ECLI:NL:RBDHA:2025:5275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
23/5025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invordering dwangsom wegens overschrijding geluidsnormen in horecagelegenheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025, wordt het beroep van eiser, een horecagelegenheid, tegen de invordering van een dwangsom van € 3.000,- behandeld. De dwangsom is opgelegd vanwege het niet tijdig voldoen aan een last onder dwangsom, die was opgelegd op 26 januari 2022. Eiser had maatwerkvoorschriften gekregen om te voldoen aan de geluidsnormen, maar verweerder constateerde op 10 juni 2022 een overschrijding van deze normen. Eiser betwistte de juistheid van de geluidsmeting en stelde dat de geluidsbegrenzer correct was geïnstalleerd. De rechtbank oordeelt dat de last onder dwangsom in rechte onaantastbaar is geworden, omdat eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser de geluidsnormen heeft overschreden en dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] B.V., uit [vestigingsplaats], eiser,

(gemachtigde: J. Verkooijen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder,

(gemachtigden: R. Vos en C. van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen invordering van een dwangsom van € 3.000,- vanwege het niet tijdig voldoen aan een last onder dwangsom.
1.1.
Met het besluit van 2 november 2022 is verweerder overgegaan tot invordering van de dwangsom (het invorderingsbesluit). Met het bestreden besluit van 10 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025, gelijktijdig met het beroep van eiser met zaaknummer 23/4264, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Voorgeschiedenis

2. Eiser drijft een horecagelegenheid (inrichting). Onderdeel van de inrichting is de kroeg ‘[bedrijfsnaam]’. Aan de inrichting zijn bij besluit van 10 maart 2021 maatwerkvoorschriften gesteld op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer. Deze maatwerkvoorschriften hebben betrekking op het aanbrengen van technische voorzieningen om aan de geldende geluidsnormen te voldoen. In maatwerkvoorschrift 1 is opgenomen dat elektrisch versterkte muziek uitsluitend ten gehore mag worden gebracht met een voor volume begrensde muziekinstallatie, waardoor binnen de inrichting geen hoger equivalent muziekgeluidsniveau kan optreden dan:
  • 85 dB(A)/92 dB(L) in de dagperiode tussen 07:00 uur en 19:00 uur;
  • 80 dB(A)/87 dB(L) in de avondperiode tussen 19:00 uur en 23:00 uur;
  • 75 dB(A)/82 dB(L) in de nachtperiode tussen 23:00 uur en 07:00 uur.
2.1.
Op 30 oktober 2021 heeft er naar aanleiding van een overlastmelding een controle plaatsgevonden bij de inrichting van eiser. Verweerder heeft vastgesteld dat er op dat moment sprake was van een overschrijding van de geluidsnormen uit tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit.
2.2.
Met het besluit van 26 januari 2022 heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd. Eiser moet zodanige maatregelen treffen dat er per direct voldaan wordt aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Als er bij eiser een herhaling van de overtreding wordt geconstateerd, verbeurt hij een dwangsom ter hoogte van € 5.000,- per keer dat wordt geconstateerd dat niet is voldaan aan de last, met een sub-maximum van € 5.000,- per keer. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen is gesteld op € 15.000,-.

Het bestreden besluit

3. Verweerder is op 2 november 2022 overgegaan tot invordering van de dwangsom. In het invorderingsbesluit staat dat op 10 juni 2022 een geluidsmeting is verricht. Verweerder heeft toen opnieuw een overschrijding van de geluidsnormen vastgesteld. Dit betekent dat eiser niet aan de last heeft voldaan. Daarmee is van rechtswege een dwangsom van € 3.000,- verbeurd. Verweerder heeft het invorderingsbesluit in het bestreden besluit op bezwaar gehandhaafd.

Het beroep

4. Eiser is het niet eens met de invordering en voert daartoe kort samengevat het volgende aan. Ten eerste bestrijdt eiser dat een overschrijding van de geluidsnormen op 10 juni 2022 mogelijk zou zijn geweest, omdat de vereiste geluidsbegrenzer toen al was geïnstalleerd. Verder wijst eiser erop dat de geluidsmeting niet juist is verricht. Volgens eiser had geen rekening mogen worden gehouden met het menselijk stemgeluid buiten de inrichting. Verder is volgens eiser het achtergrondgeluid niet op de juiste wijze gemeten en gecorrigeerd. Ten slotte vermoedt eiser dat de geluidsmeting ten onrechte is uitgevoerd terwijl de deur van de inrichting open stond.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht tot invordering van de door eiser verbeurde dwangsom is overgegaan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De grondslag van het invorderingsbesluit is gelegen in de opgelegde last onder dwangsom van 26 januari 2022. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de last onder dwangsom. Dit heeft als gevolg dat de last onder dwangsom in rechte onaantastbaar is geworden.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser op 10 juni 2022 opnieuw de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit heeft overschreden. Verweerder baseert dit standpunt op het constateringsrapport van 10 juni 2022, waaruit volgt dat er in de late avond van 9 op 10 juni 2022 een onderzoek is uitgevoerd naar de naleving van milieuregels geluid vanwege een inrichting. Het onderzoek is uitgevoerd in de raamopening van een woning. Op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldt voor de avond-/nachtperiode op de gevel van de woning een normwaarde voor het langtijdgemiddelde geluidsniveau van 45 dB(A)/40 dB(A). Het vastgestelde langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedroeg in de nachtperiode 55 dB(A). Dit betekent dat de normwaarde voor de nachtperiode met 15 dB(A) werd overschreden.
7.1.
De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Dat de muziekinstallatie was voorzien van een begrenzer betekent niet dat het controlerapport onjuist is. De rechtbank overweegt in dit kader dat verweerder heeft verwezen naar het destijds overgelegde inregelrapport van 1 maart 2022. Uit tabel 2.1 van dit rapport (op pagina 4) valt op te maken dat de begrenzing van de muziekinstallatie niet op het juiste geluidsniveau was geïnstalleerd, maar op 5 dB(A) hoger dan op grond van maatwerkvoorschrift 1 was toegestaan. Verweerder heeft bovendien toegelicht dat het mogelijk is dat er via andere muziekinstallaties muziek is afgespeeld waardoor een overschrijding van het geluidsniveau heeft plaatsgevonden.
7.2.
De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd ook geen aanleiding voor het oordeel dat de metingen op 10 juni 2022 onjuist zijn uitgevoerd. Anders dan eiser betoogt, staat in het rapport dat de meting is gepauzeerd zodra er buiten in de steeg groepen mensen met elkaar stonden te praten, zodat stemgeluid geen invloed heeft gehad op het gemeten geluidsniveau. Verweerder heeft verder toegelicht dat de metingen zijn gepauzeerd op het moment dat de buitendeur open stond om bezoekers naar buiten te laten, zodat het gemeten geluidsniveau alleen afkomstig was van de inrichting wanneer de deuren gesloten waren. Uit het constateringsrapport volgt verder uit tabel 1 (op pagina 5) dat er is gecorrigeerd voor achtergrondgeluid.
7.3.
De rechtbank volgt eiser tot slot niet in zijn betoog dat het achtergrondgeluid op een onjuiste plek is gemeten. Hoewel de meetlocatie van het achtergrondgeluid iets verder van de Beestenmarkt ligt dan de inrichting van eiser, heeft verweerder toegelicht dat de plek vergelijkbaar is. Als het al zo zou zijn dat het niveau van achtergrondgeluid bij de inrichting van eiser als gevolg van het geluid afkomstig van de Beestenmarkt hoger is dan op de meetlocatie, is dat verschil nooit zodanig groot dat dit de gemeten overschrijding van 15 dB(A) van het Activiteitenbesluit zou kunnen verklaren. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
7.3.1.
Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser op 10 juni 2022 niet heeft voldaan aan de opgelegde last. Dit betekent dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd en verweerder terecht tot invordering kon overgaan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A. van der Meijs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.