ECLI:NL:RBDHA:2025:5319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische nationaliteit met vrees voor militaire dienst in Oekraïne

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Russische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 29 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 3 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft eerder al een terugkeerbesluit en een inreisverbod gekregen. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingediend, waarbij hij vreesde voor oproeping als reservist in het Russische leger en tegenstander is van de oorlog in Oekraïne.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser heeft drie asielmotieven aangedragen, waarvan de minister er twee geloofwaardig achtte, maar het motief van de vrees voor militaire dienst niet. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk risico loopt om als reservist te worden opgeroepen. De rechtbank wijst erop dat eiser al lange tijd in Nederland verblijft en dat er geen bewijs is dat hij eerder is opgeroepen voor de dienstplicht.

De rechtbank oordeelt verder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de belangstelling staat van de Russische autoriteiten vanwege zijn politieke mening over de oorlog. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn mening bekend is bij de autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49243

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Russische nationaliteit en geboren op [geboortedatum 1]. Hij heeft op 29 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiser is al op 6 augustus 2012 een terugkeerbesluit opgelegd en op 27 maart 2023 een inreisverbod van 2 jaar.
1.1. Op 5 maart 2025 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingediend. Op 10 maart 2025 heeft de minister een verweerschrift ingediend.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook is de moeder van eiser verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

5. Eiser heeft kort samengevat aangegeven te vrezen dat hij na terugkeer in Rusland wordt opgeroepen als reservist en in het leger moet dienen aan het front in Oekraïne. Ook heeft eiser aangegeven tegenstander te zijn van de oorlog.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens de minister uit drie asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Dienen als reservist in het Russische leger.
3. Weerstand tegen de oorlog in Oekraïne.
De asielmotieven 1 en 3 zijn door de minister geloofwaardig geacht. Het asielmotief 2 is volgens de minister ongeloofwaardig. De minister werpt eiser tegen dat hij zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten die het asielmotief volledig onderbouwen. De minister heeft verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister is dat niet het geval. Eisers verklaringen zijn niet samenhangend en aannemelijk bevonden. [2] Ook zijn ze volgens de minister in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor eisers asielaanvraag.
Beoordeling door de rechtbankHeeft de minister het ongeloofwaardig kunnen achten dat eiser stelt het risico te lopen om als reservist te dienen in het Russische leger?7. Eiser voert aan dat de minister asielmotief 2 ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser betoogt onder verwijzing naar zijn zienswijze aan dat hij het risico loopt om als militair ingezet te worden in de oorlog in Oekraïne en stelt daarbij dat mensen worden gedwongen om ’vrijwillig’ te tekenen om als contractsoldaat te dienen in het leger. Eiser meent dat hij als dienstplichtontduiker zal worden gezien omdat hij zijn dienstplicht nog niet heeft vervuld. Ter onderbouwing hiervan wijst eiser op het rapport van Freedom House 2024, het rapport van EUAA van november 2024, het ambtsbericht Rusland van 2023, informatie van het VWN van 30 december 2024 en het recente ambtsbericht Rusland van 14 februari 2025.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij (eerder) is opgeroepen voor de dienstplicht. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser al sinds zijn [leeftijd] in Nederland verblijft. De minister heeft daarbij ook kunnen wijzen op passages uit eerdere beschikkingen uit 2005 en 2007, waarin waar het gaat om oproepen van de dienstplicht alleen is ingegaan op de situatie van de vader van eiser: In de laatste asielprocedure van eiser in 2007 zijn ook alleen oproepen van de vader van eiser overgelegd. Dat er toen geen oproepen van eiser waren omdat hij nog jong was, is aannemelijk, maar eiser heeft tot op heden niet aannemelijk gemaakt dat hij thans wel is opgeroepen.
7.2.
Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank zich terecht op het standpunt gesteld dat uit algemene landeninformatie niet blijkt dat momenteel sprake is van een mobilisatieperiode. Voor zover eiser stelt dat hij zal worden gezien als dienstplichtontduiker, heeft de minister zich terecht op hert standpunt gesteld dat uit objectieve bronnen blijkt dat van ontduiking ofwel desertie pas sprake is als dienstplichtigen via de juiste procedure zijn opgeroepen en zijn ingedeeld bij een militaire eenheid. Dat hiervan sprake is, is door eiser niet aannemelijk gemaakt. Ook als eiser wel zou zijn opgeroepen, heeft de minister kunnen concluderen dat het geen gehoor geven aan de oproep slechts administratiefrechtelijk vervolgbaar is. Uit het ambtsbericht van 14 februari 2025 blijkt verder ast dat met ingang van 1 januari 2024 de bovengrens voor de dienstplichtige leeftijd is verhoogd van 27 naar 30 jaar. De minister heeft gelet daarop kunnen concluderen dat eiser, die is geboren op [geboortedatum 2] zal worden aangemerkt als reservist. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij als reservist zal worden opgeroepen. Uit het EUAA rapport volgt weliswaar dat mensen worden gerekruteerd via financiële prikkels, dwang en bedreiging, maar de minister heeft ongeloofwaardig kunnen achten dat eiser in deze situatie zal belanden. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat in dit rapport wordt gesproken over ‘young men’ en dat niet aannemelijk is dat eiser hieronder valt; niet aannemelijk is immers dat eiser nog steeds dienstplichtig is.
Heeft de minister terecht geen aanleiding gezien om gegronde vrees voor vervolging aan te nemen?7.3. Eiser verwijst in dit verband naar het ambtsbericht 2023 waaruit volgens hem volgt dat het risico op vervolging heel groot is, ook als niet direct duidelijk een anti-oorlogsstandpunt wordt gedeeld. Eiser wijst daarnaast op het arrest S. tegen Nederland [3] van het Hof van Justitie van 21 september 2023, waarin is geoordeeld dat het begrip ‘politieke overtuiging’ heel ruim moet worden uitgelegd en een fundamentele of diepgewortelde overtuiging in dat verband niet vereist is. Van eiser wordt ten onrechte verlangd dat hij zijn vrije mening niet uit. Eisers mening over de oorlog kan derhalve onder het begrip ‘politieke mening’ vallen. In het bestreden besluit is dit niet onderkend en niet deugdelijk gemotiveerd
7.4.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De minister acht de identiteit van eiser en het feit dat hij tegenstander is van de oorlog in Oekraïne (en elders) geloofwaardig. De minister volgt eiser echter niet in zijn standpunt dat van hem wordt gevraagd zijn mening ten aanzien van de oorlog in Oekraïne niet te uiten. De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft kunnen concluderen dat eiser zijn vrees voor vervolging omdat hij het niet eens is met de oorlog niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij zijn mening nooit heeft gedeeld, dat hij geen politieke activiteiten heeft ondernomen, dat hij zijn mening ook niet op een andere wijze publiekelijk heeft geuit en dat hij dat hij zijn mening niet openlijk kenbaar zal maken bij terugkeer. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat de Russische autoriteiten op de hoogte zullen raken van de mening van eiser over de oorlog en dat eiser om die reden te vrezen zou hebben voor de Russische autoriteiten.
7.5.
De minister heeft daarnaast ook kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de belangstelling staat van de Russische autoriteiten vanwege de asielstatus van zijn moeder en broer. De minister heeft daarbij terecht betrokken dat eiser niet heeft onderbouwd waarom de nieuwsartikelen die eiser heeft aangehaald over personen die studeren in onvriendelijke landen op hem van toepassing zijn. De minister heeft gelet op het voorgaande kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gelet op zijn standpunt over de oorlog in Oekraïne te vrezen heeft voor de Russische autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.49244
2.In de zin van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.ECLI:EU:C:2023:688