Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoeker 1] en [verzoeker 2], verzoekers
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 31 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL25.7070 en NL25.7072, waarin verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. W.A. Berghuis, een voorlopige voorziening vroegen in het kader van hun asielaanvragen. De verzoekers hebben tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hun asielaanvragen niet in behandeling nam op de grond dat Estland verantwoordelijk is voor de behandeling, beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaken NL25.7069 en NL25.7071, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.