ECLI:NL:RBDHA:2025:5324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De rechtbank heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft gepresenteerd die relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. De eiser, geboren in 1991, heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn afgewezen op basis van de verantwoordelijkheid van Spanje en de ongeloofwaardigheid van zijn claims over problemen vanwege zijn homoseksuele geaardheid.

De eiser heeft op 5 februari 2025 een vierde asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt te vrezen voor de criminele Mak-groepering. De rechtbank oordeelt dat de problemen met deze groepering niet als nieuw en relevant kunnen worden beschouwd, omdat deze al bestonden voordat de eiser naar Nederland kwam. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verklaringen van de eiser inconsistent zijn en dat hij geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het niet eerder aanvoeren van deze problemen.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de psychische druk en angst, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de eiser geen nieuwe relevante elementen heeft aangedragen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7370

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Algerijnse nationaliteit.
2. Op 17 oktober 2022 heeft hij hier te lande de eerste maal asiel aangevraagd. Deze asielaanvraag is buiten behandeling gesteld op de grond dat Spanje daarvoor verantwoordelijk was. Na overdracht aan Spanje is eiser teruggekeerd naar Nederland waar hij op 21 januari 2024 voor de tweede maal asiel heeft aangevraagd. Deze asielaanvraag is buiten behandeling gesteld nadat eiser met onbekende bestemming was vertrokken.
3. Op 30 september 2024 heeft eiser voor de derde maal asiel aangevraagd, omdat hij bij terugkeer naar Algerije vanwege zijn homoseksuele geaardheid problemen verwacht met zijn familie. Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat de problemen vanwege de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn bevonden. Deze rechtbank heeft het beroep hiertegen op 17 december 2024 ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 januari 2025 de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
4. Eiser heeft op 5 februari 2025 de hier in geding zijnde vierde asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij vreest voor de criminele Mak-groepering, waarvan ene [naam] de leider is. Hij stelt sinds 2016 voor die groepering drugs te hebben bewaard. Na anderhalf jaar kreeg hij ernstige problemen met ze: groepsleden hebben hem toen beroofd van drugs en mishandeld, waarna [naam] hem chanteerde met een video waarop eiser seks heeft met een man, opdat eiser van de mishandeling geen aangifte zou doen tegen de betrokken groepsleden.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft deze opvolgende asielaanvraag bij het bestreden besluit met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet-ontvankelijk verklaard, omdat daarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Toetsingskader
6.1.
Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan verweerder een asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaren als de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
6.2.
Volgens de door verweerder gehanteerde Werkinstructie 2023/7 ‘Opvolgende asielaanvragen’ bestaat de beoordeling van de ontvankelijkheid van een opvolgende aanvraag uit twee fasen. In de eerste fase beoordeelt verweerder of sprake is van nieuwe elementen en bevindingen in het asielrelaas. In de tweede fase beoordeelt verweerder of een nieuw element of bevinding relevant is. Pas als een element of bevinding door beide fasen komt, wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld.
Volgens paragraaf 5.2 kan bij de beoordeling of een nieuw element of bevinding relevant kan zijn onder andere worden betrokken: de redenen waarom de eerdere asielaanvra(a)g(en) is/zijn afgewezen, de relevantie van de verklaringen van de vreemdeling voor de beoordeling van het asielrelaas en het moment waarop de vreemdeling de nieuwe informatie aandraagt en of er aanwijzingen zijn dat de opvolgende asielprocedure slechts is aangespannen om rechtmatig verblijf of ander voordelen te verkrijgen. Bij de toets of de nieuwe elementen en bevindingen relevant kunnen zijn, dienen de redenen voor de afwijzing van de vorige aanvra(a)g(en) te worden bekeken en dienen deze redenen in onderlinge samenhang met de nieuwe elementen en bevindingen worden beoordeeld, om zo te concluderen of deze nieuwe elementen en bevindingen relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de opvolgende asielaanvraag.
Volgens paragraaf 5.3, onder het kopje ‘Verwijtbaarheidtoets’, kan de omstandigheid dat een nieuw element of bevinding eerder had kunnen worden aangevoerd, worden betrokken bij de vraag of het aangevoerde relevant kan zijn voor de beoordeling, bijvoorbeeld als de nieuwe elementen en bevindingen vooral bestaan uit verklaringen die niet met bewijs worden gestaafd. Het late moment waarop de elementen en bevindingen naar voren worden gebracht, doet in zo’n geval afbreuk aan de bewijskracht van het gestelde.
Gronden
7. Eiser voert aan dat verweerder de asielaanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De nieuwe elementen en bevindingen, namelijk de problemen met [naam] en de criminele groepering, zijn ten onrechte genegeerd door verweerder. Bovendien meent eiser dat de psychische druk en angst een verschoonbare reden zijn om hierover niet eerder te verklaren. Ook heeft verweerder ten onrechte geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn. Tot slot vindt eiser het onrealistisch dat hij zich volgens verweerder in geval van problemen tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden.
De beoordeling door de rechtbank
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de herhaalde asielaanvraag van eiser als niet-ontvankelijk heeft mogen afwijzen, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van deze asielaanvraag.
Anders dan eiser meent, heeft verweerder zich over de problemen met [naam] en de criminele groepering niet op het standpunt gesteld dat dit geen nieuw element of bevinding betreft (voorwaarde één), maar wél, en naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte, dat dit nieuwe element of bevinding niet relevant kan zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag (voorwaarde twee). Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat de gestelde problemen al bestonden jaren voordat eiser naar Nederland kwam en dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven waarom hij deze problemen pas tijdens onderhavige asielaanvraag naar voren heeft gebracht. De verklaring van eiser dat hij dit uit angst en onder psychische druk niet eerder naar voren heeft gebracht, heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen bevinden, omdat dit niet rijmt met het feit dat eiser wel heeft durven verklaren over zijn problemen als gevolg van zijn gestelde homoseksuele geaardheid. Verder heeft verweerder daarbij kunnen betrekken dat de gestelde problemen met [naam] en de criminele groepering in tegenspraak zijn met eisers verklaringen in de eerdere asielprocedures, waarin hij heeft verklaard alleen problemen te hebben met zijn familie vanwege zijn homoseksuele geaardheid, en dat hij alleen om die reden Algerije heeft verlaten.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hiermee dermate afbreuk wordt gedaan aan de bewijskracht van eisers verder niet onderbouwde nieuwe verklaringen dat deze voor de beoordeling van de asielaanvraag niet relevant kunnen zijn.
8.2.
Voor zover eiser stelt dat de mishandeling en bedreiging gerelateerd zijn aan zijn homoseksuele geaardheid heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dat geen nieuw element of bevinding betreft. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat in de vorige procedure dit asielmotief al is beoordeeld en ongeloofwaardig is geacht. Dat besluit staat in rechte vast. Verweerder werpt eiser hier evenzeer terecht tegen dat hij geen verschoonbare reden heeft gegeven waarom hij over dit aspect niet eerder heeft verklaard, en hij heeft nagelaten zijn verklaringen met beeld- of videomateriaal te onderbouwen.
8.3.
Uit voorgaande volgt reeds dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.