ECLI:NL:RBDHA:2025:5235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24-11151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting

Op 28 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 24/11151. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoeker, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van uitzetting gedurende de behandeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om asiel. De zitting vond plaats op 21 november 2024, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum, aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat het beroep van de verzoeker gegrond is verklaard. Dit betekent dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht was. Als gevolg hiervan is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11151

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. N.B. Swart)
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister
(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker tot het treffen van de voorlopige voorziening om gedurende de behandeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag niet te worden uitgezet.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag [2] heeft de rechtbank op het beroep van verzoeker gegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
3. Nu het beroep gegrond is verklaard, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,- (één punt voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening, met een waarde van
€ 907,- per punt).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.AWB 24/11150.