinsleden. Ook spuugt [minderjarige] op de deuren en gooit hij (in zijn boosheid) met spullen. De afgelopen periode zijn er spanningen in het gezin ontstaan die voor een negatief patroon en onveiligheid heeft gezorgd. De gecertificeerde instelling vindt, gelet op de ernstige zorgen, een gesloten plaatsing het meest passend voor [minderjarige] . Binnen de geslotenheid kan [minderjarige] werken aan zijn eigenheid, identiteit en emotieregulatie. Ook zal gekeken worden naar het oppakken van zijn schoolgang. Daarnaast kan tegelijkertijd hulpverlening in het gezin worden ingezet. Om te bewerkstelligen dat [minderjarige] weer thuisgeplaatst kan worden is het noodzakelijk dat alle gezinsleden hulp krijgen om de huidige gezinsdynamiek in positieve zin te veranderen. De gecertificeerde instelling wil MDFT of andere systeemtherapie inzetten. Het is daarnaast belangrijk dat [minderjarige] en de andere gezinsleden door middel van verlofmomenten kunnen wennen aan de nieuwe situatie.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Ter zitting is door de advocaat van [minderjarige] naar voren gebracht dat [minderjarige] inziet dat er hulpverlening nodig is. Het verblijf op [instelling] valt hem zwaar. [minderjarige] wil graag de problemen in de thuissituatie aanpakken en begrijpt dat daar een plan voor gemaakt moet worden. Ook is de toekomst voor [minderjarige] belangrijk. Hij wil graag weer naar school. [minderjarige] verzoekt om de machtiging voor een kortere duur toe te wijzen.
4.2.
Door de moeder is ingestemd met het verzoek. Ze benadrukt dat er bereidheid is om hulpverlening te volgen. De moeder stelt dat het belangrijk is dat als [minderjarige] stappen zet dat de andere leden van het gezin dit ook doen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] laat zelfbepalend en agressief gedrag zien waarbij hij voorwerpen vernield en fysiek kan worden naar gezinsleden. Vanwege dit gedrag zijn er de afgelopen periode meerdere politiemeldingen geweest. Daarnaast isoleert [minderjarige] zichzelf van het gezin door zich terug te trekken op zijn kamer en de deurklink van zijn deur te halen. Ook is het zorgelijk dat [minderjarige] geen onderwijs meer volgt. Gezien de problematiek van [minderjarige] is plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk. Binnen de geslotenheid kan [minderjarige] werken aan zijn persoonlijke problematiek en ontwikkeling waarbij wordt aangesloten bij zijn behoefte. De afgelopen periode zijn de spanningen in de gezinssituatie dusdanig toegenomen dat alle gezinsleden, [minderjarige] incluis, zich onveilig hebben gevoeld. Het is dan ook noodzakelijk dat er een verandering komt in de gezinsdynamiek. Hiervoor is het belangrijk dat alle gezinsleden aan de slag gaan met hulpverlening. Tijdens de zitting heeft [minderjarige] aangegeven dat hij gemotiveerd is om te starten met behandeling en dat hij graag zijn schoolgang wil oppakken. Ook de moeder heeft aangegeven bereid te zijn aan de slag te gaan met hulpverlening. De kinderrechter hoopt dat zij deze motivatie kunnen vasthouden en de systeemtherapie succesvol zullen afronden zodat [minderjarige] te zijner tijd weer thuis kan wonen. Gelet op het voornoemde zal de kinderrechter het verzoek toewijzen.
5.3.
De kinderrechter machtigt de gecertificeerde instelling om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 27 augustus 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 maart 2025 tot 27 augustus 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).