In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor het verhogen van het maximale lozingsdebiet van afvalwater op de locatie [adres] in [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas heeft op 18 maart 2024 de omgevingsvergunning verleend, en na bezwaar van eiser is dit besluit op 2 september 2024 gehandhaafd. Eiser, die naast de slachterij woont, stelt dat de slachterij al meer dan dertig jaar stankoverlast veroorzaakt en dat de verhoging van het lozingsdebiet van 30 m3 naar 65 m3 per uur de situatie zal verergeren. De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de gemachtigden van verweerder en vergunninghouder wel.
De rechtbank oordeelt dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat de verhoging van het lozingsdebiet geen grotere of andere nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt dan volgens de geldende vergunning is toegestaan. Eiser's argumenten over stankoverlast en rioolproblemen worden door de rechtbank niet gevolgd, omdat het afvalwater gescheiden wordt afgevoerd en de vergunninghouder niet wordt beperkt in de hoeveelheid afvalwater die mag worden geloosd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding.