ECLI:NL:RBDHA:2025:5262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
09/200039-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en brandstichting bij zalencentrum Opera in Den Haag

Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 februari 2024 openlijk geweld heeft gepleegd en brand heeft gesticht bij een politievoertuig nabij het zalencentrum Opera in Den Haag. De verdachte, geboren in Eritrea en op dat moment gedetineerd, was betrokken bij ongeregeldheden die ontstonden tijdens een bijeenkomst van Eritrese tegenstanders van het regime. Tijdens deze ongeregeldheden werden politieagenten met stenen bekogeld en werd geprobeerd het zalencentrum binnen te dringen. De verdachte heeft samen met anderen brand gesticht aan een politievoertuig, wat leidde tot levensgevaar voor aanwezigen in het zalencentrum en aanzienlijke materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor politieambtenaren en de Veiligheidsregio Haaglanden. De rechtbank heeft ook de groepsaansprakelijkheid van de verdachte erkend, waardoor hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door het geweld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/200039-24
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] (Eritrea),
op dit moment gedetineerd in het detentiecentrum [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6, 7 en 10 februari 2025 (telkens inhoudelijke behandeling) en 17 maart 2025 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Visser, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. D. Gaasbeek, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht bij, aan en/of in een politievoertuig (Mercedes Benz Vita Tourer), toebehorende aan de Nationale Politie,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen:
- een of meerdere (brandbare) voorwerpen onder/tegen/in voornoemde politievoertuig gelegd en/of gestopt, en/of
- open vuur in aanraking gebracht met dit/deze voorwerp(en), en/of
ten gevolge waarvan:
- brand bij, aan en/of in voornoemde politievoertuig is ontstaan, en/of
- voornoemde politievoertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand/uitgebrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat politievoertuig en/of de gevel en/of de binnenzijde van zalencentrum Opera en/of Hotel Alis en/of een of meerdere in de omgeving van het politievoertuig geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar voor de in zalencentrum Opera en/of Hotel Alis aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in zalencentrum Opera en/of Hotel Alis aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of
naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- (met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te
zoeken/aan te gaan met de politie en/of brandweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- (stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere geparkeerde voertuigen een rijbaan op te duwen, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag Omstreeks 19.20 uur leek de situatie onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
Tegen de verdachte is de verdenking gerezen dat hij in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij en rondom het zalencentrum (feit 2) en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk brand stichten aan een politievoertuig (feit 1).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrij gesproken van de strafverzwarende kwalificatie ‘te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’ en dat hij ten aanzien van feit 2 moet worden vrijgesproken van het in brand steken van de touringcar. Voor zover nodig, zal de rechtbank hieronder ingaan op de verweren van de verdediging.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1.
Bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen voor het openlijk geweld zelf, het meer algemene deel van de tenlastelegging, zal de rechtbank op een verhalende manier weergeven, met verwijzingen naar het dossier in voetnoten.
Voor zover bewijsmiddelen concreet zien op het handelen van verdachte zullen die daarna als deel van diens verklaring of als delen uit processen-verbaal worden weergegeven.
Op beide delen samen is de bewezenverklaring gebaseerd.
Ongeregeldheden 17 februari 2024
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. [2] Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld via sociale media. [3]
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. [4] Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en stenen. [5] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen. [6]
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’s aangetroffen. [7] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, escaleerde de situatie. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. [8] Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd met vuurwerk gegooid. [9]
Politieagenten hebben meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [10] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum om zodoende de tegenstanders te verjagen en te verspreiden. [11] Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [12] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders weg te drijven in de richting van de Parallelweg. Hierbij heeft de politie om 18.17 uur een linie gevormd die van de Fruitweg naar de Parallelweg bewoog. Het geweld dat werd gebruikt door de grote groep tegen de ME was groot en de druk op de gevormde linie was op een gegeven moment niet meer houdbaar. Hierop werd door een groep hondengeleiders een charge door de linie gedaan, teneinde de druk op de linie van de ME te doen afnemen. De tegenstanders gooiden met stenen en fietsen en er werden ijzeren palen uit de grond getrokken. [13] Stenen werden vervolgens stoeptegels en stenen plantenbakken. [14] De tegenstanders maakten met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. Politieagenten gebruikten pepperspray om hen op afstand te houden. [15] Tegenstanders gooiden ook brandend materiaal onder een politievoertuig. [16]
Om 18.51 uur stond op de rotonde op de Fruitweg een politievoertuig in brand en om 19.06 uur stond een dienstvoertuig naast het zalencentrum in brand. Om 19.13 uur sloeg deze brand over op het zalencentrum, [17] waarna de voorzijde van het zalencentrum in brand stond. [18] Toen twee brandweervoertuigen bij het zalencentrum arriveerden om de brand te blussen, werden de brandweerlieden direct belaagd met stenen. Zij konden hierdoor hun werkzaamheden niet verrichten. [19] Verbalisant [verbalisant] bevond zich tijdens de ongeregeldheden in het zalencentrum en hoorde via de portofoons dat er versterking werd gevraagd van de ME uit Rotterdam. Hij zag dat er een schittering van vlammen was en hoorde via portofoons dat de bus die stond geparkeerd langs de gevel van het zalencentrum in brand stond. De bus stond zo dicht op de gevel geparkeerd dat vlammen en rook naar binnen sloegen bij het zalencentrum in een zaal waar mensen waren. Hier brak paniek uit, mensen vielen flauw en er werd gegild. [20] Dit was rond 20.21 uur. [21]
Rond 19.00 uur waren de ongeregeldheden dus nog in volle gang. Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [22] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. Leden van de ME zijn nog kortstondig uit hun voertuig geweest, maar het bleek niet meer veilig om dat te doen. De groep tegenstanders was te groot, te massaal en te goed georganiseerd aanwezig. [23] Rond 19.20 uur werd de druk op het cordon onhoudbaar en werd traangas ingezet. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen. Vervolgens arriveerde versterking, de ME uit Rotterdam, waarmee werd voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. [24]
Rond 19.57 uur werd door tegenstanders een touringcar in de brand gestoken op de Dynamostraat, nabij de ingang van de HTM-remise. Hierdoor raakten diverse auto's rondom deze touringcar eveneens in brand en liep het gebouw, waarnaast deze touringcar geparkeerd stond, groot gevaar om in brand te vliegen. [25] De ramen van een pand van de gemeente [26] en van een woonwinkel barstten. Ook was er schade aan de buitenpanelen en de gevels van de woonwinkel. [27] Tijdens het blussen van de touringcar werd de brandweer bekogeld met stenen. [28] Rond 20.31 uur was de brand bij de touringcar onder controle en rond 20.33 uur bewogen de tegenstanders zich richting het Zuiderpark. Om 21.34 uur was het weer rustig op de Fruitweg en de Troelstrakade. [29]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn trottoirtegels losgetrokken om mee te gooien. [30] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [31] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [32] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg, zijn vernielingen aangericht. [33] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [34] of geheel uitgebrand. [35] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld en beschadigd. [36]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn een fotograaf [37] en een verslaggever belaagd. [38] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen en voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [39] en de verslaggever [40] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [41] , (schaaf)wonden, zwellingen [42] , verrekkingen [43] en kneuzingen. [44] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [45] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen,
waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [46]
Het handelen van de verdachte
De rechtbank heeft hierna weergegeven de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden die betrekking hebben op het handelen van de verdachte ten aanzien van feiten 1 en 2. De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 februari 2025, voor zover inhoudende:
U toont op de schermen in de zittingszaal het beeldmateriaal in mijn dossier. De man op de foto op het eerste beeld ben ik. U toont op de schermen in de zittingszaal het beeldmateriaal met betrekking tot de brandstichting van de politiebus en u zegt dat er op 1.27 minuten lichtflitsen te zien zijn. Het klopt dat ik daar de stok probeerde aan te steken. Hetgeen wat op een gegeven moment uit de grille van de politiebus stak, is inderdaad een lap stof. Ik heb het aangestoken. Het klopt dat ik op 17 februari 2024 in Den Haag bij het zalencentrum aan de Fruitweg met stenen heb gegooid.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 18 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 89 en 90 persoonsdossier):
V: Waar was jij op zaterdag 17 februari 2024?
A: Ik was in Den Haag.
V: Waarom ben je daarnaartoe gegaan?
A: We zijn daar naartoe gekomen, omdat [organisatie] een feest ging organiseren. We hoorden dat er een demonstraties werd gehouden. Daarom ben ik daar naartoe gekomen. De mensen van het [organisatie] vinden dat het goed gaat in het land en gaan feesten. Dat was dus de reden dat ik ging demonstreren.
V: Hoe wist je waar het feest werd gehouden?
A: Zij publiceren dat.
V: Wie is zij?
A: De leden van [organisatie] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 april 2024, voor zover inhoudende (p. 3 t/m 8 persoonsdossier):
Ten behoeve van het onderzoek is door de officier van justitie een generiek bevel afgegeven voor de afgifte van camerabeelden in een straal van één kilometer vanaf het zalencentrum Opera gelegen op de Fruitweg 28-34 te Den Haag. De periode van de gevorderde beelden beslaat 17 februari 2024 vanaf 15:00 uur tot en met 24:00 uur.
Ik zag op de camerabeelden het volgende:
17-02-2024 om 18.21 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 14 (Buiten)
Vermoedelijk NN076 boog meerdere keren voorover en leek iets op te rapen.
17-02-2024 om 18.22 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 rende vanaf links in beeld. Hij strekte zijn rechterarm naar achter en bracht deze weer met snelheid naar voren in de richting van een politiebus.
17-02-2024 om 18.22 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 strekte zijn rechterarm naar achter en bracht deze weer met snelheid naar voren in de richting van een politiebus.
17-02-2024 om 18.22 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 strekte zijn rechterarm naar achter en bracht deze weer met snelheid naar voren in de richting van een politiebus.
17-02-2024 om 18.23 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 liep vanaf links in beeld. Hij strekte zijn rechterarm naar achter en bracht deze weer met snelheid naar voren in de richting van een politiebus. Dit deed hij meerdere keren.
17-02-2024 om 18.24 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 strekte zijn rechterarm naar achter en bracht deze weer met snelheid naar voren in de richting van een politiebus.
17-02-2024 om 18.25 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 1 (Entree buiten)
NN076 bewoog twee keer zijn arm naar achter en met kracht naar voren richting een politiebus.
17-02-2024 om 18.37 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 4 (Fruitweg links 1)
NN076 liep vanaf linksboven het beeld in, maakte een gooibeweging richting een politievoertuig en rende vervolgens rechts uit het beeld.
17-02-2024 om 18.38 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 4 (Fruitweg links 1)
NN076 liep vanaf rechts het beeld in en strekte zijn arm meerdere keren een kant op en leek te wijzen. Vervolgens rende hij langs de trambaan.
17-02-2024 om 18.47 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 4 (Fruitweg links 1)
NN076 liet een lichtje zien aan andere NNMannen, aan de hand van latere beelden is het aannemelijk dat dit een aansteker was.
17-02-2024 om 18.50 uur
Camerabeelden: Avia Xpress Fruitweg 21-Camera 11 (Pomp 2 & 3)
NN076 rende vanaf midden boven het beeld in en leek contact te hebben met een man die naast een benzinepomp stond. NN076 had een langwerpig voorwerp vast dat leek op een stok.
17-02-2024 om 18.50 uur
Camerabeelden: Avia Xpress Fruitweg 21-Camera 11 (Pomp 2 & 3)
NN076 pakte meerdere slangen van de benzinepomp en leek ze te schudden boven het langwerpige voorwerp dat hij vast hield wat leek op een stok. De man waarmee hij contact had hield een jerrycan naast NN076, het was niet duidelijk te zien of er daadwerkelijk iets uit de slangen van de benzinepomp in de jerrycan kwam.
17-02-2024 om 18.50 uur
Camerabeelden: Avia Xpress Fruitweg 21- Camera 11 (Pomp 2 & 3)
NN076 rende midden boven uit het beeld met het langwerpige voorwerp dat leek op een stok.
17-02-2024 om 18.53 uur
Camerabeelden Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 liep vanaf linksonder in het beeld en had een langwerpig voorwerp vast dat leek op een stok. Dit voorwerp leek hetzelfde voorwerp te zijn dat hij zojuist bij het tankstation vast had. NN076 liep richting de voorkant van de politiebus die op het trottoir geparkeerd stond.
17-02-2024 om 18.53 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 bukte voorover richting de voorkant van de politiebus die op het trottoir stond geparkeerd. NN076 keek meerdere keren op en leek om zich heen te kijken.
17-02-2024 om 18.54 uur
Camerabeelden Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
Er was meerdere keren een lichtpuntje te zien ter hoogte van de kentekenplaat van de politiebus die op het trottoir geparkeerd stond. Vermoedelijk was dit een vlammetje van bijvoorbeeld een aansteker.
17-02-2024 om 18.55 uur
Camerabeelden: Opera - Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 kwam tegelijk met twee andere NN-Mannen vanaf midden onder in het beeld lopen. Meerdere andere NNMannen voegden zich iets later ook bij hen. NN076 ging samen met een andere NNMan gehurkt bij de voorkant van de politiebus zitten, er was weer een lichtpuntje te zien dat vermoedelijk een vlammetje was.
17-02-2024 om 18.56 uur
Camerabeelden Opera Camera 2 (Fruitweg rechts)
NN076 rende weg van de voorkant van de op het trottoir geparkeerde politiebus. Er was nu een lichtpuntje te zien aan de voorkant van het voertuig, vermoedelijk was dit vuur. Vanaf dit moment bleef het licht zichtbaar, zowel om 18:57 als 18:59 liep NN050, een man met grijze jas en zwarte broek met een rode streep, richting de voorkant van het voertuig en leek beide keren een voorwerp bij het lichtje te houden. Vanaf dit moment begon de bus door acties van NN076 en NN050 af te branden.
17-02-2024 om 19.00 uur
Camerabeelden: Gemeente Den Haag Camera 552
NN076 liep vanaf rechts in beeld en boog voorover richting de grond. Hij pakte een voorwerp op, vermoedelijk was dit een steen.
17-02-2024 om 19.00 uur
Camerabeelden: Gemeente Den Haag Camera 552
NN076 rende richting een politievoertuig, vervolgens strekte hij zijn arm naar achteren en bracht zijn arm weer met snelheid naar voren.
17-02-2024 om 19.09 uur
Camerabeelden: Avia Xpress Fruitweg 21- Camera 11 (Pomp 2 & 3)
NN076 liep vanaf linksboven het beeld in en sleepte een rode vuilnisbak die naast een benzinepomp stond met hem mee en liep boven uit het beeld, het laatste stukje dat hij in beeld was rende hij. NN076 bracht de rode prullenbak richting de weg en kwam enkele seconden later weer in beeld zonder de prullenbak, deze tijd was te kort om de straat over te steken en terug te komen.
17-02-2024 om 19.10 uur
Camerabeelden: Avia Xpress Fruitweg 21- Camera 11 (Pomp 2 & 3)
NN076 liep vanaf links in beeld en leek een slang van een benzinepomp te bewegen boven een blauw voorwerp in zijn linkerhand.
Camerabeelden: Regio 15, 20240217 - Fruitweg-Rellen-DHG-Video, bestand HVDW2219.MP4
NN076 goed in beeld met een groot voorwerp in zijn hand, vermoedelijk een steen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juni 2024, voor zover
inhoudende (p. 129 persoonsdossier):
Vanaf het moment dat verdachte [de verdachte] te 18.55.22 uur vermoedelijk een lap stof aansteekt tot het moment dat de camera kapot wordt gegooid, heeft het brandje al die tijd gewoed en is langzaam groter geworden. Uiteindelijk brandt de politiebus geheel uit.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 mei 2024, voor zover
inhoudende (p. 149 en 150 persoonsdossier):
Op de camerabeelden van de Opera is brandstichting te zien van een politiebus welke op de stoep geparkeerd staat voor de ingang van het zalencomplex Opera, gevestigd op de Fruitweg 28-34 te 's-Gravenhage. Als gevolg van brandstichting is het vuur naar de andere geparkeerde voertuigen overgeslagen. Bij deze brandstichting zijn 3 verdachten (NN033, NN050 en NN076) betrokken. Van elk vernield/ verbrand voertuig is door de benadeelde afzonderlijk aangifte gedaan en hieronder benoemd.
Proces-Verbaalnummer PL1500-2024056643
Witte Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken 1] stond vanaf de rotonde gezien als 3e voertuig in een parkeervak langs het fietspad/ stoep in file geparkeerd ter hoogte van het zalencentrum Opera, waar op dat moment de politiebus voor de ingang geparkeerd stond.
Proces-Verbaalnummer PL1500-2024052627
Grijze Mercedes-Benz met Duits kenteken [kenteken 2] stond vanaf de rotonde gezien als 2e voertuig in een parkeervak langs het fietspad/ stoep in file geparkeerd ter hoogte van het zalencentrum Opera.
Proces-Verbaalnummer PL1500 -2024055782
Zwarte Audi Q5 voorzien met kenteken [kenteken 3] stond vanaf de rotonde gezien als 1e voertuig in een parkeervak langs het fietspad/ stoep in file geparkeerd ter hoogte van het zalencentrum Opera op de Fruitweg 28-34 te ’s-Gravenhage.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict A TGO Charlie24, opgemaakt op 12 mei 2024 (losbladig):
Gesteld kan worden dat de in brand gestoken Mercedes Benz Vito Tourer, de kozijnen en de markiezen in/aan de gevel van het zalencentrum Opera door stralingswarmte in brand is geraakt. De hitte intensiteit is aanzienlijk geweest gezien het schoonbranden van de gevelbekleding. Ook kan gesteld worden dat giftige (zwarte) rook in flinke mate aanwezig was gezien het feit dat deze rook zich geperst heeft door de kozijnen in onder andere de kantoorruimte en aan de binnenzijde van de grote zaal.
Plaats delict A Politiebus Mercedes Benz Vito Tourer
Op de plaats delict was er een gemeen gevaar voor goederen te duchten. Daarnaast waren door het niet tijdig ingrijpen (blussing) van de brandweer, de gevolgen
van hitte en vuur groter, dan dat het geweest zou zijn bij tijdig ingrijpen:
- de brandschade aan het trottoir, welke als eigendom behoorde tot de gemeente Den Haag;
- brandschade aan de buitenzijde van de gevel en daaraan bevestigde onroerende goederen van Zalencentrum Opera;
- de brandschade (beroeting) aan de binnenzijde van de ruimtes van Zalencentrum Opera;
- de brandschade aan de buitenzijde van de gevel van Hotel Alis.
Tevens was er een levensgevaar voor personen te duchten, aangezien deze (zwaar) lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen als gevolg van rook, hitte of vuur omdat:
- ten tijde van de brand(en) mensen aanwezig waren in Zalencentrum Opera en zij niet in staat waren het pand te ontvluchten wegens de dreigende situatie;
- ten tijde van de brand(en) mensen aanwezig waren in Hotel Alis en zij niet instaat waren het pand te ontvluchten wegens de dreigende situatie.
3.4.2.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting van het politievoertuig en of hij medepleger is van openlijk gepleegd geweld en zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Brandstichting politievoertuig
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte samen met anderen brand heeft gesticht bij en aan een politievoertuig. De verdachte heeft eerst geprobeerd een stok aan te steken en hij heeft vervolgens een lap stof die in de grille van het voertuig was gestopt, aangestoken. Hoewel het daarna nog een aantal minuten duurde voordat het vuurtje groter werd en het politievoertuig daadwerkelijk begon te branden, kan het uitbranden van het politievoertuig redelijkerwijs als gevolg van het handelen van de verdachte aan hem worden toegerekend. De handelingen van de verdachte zijn een onmisbare schakel geweest die tot het in de brand gaan van het voertuig hebben geleid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat vuurtje dat de verdachte heeft aangestoken continu is blijven branden en dat dit vuur heeft geleid tot het volledig uitbranden van het politievoertuig. Naar het oordeel hebben de handelingen van onbekende derden de causaliteitsketen niet doorbroken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten zou zijn geweest, zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang of het uit de gedraging voortvloeiende gevaar op het moment van het verrichten van die gedraging naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er door brand aan het politievoertuig gemeen gevaar voor goederen te duchten was en dat er daadwerkelijk schade aan goederen is ontstaan. Het politievoertuig stond op korte afstand van de gevel van het zalencentrum geparkeerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de brand die ontstond in het politievoertuig is overgeslagen naar de gevel van het zalencentrum. Tijdens de brand waren in beide panden mensen aanwezig, waarbij in het zalencentrum drie evenementen plaatsvonden met in totaal ongeveer 1500 personen. De verdachte wist dat er veel mensen aanwezig waren in het zalencentrum. Het feest van de voorstanders van het regime in het zalencentrum was voor hem juist de reden dat hij naar het zalencentrum was gekomen. Dit feest wilde hij stoppen. Ook moet hij gezien hebben dat het politievoertuig dichtbij de gevel van het zalencentrum was geparkeerd. De vlammen en rook sloegen bij het zalencentrum naar binnen en dit was in een zaal waar zich op dat moment ook mensen bevonden. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant] blijkt dat er paniek uitbrak en dat mensen flauwvielen. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de mensen die in de panden aanwezig waren niet konden vluchten vanwege de ongeregeldheden die buiten plaatsvonden en dat de brandweerlieden die het politievoertuig wilden blussen direct belaagd werden met stenen. Hierdoor konden zij hun werkzaamheden niet verrichten. De rechtbank overweegt dat vuur, maar ook de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat als gevolg van de brand levensgevaar voor anderen dan wel zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het “in vereniging” plegen van openlijk geweld moet worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben.
Van het “in vereniging” plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. Een bijdrage van voldoende gewicht kan mede bestaan uit het filmen van de geweldshandelingen als onderdeel van een gezamenlijke actie. De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
Op basis van de hiervoor gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Het gemeenschappelijke doel van de groep was om die bijeenkomst te laten stoppen. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Verder staat vast dat rond 16.45 uur voor het eerst buiten het zalencentrum naar de politie met stenen werd gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten. De groep demonstranten was op dat moment aangezwollen tot ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten bij het zalencentrum naar binnen wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, de groep uiteen te drijven en te verjagen, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Op een gegeven moment is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg, waar uiteindelijk rond 21.30 uur de rust weerkeerde.
Het geweld voltrok zich dus op plekken die zich op een geringe afstand van elkaar bevonden, in een tijdsbestek van vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de een bevorderde dat de ander ging meedoen of bleef meedoen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Het geweld tegen de politie en de brandstichtingen aan de voertuigen dienden hetzelfde achterliggende doel, namelijk het verstoren van de bijeenkomst in het zalencentrum. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld, waaronder de brandstichtingen, dan ook worden aangemerkt als een geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een actieve bijdrage aan het openlijk gepleegde geweld heeft geleverd. Gelet op de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte vele malen stenen of voorwerpen naar politiebussen heeft gegooid. Ook heeft hij een politievoertuig die bij het zalencentrum stond in de brand gestoken. Het kan niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat ook anderen geweld pleegden. De verdachte is daarbij verantwoordelijk voor een van de brandstichtingen. De verdachte heeft hiermee aanzienlijk bijgedragen aan de hiervoor beschreven groepsdynamiek en sfeer van ontremming die hebben geleid tot het verder escaleren en voortduren van het geweld. Het grootste deel van de geweldshandelingen heeft zich afgespeeld in de nabije omgeving van deze brandende voertuigen. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom is ook al het geweld dat feitelijk door anderen werd gepleegd (ook het geweld voorafgaand aan het feitelijk door hem gepleegde geweld én het geweld dat daarna volgde) de verdachte strafrechtelijk aan te rekenen. Het verweer dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 17 februari 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan en/of in een politievoertuig (Mercedes Benz Vita Tourer), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen:
- brandbare voorwerpen onder, tegen en in voornoemde politievoertuig gelegd en gestopt, en
- open vuur in aanraking gebracht met deze voorwerpen,
ten gevolge waarvan:
- brand bij en aan voornoemde politievoertuig is ontstaan, en
- voornoemde politievoertuig geheel is uitgebrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat politievoertuig en de gevel en de binnenzijde van zalencentrum Opera en Hotel Alis en meerdere in de omgeving van het politievoertuig geparkeerde voertuigen en levensgevaar voor de in het Opera
Zalencentrumen Hotel Alis aanwezige personen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het Opera
Zalencentrumen Hotel Alis aanwezige personen te duchten was;
2
hij op 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, in de nabijheid en in de buurt van het Opera
Zalencentrum, gelegen aan de Fruitweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel en
eenjournalist en
een fotograafen personen in het Opera
Zalencentrum, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en gebouwen, onder andere Opera
Zalencentrumen in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation,
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand gegroepeerd zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer, en
- het Opera
Zalencentrumte bestormen en te proberen binnen te dringen, onder andere door met meerdere personen tegelijk op de politie en het Opera
Zalencentrumaf te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen, en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal of andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien, en;
- meerdere geparkeerde voertuigen een rijbaan op te duwen, en
- meerdere (politie)voertuigen en een touringcar in brand te steken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf op de leggen van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, zoals in een eerder vonnis in hetzelfde onderzoek is opgelegd, waarin openlijk geweld en brandstichting bewezen is verklaard. De raadsman heeft aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met de eendaadse samenloop en in het bijzonder met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de kans dat de verblijfsvergunning van de verdachte wordt ingetrokken wanneer er sprake is van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden of langer.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 17 februari 2024 samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime openlijk geweld gepleegd bij het zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen. Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit (naar hun zeggen) niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken, waarbij zij in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. Die onzekerheid en het massale geweld buiten, dat zover ging dat politieagenten zich gedwongen voelden hun vuurwapen ter hand te nemen, hebben ernstige gevoelens van onveiligheid teweeggebracht.
De verdachte heeft bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit geweld heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen.
Ook heeft de verdachte brand gesticht aan een politievoertuig die bij het zalencentrum stond. Met het stichten van brand heeft de verdachte de op zichzelf al buitengewoon heftige situatie nog verder doen escaleren. Het hele politievoertuig is uitgebrand en ook aan andere voertuigen en aan gebouwen is schade ontstaan. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen veel schade veroorzaakt, maar ook een levensgevaarlijke situatie voor andere personen doen ontstaan. Het politievoertuig stond vlak naast de gevel van het zalencentrum geparkeerd, waarin zich op dat moment ongeveer 1500 personen bevonden. De wetenschap bij de verdachte dat in het zalencentrum veel mensen aanwezig waren – namelijk onder andere de feestgangers waartegen hij kwam demonstreren –, weerhield hem er niet van om zich tot het uiterste in te spannen om het politievoertuig dat pal voor het zalencentrum geparkeerd stond in brand te steken. De brand die ontstond, was daarbij nog gevaarlijker, omdat de personen in het zalencentrum beperkte vluchtmogelijkheden hadden vanwege de gewelddadigheden die buiten plaatsvonden, waar de verdachte tevens een aandeel in had.
Achtergrond van de gewelddadigheden is het verzet van Eritrese vluchtelingen tegen de invloed die in Europa uitgaat van het huidige Eritrese regime. Hun streven is die invloed terug te dringen. Bij eerdere gelegenheden is gebleken dat daarbij soms naar geweld wordt gegrepen als middel om het doel te bereiken. Ook andere bijeenkomsten in Nederland en elders in Europa zijn verstoord, waarbij zich gewelddadigheden tegen deelnemers en politie hebben voorgedaan. Hoewel de rechtbank haar ogen niet sluit voor de politieke achtergrond van het openlijk geweld op 17 februari 2024, kan die achtergrond op geen enkele wijze dergelijk gewelddadig gedrag rechtvaardigen of reden zijn om een op te leggen straf te matigen.
Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratisch proces en langs de juridische weg. Ook kan men – kort gezegd – het recht op vreedzame demonstratie gebruiken. Niet kan echter worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelaten van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten zijn dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een stevige gevangenisstraf de enige passende strafrechtelijke reactie is. Gelet op bewezen verklaarde brandstichting zal dit een gevangenisstraf van aanzienlijke duur zijn.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte d.d. 20 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op 31 oktober 2024 is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren voor het plegen van openlijk geweld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 10 januari 2025. De verdachte was voorafgaand aan de voorlopige hechtenis niet in beeld bij hulpverlening en er zijn geen aanwijzingen dat hij maatschappelijk aan het vastlopen was. Hij had huisvesting, een vast inkomen en een partner. De reclassering vindt het wel zorgelijk dat de verdachte in relatief korte tijd tweemaal met justitie in aanraking is gekomen wegens een geweldsdelict. De aanwezigheid van de verdachte tijdens de demonstratie in Den Haag was politiek en dus ideologisch gedreven. De verdachte ervaart grieven jegens personen die pro-regime zijn en ervaart waargenomen onrecht wat bij hem emoties oproept. De reclassering ziet echter geen aanwijzingen dat het gewelddadige gedrag van de verdachte voortkomt uit een extremistische ideologie die het gebruik van geweld rechtvaardigt. De verdachte zegt tegen geweld te zijn en zegt dat hij in de toekomst geen demonstraties meer wil bijwonen. De beschermende factor is dat de verdachte niet nog een keer naar de gevangenis wil, hij zich schaamt, spijt heeft en dat hij financieel zorg draagt voor zijn familie en dat hij zijn vrouw wil laten overkomen naar Nederland middels gezinshereniging. Wegens het ontbreken van een extremistische ideologie schat de reclassering het risico op gewelddadig extremisme in als laag. Het risico op geweld in de context van het conflict met het huidige regime in Eritrea wordt door de reclassering als gemiddeld ingeschat. De reclassering concludeert wel dat de verdachte baat heeft bij een reclasseringstraject met ambulante begeleiding gericht op zijn agressie -en emotieregulatie en op praktische zaken zoals het vinden van passende dagbesteding. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Hoewel ten aanzien van feit 2 (openlijke geweldpleging) de verdachte en de medeverdachten al het bewezen verklaarde wordt aangerekend en zij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk zijn, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf wel differentiëren naar de mate waarin ieder van de verdachten een actieve bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd en zich feitelijk aan geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft een groot feitelijk aandeel in het geweld gehad. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan brandstichting tijdens de ongeregeldheden, waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ook rekening houden met de proceshouding van de verdachte. Hij heeft tijdens het eerste politieverhoor een bekennende verklaring afgelegd en zijn medewerking verleend, hij heeft openheid van zaken gegeven en spijt betuigd. De rechtbank zal dit strafmatigend meewegen.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op de ernst van de feiten en de context en de achtergrond van de ongeregeldheden zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren vaststellen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden aangezien uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij geen hulp nodig heeft.
De rechtbank acht, alles afwegende, navolgende straf passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de openlijke geweldpleging bewezen zal worden verklaard. In het strafproces hebben zich 87 benadeelde partijen gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend, betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezen verklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van de verdachte afhankelijke) einde van de deelname van de verdachte hieraan. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is de deelname aan het groepsgeweld voldoende, ongeacht de vorm die deze deelname heeft aangenomen. Een beroep op het ontbreken van het causaal verband wegens het niet kunnen koppelen van de individuele handelingen van de verdachte aan de specifieke schade houdt derhalve geen stand. Dit wordt doorbroken door de groepsaansprakelijkheid. Het wezenlijke van de bepaling inzake groepsaansprakelijk is nu juist dat een tot de groep behorende persoon ook aansprakelijk is als vaststaat dat hij niet degene is die de schade rechtstreeks toebracht, indien er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen in groepsverband en het toebrengen van schade. De individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Uitgangspunt is dan ook dat eenheid van tijd en plaats van de gedragingen niet is vereist om aansprakelijkheid op grond van voormelde bepaling aan te nemen.
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezen verklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt een reële kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus eenvoudig escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij civielrechtelijk worden gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank ziet geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk is voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal ten aan aanzien van een aantal vorderingen tot andere beslissingen komen dan in vorige vonnissen in het geheel van onderzoek Charlie24 en in minder gevallen tot een toewijzing.
Bij een naar rato verdeling van het wettelijke maximumaantal van 360 dagen gijzeling over de thans nog toe te wijzen vorderingen, zou het aantal dagen over die vorderingen hoger worden dan in de voorgaande gevallen.
Met het oog op de gelijkheid tussen de hoofdelijk aansprakelijke mededaders in het geheel van Charlie24, waaronder ook diegenen op andere zittingen zijn berecht, zal de rechtbank dan ook niet die 360 dagen gijzeling naar rato verdelen, maar per vordering de dagen gijzeling overnemen die ook voor eerder veroordeelde mededaders werden bepaald. Een onderscheid zou in deze gevallen onvoldoende te rechtvaardigen zijn.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
7.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. [naam 1] en [naam 2] hebben namens 66 politieambtenaren een vordering benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
Ontbreken voegingsformulieren
De verdediging heeft bepleit dat de 66 politieambtenaren niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij geen gebruik hebben gemaakt van het door de minister vastgestelde formulier ex artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging heeft bepleit dat benadeelde partijen verplicht zijn om dit formulier te gebruiken, omdat het formulier de waarborg bevat dat de benadeelde partij zelf tekent, direct dan wel indirect verklaart het formulier naar waarheid te hebben ingevuld en daarmee naar waarheid een opgave heeft gedaan van de reeds vergoede schade. De zich in het dossier bevindende verzoeken tot schadevergoeding, opgesteld door mrs. [naam 1] en [naam 2] , wijken volgens de verdediging zodanig af van het door de minister vastgestelde formulier, dat die niet daarvoor in de plaats kunnen treden.
De rechtbank overweegt dat de namens de politieambtenaren ingediende vorderingen voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 51g Sv. Er is opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten. De gronden waarop een vordering van een benadeelde partij niet-ontvankelijk kan worden verklaard, zijn opgenomen in artikel 361 lid 2 en 3 Sv. Het gebruik moeten maken van het door de minister vastgestelde voegingsformulier is niet in dit artikel opgenomen. Het ontbreken van het voegingsformulier leidt dan ook niet tot niet-ontvankelijkheid van de politieambtenaren in de vorderingen.
Vorderingen ingediend onder nummer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen die niet onder eigen naam, maar onder nummer zijn ingediend, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De verdediging heeft aangevoerd dat naar de regels van burgerlijke rechtsvordering de naam van een partij dient te worden vermeld. Een gedaagde kan zich anders niet verweren tegen de eiser en kan bij de eiser anders ook geen proceskosten incasseren. Het door de minister vastgestelde formulier bevat volgens de verdediging niet voor niets een deel met persoonsgegevens heeft en een deel waarop alleen de naam moet worden vermeld. Verder komt het de verdediging voor dat niet iedereen onder nummer deel uitmaakt van een zeer bijzondere eenheid. Volgens de verdediging is het zijn van een lid van het Team Parate Eenheid niet een zodanige bijzondere omstandigheid dat afgeweken kan worden van de ondergrens die in het door de minister vastgestelde formulier is getrokken. Ten slotte wijst de verdediging er op dat de Nationale Politie de vorderingen van de leden van het Team Parate Eenheid had kunnen overnemen.
De mogelijkheid om onder nummer aangifte te doen, is bedoeld voor het slachtoffer dat een gegrond vermoeden heeft dat een aangifte of verhoor kan leiden tot overlast zoals gevaar voor de persoonlijke veiligheid of veiligheid van anderen of tot belemmering in de uitoefening van zijn of haar beroep. Bij aangifte of verhoor onder nummer wordt de identiteit van het slachtoffer niet prijsgegeven: naam, geboortedatum en adresgegevens worden niet in de aangifte of het proces-verbaal van verhoor opgenomen en het slachtoffer wordt met een specifieke code aangeduid. Deze gegevens zijn wel bekend bij de opsporingsinstanties en het openbaar ministerie, maar worden afzonderlijk geregistreerd en niet gevoegd bij de processtukken. Wanneer een slachtoffer, dat aangifte heeft gedaan onder nummer, een vordering tot schadevergoeding wenst in te dienen, is het voor de rechtbank van belang dat zij kan vaststellen dat dit slachtoffer de betreffende aangifte heeft gedaan. Gelet op het specifieke nummer waaronder aangifte is gedaan, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam valt vast te stellen dat de vordering door de betreffende aangever is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangevers hun anonimiteit niet zouden mogen voortzetten wanneer zij de door hun geleden schade door verdachte vergoed wensen te zien. Dit geldt temeer nu de verdediging door de specifieke code die gekoppeld is aan zowel de aangifte als de vordering niet wordt geschaad in haar verdedigingsrecht. Daar komt bij dat door de verbalisanten en de casemanagers GTPA (Geweld Tegen Politieambtenaren) de twee raadslieden uitdrukkelijk zijn gevolmachtigd tot het indienen van de vorderingen en het geven van een toelichting daarop. Concluderend ziet de rechtbank in de - betrekkelijke - anonimiteit van de verbalisanten geen reden om hen als benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen.
7.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 3]
- nr. 14: [naam 4]
- nr. 18: [naam 5]
- nr. 19: [naam 6]
- nr. 24: [naam 7]
- nr. 25: [naam 8]
- nr. 26: [naam 9]
- nr. 27: [verbalisant]
- nr. 28: [naam 10]
- nr. 29: [naam 11]
- nr. 30: [naam 12]
- nr. 31: [naam 13]
- nr. 32: [naam 14]
- nr. 33: [naam 15]
- nr. 34: [naam 16]
- nr. 35: [naam 17]
- nr. 36: [naam 18]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 19] .
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezen verklaarde openlijk gepleegde geweld.
De aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders brengen mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op haar plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
7.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 20]
- nr. 8: [naam 21]
- nr. 9: [naam 22]
- nr. 10: [naam 23]
- nr. 12: [naam 24]
- nr. 13: [naam 25]
- nr. 20: [naam 26]
- nr. 21: [naam 27]
- nr. 22: [naam 28]
- nr. 23: [naam 29]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 64: [naam 30]
De rechtbank overweegt het volgende.
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast het hebben van licht lichamelijk letsel op andere wijze in hun persoon zijn aangetast (zie de overweging hierover onder 7.2.1), acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
7.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen - ook hier is een aantal bij nummer aangeduid - is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 31]
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
- nr. 63: [naam 38]
De rechtbank overweegt het volgende.
Van de bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast het hebben van meer dan licht lichamelijk letsel op andere wijze in de persoon zijn aangetast (zie de overweging hierover onder 7.2.1), acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar.
7.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 ook sprake van een aantasting in de persoon andere wijze zoals hiervoor overwogen (zie 7.2.1). De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 39]
Namens [naam 39] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal ook het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus) toewijzen. Uit de geneeskundige verklaring van 15 november 2024 met de aanvulling van 11 december 2024 blijkt naar het oordeel van rechtbank voldoende van tinnitusklachten. Voor een andere oorzaak dan die benadeelde in haar aangifte/vordering duidt – kort gezegd: harde klappen tegen de helm tijdens de rellen – wordt in de betwisting geen begin van aannemelijkheid gegeven. Ook blijkt uit de geneeskundige verklaringen voldoende dat de klachten niet van voorbijgaande aard zijn geweest. De rechtbank zal de schade begroten op het gevorderde bedrag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde schade toewijzen..
Vordering van [naam 40]
Namens [naam 40] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan de binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De rechtbank is van oordeel dat het causale verband ook kan worden vastgesteld ten aanzien van de bij de benadeelde partij ontstane ziekte van Mondor. Uit de verklaring van de benadeelde partij van 9 augustus 2024 blijkt dat zij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit een pijnlijke rib had en dat de ziekte van Mondor zeer waarschijnlijk is ontstaan door een (post)trauma aan deze rib. Deze conclusie volgt ook uit de medische verklaring van 22 april 2024. De rechtbank is van oordeel dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit, aangezicht en de ziekte van Mondor namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij daarnaast aangetast in haar persoon op andere wijze.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade volledig toewijzen.
7.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. [naam 1] en [naam 2] hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten. Anders dan door de verdediging is betoogd zal niet elk van de veroordeelden apart voor alle - geheel of gedeeltelijk – toegewezen vorderingen € 82,- aan proceskosten moeten betalen. Als (een van) de mededaders (een deel van) de toegewezen proceskosten van in totaal € 5.412,- (€ 82,- x 66 vorderingen) heeft betaald, is de verdachte niet meer verplicht om (dat deel) te betalen.
7.3.
De benadeelde partij [naam 41]
Door de benadeelde partij [naam 41] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De verbalisanten die de aangifte van de benadeelde partij hebben opgenomen hebben de verwondingen op de bovenarm en het linker onderbeen geconstateerd. De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Een nadere onderbouwing met foto’s is gelet op de constateringen van de verbalisanten niet vereist. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om schade aan een voertuig die niet door de verzekeraar is vergoed.
De verdediging heeft betoogd dat de vordering niet is ondertekend door iemand die gemachtigd is door Veiligheidsregio Haaglanden. De vordering van een benadeelde partij die een rechtspersoon is, zal door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger moeten worden ingesteld. De vertegenwoordiging kan volgen uit de wet (Boek 2 BW), de statuten van de rechtspersoon en/of uit een volmacht. Als een persoon die verbonden is aan de rechtspersoon namens de rechtspersoon een vordering instelt en uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) of een uittreksel van de Kamer van Koophandel duidelijk is dat deze persoon een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon dan is een machtiging niet nodig, want deze persoon is geen derde. In dergelijke gevallen mag van de Hoge Raad al snel worden aangenomen dat die persoon bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen. Dit alles geldt ook indien door de benadeelde geen stukken zijn overgelegd waaruit expliciet van de bevoegdheid blijkt. De achterliggende gedachte is dat de interne vertegenwoordigingsregeling van de rechtspersoon strekt ter bescherming van de belangen van de rechtspersoon zelf. Zij strekken dus niet ter bescherming van de belangen van de verdachte, zodat die zich er niet al te gemakkelijk op kan beroepen.
De vordering tot schadevergoeding is namens Veiligheidsregio Haaglanden ingediend door M. Evers. Evers heeft op 14 mei 2024 het voegingsformulier ondertekend. Bij de vordering tot schadevergoeding is als bijlage de ‘Mandaat- en Volmachtregeling Dagelijks Bestuurs Veiligheidsregio Haaglanden 2023’ gevoegd en een artikel van de Veiligheidsregio Haaglanden waaruit blijkt dat Evers plaatsvervangend Commandant Brandweer Haaglanden is. In artikel 1 lid 8 staat vermeld dat bij afwezigheid van een gemandateerde degene die is aangewezen als plaatsvervanger of waarnemer gemandateerd is. Hoewel een preciezere uitwerking van dit punt door benadeelde de voorkeur zou hebben gehad, ziet de rechtbank, het voorgaande in aanmerking nemende, geen aanleiding om aan de bevoegdheid van Evers te twijfelen. De rechtbank acht de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Uit de toelichting van de benadeelde partij en de facturen die zijn ingediend blijkt voldoende dat het gaat om schade aan een voertuig van het merk Volvo en dat de schade bestaat uit het herstellen en spuiten van dit voertuig. Ook blijkt dat uit de ingediende schade-afrekening dat de verzekering een bedrag van € 250,00 aan eigen risico niet heeft vergoed. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op 11 februari 2025 is namens de benadeelde partij per e-mail te kennen gegeven dat de vordering wordt verlaagd naar € 501.783,96, omdat de facturen lager zijn uitgevallen dan de schadecalculaties waarop de oorspronkelijke vordering was gebaseerd.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes.
Ter terechtzitting is de vraag aan de orde gekomen of de voertuigen in eigendom zijn van de Nationale Politie dan wel door haar worden geleased. Namens de benadeelde partij is eerder verklaard dat zij eigenaar is. Ter adstructie hiervan heeft de gemachtigde aan de hand van verzekeringspapieren naar voren gebracht dat de Nationale Politie de verzekeringnemer is van de WA-verzekering van de auto’s. Per e-mail heeft de gemachtigde nieuwe facturen overgelegd waaruit de daadwerkelijke schade aan de voertuigen blijkt. De verdediging heeft aangevoerd dat op de facturen niet het BTW-nummer van de Nationale Politie, maar het BTW-nummer van financieel dienstverlener Axus Nederland N.V. staat vermeld. Hieruit kan volgens de verdediging worden afgeleid dat de Nationale Politie de voertuigen leaset en niet degene is geweest die rechtstreekse schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar schade is toegebracht aan de voertuigen die worden gebruikt door de Nationale Politie door de openlijke geweldpleging, maar dat - gelet op de gemotiveerde betwisting van de verdediging, in het bijzonder op het punt van de geadresseerde van de daadwerkelijke facturen – vooralsnog onvoldoende is onderbouwd dat de Nationale Politie rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.6.
De benadeelde partij [naam 42]
De benadeelde partij [naam 42] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft op 17 februari 2024 om 17:58 uur zijn auto geparkeerd op de Fruitweg in Den Haag, omdat hij een bruiloft bezocht in zalencentrum Opera. Op 18 februari 2024 trof hij zijn auto beschadigd aan. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. In de door de benadeelde partij ingediende calculatie van de reparatiekosten van 8 maart 2024 is de schade aan het voertuig gespecificeerd omschreven. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.7.
De benadeelde partij [naam 43]
De benadeelde partij [naam 43] vordert een bedrag van € 4.286,66 aan materiële schadevergoeding (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.8.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 14.478,21 aan materiële schadevergoeding (autoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat de calculatie voor de reparatiekosten dateert van 7 mei 2024, bijna drie maanden na de datum waarop de openlijke geweldpleging plaatsvond. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.9.
De benadeelde partij [naam 45]
De benadeelde partij [naam 45] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (eigen risico van € 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het eigen risico, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.10.
De benadeelde partij [naam 46]
De benadeelde partij [naam 46] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.11.
De benadeelde partij [naam 47]
De benadeelde partij [naam 47] vordert een bedrag van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat de offerte voor de reparatiekosten dateert van 13 april 2024, bijna twee maanden na de datum waarop de openlijke geweldpleging plaatsvond. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.12.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 973,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto ( € 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-).
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een schadecalculatie van ABS Autoherstel Den Elzen en een brief van FBTO van 23 februari 2024, waarin staat dat FBTO de kosten van de reparatie betaalt aan ABS Autoherstel Den Elzen Den Haag, dat het eigen risico € 150,00 bedraagt en dat de premie stijgt door deze schade die het gevolg is van rellen. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van € 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 31 maart 2025.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.13.
De benadeelde partij [naam 49]
De benadeelde partij [naam 49] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleepkosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de sleep- dan wel stallingskosten, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 239,50.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de spullen in de auto ter waarde van € 1.957,10 en het bedrag van € 3.750,- voor het verschil tussen de werkelijke waarde en de dagwaarde van de auto. Deze onderdelen van de vordering zijn namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en als gevolg daarvan verloren zijn gegaan.
Met betrekking tot het verschil tussen de dagwaarde van de afgebrande auto en de (werkelijke) waarde daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op basis van een expertiserapport de dagwaarde van de auto is bepaald en dat de verzekering deze dagwaarde reeds heeft vergoed. Met het aankoopbewijs van een andere auto is onvoldoende onderbouwd dat de (werkelijke) waarde van de afgebrande auto ten tijde van het openlijk gepleegde geweld hoger lag dan de dagwaarde die door de verzekeringsmaatschappij is vastgesteld.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van deze delen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.14.
De benadeelde partij [naam 50]
Namens de benadeelde partij [naam 50] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij heeft, zo blijkt uit de overgelegde stukken, vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Gelet hierop moet het niet-vergoede bedrag van € 200,- worden beschouwd als afschrijving op de auto en niet als schade die het gevolg is van de openlijke geweldpleging. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.15.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 25.272,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer).
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.16.
De benadeelde partij [naam 52]
De benadeelde partij [naam 52] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie, opgemaakt op 10 juli 2024, blijkt dat de benadeelde partij zijn vordering heeft verminderd tot € 400,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat het eigen risico € 400,- bedroeg. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.17.
De benadeelde partij [naam 53]
De benadeelde partij [naam 53] vordert een bedrag van € 847,- aan materiële schadevergoeding (auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.18.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] vordert een bedrag van € 690,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Op basis van de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat zich een kinderzitje in de auto van de benadeelde partij bevond dat door brand onbruikbaar is geworden. De waarde van het zitje is niet met stukken onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 100,-. Voor zover voor de schade aan het kinderzitje meer is gevorderd dan dit bedrag, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Gelet op de overgelegde foto’s van de forse autoschade is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gebruik heeft moeten maken van vervangend vervoer. Stukken van de kosten zijn ook daarvan niet overgelegd. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op € 90,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze het eigen risico betreft. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaal zal de rechtbank dus het bedrag van € 190,- toewijzen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.19.
De benadeelde partij [naam 55]
De benadeelde partij [naam 55] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.20.
De benadeelde partij [naam 56]
De benadeelde partij [naam 56] vordert een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.21.
De benadeelde partij [naam 57]
De benadeelde partij [naam 57] vordert een bedrag van € 3.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële schade (auto) en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling.
De verdediging heeft betoogd dat de vordering niet is ondertekend door iemand die gemachtigd is door [bedrijfsnaam 1] B.V. De vordering van een benadeelde partij die een rechtspersoon is, zal door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger moeten worden ingesteld. De vertegenwoordiging kan volgen uit de wet (Boek 2 BW), de statuten van de rechtspersoon en/of uit een volmacht. Als een persoon die verbonden is aan de rechtspersoon namens de rechtspersoon een vordering instelt en uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) of een uittreksel van de Kamer van Koophandel duidelijk is dat deze persoon een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon dan is een machtiging niet nodig, want deze persoon is geen derde. In dergelijke gevallen mag van de Hoge Raad al snel worden aangenomen dat die persoon bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen. Dit alles geldt ook indien door de benadeelde geen stukken zijn overgelegd waaruit expliciet van de bevoegdheid blijkt. De achterliggende gedachte is dat de interne vertegenwoordigingsregeling van de rechtspersoon strekt ter bescherming van de belangen van de rechtspersoon zelf. Zij strekken dus niet ter bescherming van de belangen van de verdachte, zodat die zich er niet al te gemakkelijk op kan beroepen. De vordering tot schadevergoeding is – blijkens het voegingsformulier - ingediend door E.F.H. Posthumus. Posthumus heeft namens [bedrijfsnaam 1] B.V. aangifte gedaan bij de politie en daarbij verklaard dat hij directeur is en dat hij bevoegd is om aangifte te doen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat Posthumus bevoegd is om namens [bedrijfsnaam 1] B.V. de vordering in te dienen.
De omvang van de schade is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een expertiserapport van Dekra Automotive van 6 maart 2024. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de het gepleegde openlijke geweld ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft als proceskosten een bedrag van € 2.057,71 opgevoerd, berekend aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begroot de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven op € 1.929,- (1 punt x liquidatietarief V). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.23.
De benadeelde partij [naam 58]
De benadeelde partij [naam 58] vordert een bedrag van € 5.524,42,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat in het rapport van 21 maart 2024 wordt vermeld dat het om schade door een aanrijding zou gaan. De door de benadeelde partij ingediende stukken roepen daarnaast ook vragen op over de hoogte van het vastgestelde schadebedrag en een eventuele uitkering door de verzekering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 63, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feiten 1 en 2
de eendaadse samenloop van
de eendaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
28 (ACHTENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
9 (NEGEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
- nr. 69: Nationale Politie
- nr. 71: [naam 43]
- nr. 74: [naam 46]
- nr. 75: [naam 47]
- nr. 79: [naam 51]
- nr. 85: [naam 57]
- nr. 72: [naam 44]
- nr. 80: [naam 52]
- nr. 87: [naam 58]
veroordeelt de benadeelde partijen Nationale Politie, [naam 43] , [naam 46] , [naam 47] , [naam 51] , [naam 57] , [naam 44] , [naam 52] en [naam 58] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
niet-ontvankelijkverklaring van benadeelde partij [naam 55] (geen gevorderd bedrag)
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 55] (nr. 83) niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen integraal toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 3]
- nr. 14: [naam 4]
- nr. 18: [naam 5]
- nr. 19: [naam 6]
- nr. 24: [naam 7]
- nr. 25: [naam 8]
- nr. 26: [naam 9]
- nr. 27: [verbalisant]
- nr. 28: [naam 10]
- nr. 29: [naam 11]
- nr. 30: [naam 12]
- nr. 31: [naam 13]
- nr. 32: [naam 14]
- nr. 33: [naam 15]
- nr. 34: [naam 16]
- nr. 35: [naam 17]
- nr. 36: [naam 18]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 19]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 20]
- nr. 8: [naam 21]
- nr. 9: [naam 22]
- nr. 10: [naam 23]
- nr. 12: [naam 24]
- nr. 13: [naam 25]
- nr. 20: [naam 26]
- nr. 21: [naam 27]
- nr. 22: [naam 28]
- nr. 23: [naam 29]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 64: [naam 30]
€ 700,-
- nr. 1: [naam 31]
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
- nr. 63: [naam 38]
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
€ 3.000,-
- nr. 17: [naam 39] 41
€ 5.000,-
- nr. 2: [naam 40]
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 67: [naam 41] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 81: [naam 53] € 847,-
- nr. 84: [naam 56] € 2.800,-
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 48] (nr. 76) toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente:
- over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024; en
- over een bedrag van € 823,- vanaf 31 maart 2025,
beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] B.V. (nr. 86) toe tot een bedrag van € 128.271,04 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op
€ 1.929,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 70: [naam 42] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 45] € 75,-
- nr. 77: [naam 49] € 239,50
- nr. 82: [naam 54] € 190,-
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 54] af voor zover deze vordering ten aanzien van schade aan een kinderzitje het bedrag van € 100,- te boven gaat;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 50] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van de genoemde bedragen voor zover die betrekking hebben op natuurlijk personen (namelijk de hierna genoemde benadeelde partijen), vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
nr. 1: [naam 31] 3 dagen,
nr. 2: [naam 40] 21 dagen,
nr. 3: [naam 20] 2 dagen,
nr. 4: [naam 3] 2 dagen,
nr. 5: [naam 32] 3 dagen,
nr. 6: [naam 33] 3 dagen,
nr. 7: [naam 34] 3 dagen,
nr. 8: [naam 21] 2 dagen,
nr. 9: [naam 22] 2 dagen,
nr. 10: [naam 23] 2 dagen,
nr. 11: [naam 35] 3 dagen,
nr. 12: [naam 24] 2 dagen,
nr. 13: [naam 25] 2 dagen,
nr. 14: [naam 4] 2 dagen,
nr. 15: [naam 36] 3 dagen,
nr. 16: [naam 37] 3 dagen,
nr. 17: [naam 39] 2 dagen,
nr. 18: [naam 5] 2 dagen,
nr. 19: [naam 6] 2 dagen,
nr. 20: [naam 26] 2 dagen,
nr. 21: [naam 27] 2 dagen,
nr. 22: [naam 28] 2 dagen,
nr. 23: [naam 29] 2 dagen,
nr. 24: [naam 7] 2 dagen,
nr. 25: [naam 8] 2 dagen,
nr. 26: [naam 9] 2 dagen,
nr. 27: [verbalisant] 2 dagen,
nr. 28: [naam 10] 2 dagen,
nr. 29: [naam 11] 2 dagen,
nr. 30: [naam 12] 2 dagen,
nr. 31: [naam 13] 2 dagen,
nr. 32: [naam 14] 2 dagen,
nr. 33: [naam 15] 2 dagen,
nr. 34: [naam 16] 2 dagen,
nr. 35: [naam 17] 2 dagen,
nr. 36: [naam 18] 2 dagen,
nr. 37: 3254616 2 dagen,
nr. 38: 3254628 2 dagen,
nr. 39: 3254839 2 dagen,
nr. 40: 3254852 2 dagen,
nr. 41: 3254857 4 dagen,
nr. 42: 3254869 2 dagen,
nr. 43: 3254922 3 dagen,
nr. 44: 3255764 2 dagen,
nr. 45: 3255767 3 dagen,
nr. 46: 3256007 2 dagen,
nr. 47: 3256014 2 dagen,
nr. 48: 3256065 2 dagen,
nr. 49: 3256279 2 dagen,
nr. 50: 3256298 2 dagen,
nr. 51: 3256309 2 dagen,
nr. 52: 3256357 2 dagen,
nr. 53: 3256367 2 dagen,
nr. 54: 3256593 2 dagen,
nr. 55: 3256600 2 dagen,
nr. 56: 3256945 2 dagen,
nr. 57: 3257688 2 dagen,
nr. 58: 3258166 2 dagen,
nr. 59: 3259023 2 dagen,
nr. 60: 3259472 2 dagen,
nr. 61: 3260529 2 dagen,
nr. 62: 3272822 2 dagen,
nr. 63: [naam 38] 3 dagen,
nr. 64: [naam 30] 2 dagen,
nr. 65: Tp302 2 dagen,
nr. 66: [naam 19] 2 dagen,
nr. 67: [naam 41] 2 dagen,
nr. 70: [naam 42] 87 dagen,
nr. 73: [naam 45] 1 dag,
nr. 76: [naam 48] 4 dagen,
nr. 77: [naam 49] 1 dag,
nr. 81: [naam 53] 4 dagen,
nr. 82: [naam 54] 1 dag,
nr. 84: [naam 56] 12 dagen,
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus en mr. E. Scholten, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1 t/m 62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1 t/m 789) en het persoonsdossier verdachte [de verdachte] , met het onderzoeksnummer DH6R021005, (doorgenummerd pagina 1 t/m 161).
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 33 en 35 (algemeen dossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2024, p. 51 (algemeen dossier).
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2024, p. 51 (algemeen dossier).
5.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 45 (aangiftendossier).
6.Proces-verbaal van relaas [naam 60] , opgemaakt op 29 april 2024, p. 8 van het relaas (algemeen dossier).
7.Proces-verbaal van aangifte [naam 61] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 176 (aangiftendossier).
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 4] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 146-148 (aangiftendossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 6, 7 en 8 (algemeen dossier).
10.Proces-verbaal van aangifte [naam 32] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 100 en 101 (aangiftendossier).
11.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 februari 2024, p. 200 (aangiftendossier).
12.Proces-verbaal van aangifte [naam 61] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 178 (aangiftendossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 7 (algemeen dossier).
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
15.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 maart 2024, p. 138 (aangiftendossier).
16.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 291 (aangiftendossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2024, p. 55 en 56 (algemeen dossier).
18.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
19.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] , opgemaakt op 29 maart 2024, p. 62 (aangiftendossier).
20.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 februari 2024, p. 247 (aangiftendossier).
21.Proces-verbaal van relaas [naam 60] , opgemaakt op 29 april 2024, p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 250 (aangiftendossier).
23.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 25] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
24.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 7 en 8 (algemeen dossier).
25.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17 en 18 (algemeen dossier).
26.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 602-603 (aangiftendossier).
27.Proces-verbaal van aangifte [naam 64] namens [naam 65] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 737 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van relaas [naam 60] , opgemaakt op 29 april 2024, p. 10 van het relaas (algemeen dossier).
29.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 19 april 2024, p. 56 (algemeen dossier).
30.Proces-verbaal van aangifte [naam 66] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 28 februari 2024, p. 604 (aangiftendossier).
31.Proces-verbaal van aangifte [naam 67] namens de Nationale Politie, opgemaakt op 28 februari 2024, p. 596 (aangiftendossier).
32.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] namens de Politie Eenheid Den Haag, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 524 (aangiftendossier).
33.Proces-verbaal van aangifte [naam 69] namens [bedrijfsnaam 2] Bv, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 743 en 744 (aangiftendossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 42] , opgemaakt op 19 februari 2024, p. 653 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van aangifte [naam 46] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 682 (aangiftendossier).
36.Proces-verbaal van aangifte [naam 70] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 659 (aangiftendossier).
37.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 44 t/m 49 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 56 t/m 59 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2024, p. 52 (algemeen dossier).
40.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 58 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van aangifte [naam 35] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 186 (aangiftendossier).
42.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
43.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 171 (aangiftendossier).
44.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 450 (aangiftendossier).
45.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 471 en 472 (aangiftendossier), alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering als benadeelde partij van verbalisant 3254857).
46.Proces-verbaal van aangifte [naam 40] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 214 (aangiftendossier).