10.6Verweerder werpt niet langer aan eiser tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over van welke zijde van de familie zijn vrouw afkomstig is, en dat hij niet formeel afstand heeft genomen van zijn broer (die volgens eiser betrokken is bij IS) via de tabriya-procedure. Deze tegenwerpingen zijn namelijk in het verweerschrift teruggenomen. De tegenwerpingen die hiervoor besproken zijn en die stand houden, zijn echter voldoende om de besluitvorming te dragen.
11. Het voorgaande laat echter onverlet dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat toegedichte betrokkenheid bij IS in Irak ook kan ontstaan doordat familieleden van de betrokkene gelieerd zijn aan IS. Dit volgt namelijk uit het door eiser aangehaalde ambtsbericht, in het bijzonder pagina 32, alsook uit het door eiser aangehaalde stuk van VluchtelingenWerk Nederland. Aldus heeft verweerder ten onrechte niet beoordeeld of eisers stellingen dat familieleden van hem gelieerd zijn aan IS, en dat dit maakt dat aan hem betrokkenheid bij IS wordt toegedicht, geloofwaardig zijn. Dit klemt eens temeer aangezien verweerder in het aanvullende besluit expliciet heeft overwogen dat uit de door eiser overlegde documenten blijkt dat familieleden van eiser zijn beschuldigd van betrokkenheid bij IS. Ondanks dat eiser geen originelen heeft overgelegd, dient de inhoud van deze documenten bij de beoordeling te worden betrokken. Hierbij wijst de rechtbank op het
L.H.-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
12. In het verlengde hiervan kan de beoordeling van de zwaarwegendheid in het bestreden besluit 1 geen stand houden. Daarbij is namelijk uitgegaan van de situatie dat geen sprake is van toegedichte betrokkenheid bij IS, welk standpunt gelet op wat hiervoor is overwogen niet goed op geloofwaardigheid is beoordeeld. In dit verband merkt de rechtbank bovendien op dat uit de door eiser aangehaalde bronnen kan worden opgemaakt dat soennitische Arabieren eerder te maken krijgen met vervolging als sprake is van bepaalde persoonlijke factoren, zoals de aanwezigheid van familieleden die te liëren zijn aan IS. Verweerder heeft dan ook niet goed beoordeeld of eiser is aan te merken als vluchteling, dan wel of hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op ernstige schade.
13. Dit leidt tot de conclusie dat zowel het bestreden besluit 1 als het bestreden besluit 2 gebreken bevat. In het bestreden besluit 2 is geen volledige en daarmee geen goede geloofwaardigheidsbeoordeling verricht. Het met dat besluit gewijzigde bestreden besluit 1 bevat daarom geen goede basis voor de beoordeling van de zwaarwegendheid. De bestreden besluiten zijn aldus in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste van artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond en de bestreden besluiten zullen worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Het ligt namelijk in de eerste plaats op de weg van verweerder om alsnog een goede beoordeling te verrichten van achtereenvolgens de geloofwaardigheid en de zwaarwegendheid. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen en om deze uitspraak daarbij in acht te nemen.
14. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).