In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Russische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 29 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 3 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft eerder al een terugkeerbesluit en een inreisverbod gekregen. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingediend, waarbij hij vreesde voor oproeping als reservist in het Russische leger en tegenstander is van de oorlog in Oekraïne.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser heeft drie asielmotieven aangedragen, waarvan de minister er twee geloofwaardig achtte, maar het motief van de vrees voor militaire dienst niet. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk risico loopt om als reservist te worden opgeroepen. De rechtbank wijst erop dat eiser al lange tijd in Nederland verblijft en dat er geen bewijs is dat hij eerder is opgeroepen voor de dienstplicht.
De rechtbank oordeelt verder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de belangstelling staat van de Russische autoriteiten vanwege zijn politieke mening over de oorlog. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn mening bekend is bij de autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.