ECLI:NL:RBDHA:2025:5264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
NL25.10623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 19 september 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat de eerste EU-lidstaat waar een asielzoeker zich meldt, verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn gezondheidssituatie, waaronder kanker, een overdracht naar Slovenië onwenselijk maakt.

De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2025 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft medische documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn beroep. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aan te tonen dat een overdracht naar Slovenië zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheid. Hoewel eiser ernstige medische problematiek heeft aangetoond, heeft hij niet overtuigend bewijs geleverd dat zijn situatie bij overdracht zal verslechteren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Slovenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat de medische zorg daar beschikbaar is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om een afzonderlijke aanvraag in te dienen voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, indien hij dat wenst. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Raad van State als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10623

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag
niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1975 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 september 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk is voor deze aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 13 september 2024 in Slovenië om internationale bescherming heeft verzocht. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening [2] de Sloveense autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Sloveense autoriteiten hebben dit verzoek op 20 november 2024 geaccepteerd.
3. Eiser stelt in beroep dat hij de komende periode diverse afspraken heeft in het ziekenhuis voor onderzoeken. Eiser heeft daartoe zijn afsprakenkaart overgelegd. Hij is van mening dat een overdracht aan Slovenië gelet op zijn gezondheidssituatie op dit moment strijdig zou zijn met het arrest C.K. [3] In de aanvullende gronden van beroep heeft eiser meegedeeld dat sprake is van kanker. Hij heeft de medische onderzoeksresultaten van 5 maart 2025 overgelegd. Zijn schildklier is aangetast en de tumor zal op korte termijn operatief worden verwijderd. Ook wordt nog onderzoek verricht naar zijn longen en, zoals ter zitting toegelicht, lymfeklieren. Eiser is in afwachting van schriftelijke informatie van zijn behandelend medici om een beroep te kunnen doen op artikel 64 van de Vw. Hij zal verweerder verzoeken om hem uitstel van vertrek te verlenen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Verweerder stelt zich daarbij terecht op het standpunt dat ten aanzien van Slovenië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4]
5. Uit het arrest C.K. volgt dat het aan eiser is om met medische stukken aan te tonen dat zijn overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische situatie inhoudt. Het is dus aan eiser om met objectieve gegevens de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aan te tonen. Indien eiser deze gegevens heeft overgelegd, dient verweerder het risico op een dergelijke verslechtering van de gezondheidstoestand te laten onderzoeken door het BMA [5] , zo volgt uit verweerders eigen Werkinstructie 2021/3. Eiser heeft zijn medisch dossier, een afsprakenkaart en de medische resultaten overgelegd. Hieruit volgt evident dat sprake is van ernstige medische problematiek, maar eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat een overdracht zal leiden tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische situatie. Verweerder mag er daarom van uitgaan dat zich bij overdracht aan Slovenië geen ernstige problemen zullen voordoen.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er dan ook van uitgaan dat de medische zorg en eventuele medicijnen die eiser nodig heeft in Slovenië beschikbaar zijn. In het bestreden besluit is vermeld dat verweerder op grond van artikel 32 van de Dublinverordening met toestemming van eiser zijn medische gegevens kan uitwisselen met de Sloveense autoriteiten, waarmee zij voor de overdracht worden geïnformeerd over zijn medische behoeften.
7. Tot slot staat het eiser vrij een afzonderlijke aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw in te dienen.
8. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 maart 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag
waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1106.
5.Bureau Medische Advisering.