ECLI:NL:RBDHA:2025:534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
09/034635-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door vrachtwagenchauffeur met Albanese nationaliteit

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1991 en op dat moment gedetineerd, werd ervan beschuldigd meermalen personen met de Albanese nationaliteit te hebben geholpen bij het verkrijgen van toegang tot of doorreis door verschillende Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2023 en 17 juli 2024, waarbij de verdachte hen in een vrachtwagen vervoerde. Tijdens de zittingen op 21 oktober 2024 en 3 januari 2025 heeft de verdachte zijn schuld bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met reclasseringscontact. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan gokken en zijn bereidheid om zich aan de voorwaarden van de reclassering te houden. De rechtbank verklaarde ook dat de verdachte het verbeurd verklaarde voorwerp, een telefoonautomaat, moest inleveren. De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/034635-24
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 oktober 2024 (pro forma) en
3 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.A. Kuipers, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. X.B. Sijmons, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 17 juli 2024 te
Bergambacht en/of Honselersdijk en/of elders in Nederland en/of België en/of
Frankrijk en/of het Verenigd Koninkrijk meermalen één of meer personen met de
Albanese nationaliteit behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang
tot of doorreis door een lidstaat van de Europese Unie en/of een staat die is
toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol
tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling
van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen
transnationale georganiseerde misdaad, en/of één of meer personen met de
Albanese nationaliteit daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of
doorreis wederrechtelijk was, door meermalen personen met de Albanese
nationaliteit in een vrachtwagen van België via Frankrijk naar het Verenigd
Koninkrijk te vervoeren, terwijl de feiten werden begaan in de uitoefening van enig
ambt of beroep.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer BVH:2024031106 in de samengevoegde onderzoeken BOK/DHRCC23019 en KOG/DHRCC24001 van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1189).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 9 september 2024 (p. 459 - 494).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van
4 oktober2023 tot en met
12 december 2023in België en Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk meermalen personen met de Albanese nationaliteit behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en personen met de Albanese nationaliteit daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, terwijl hij ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was, door meermalen personen met de Albanese nationaliteit in een vrachtwagen van België via Frankrijk naar het Verenigd Koninkrijk te vervoeren, terwijl de feiten werden begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 540 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 355 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden en daarnaast verzocht de verdachte een werkstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van vrachtwagenchauffeur schuldig gemaakt aan de smokkel van personen met de Albanese nationaliteit, door hen in een vrachtwagen te vervoeren met als bestemming het Verenigd Koninkrijk, terwijl het hem om het geld te doen was.
Door mensensmokkel wordt niet alleen (internationaal) overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van personen in precaire omstandigheden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 18 december 2024. De reclassering concludeert dat de verdachte heeft gehandeld uit financiële motieven, omdat hij ten tijde van het feit verslaafd was aan gokken. De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD. De reclassering ziet als beschermende factoren dat de verdachte na detentie weer terecht kan bij zijn huidige werkgever, dat hij gesteund wordt door zijn familie en vriendin en vrijwillig (financiële) bewindvoering heeft aangevraagd.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als laag-gemiddeld.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich te houden aan de door de reclassering genoemde voorwaarden.
Gelet op voorstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Naast het voorgaande weegt mee dat verdachte het feit heeft bekend – hoewel laat in het politieonderzoek deed hij dat niet eerst ter zitting – en zich ter zitting schuldbewust heeft getoond. Verder acht de rechtbank het van belang dat de verdachte de door hem onrechtmatig verkregen geldbedragen zal terugbetalen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel koppelt de rechtbank een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp (een telefoonautomaat) zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
mensensmokkel, terwijl de feiten werden begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18(
ACHTTIEN)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6(
ZES)
MAANDEN,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- deelneemt aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij GGZ Reclassering Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, welke behandeling zo spoedig mogelijk na ingang van de proeftijd start en de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder ook het innemen van medicijnen kan vallen als de zorgverlener dat nodig vindt;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: een telefoonautomaat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging