ECLI:NL:RBDHA:2025:5221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
25-2731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse nationaliteit met betrekking tot Koerdische discriminatie en inreisverbod

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 19 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 15 januari 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 14 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielmotieven van eiser, waaronder discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit, niet geloofwaardig acht. Eiser heeft eerder in Nederland verbleven, maar zijn verklaringen over de vrees voor vervolging zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als landverrader wordt gezien en dat de door hem ondervonden discriminatie niet leidt tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank verklaart het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond en het beroep tegen het inreisverbod niet-ontvankelijk, omdat de minister dit besluit heeft ingetrokken. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.2731
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. M. Erik), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Turkse nationaliteit en is geboren op [1985]. Eiser heeft op 19 juni 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (NL25.2732), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A. Dogan als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond en het beroep tegen het inreisverbod niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding en asielrelaas
5. Eiser heeft eerder van 2011 tot 2017 in Nederland verbleven en is daarna teruggereisd naar Turkije. Eiser stelt dat hij op 22 november 2022 weer naar Nederland is gereisd. Op 5 juni 2023 is eiser door de politie staande gehouden en opgehouden op grond van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, ter vaststelling van zijn identiteit,
nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Eiser heeft op 5 juni 2023 een terugkeerbesluit opgelegd gekregen met de verplichting om binnen een termijn van vier weken Nederland en het grondgebied van de Europese Unie te verlaten en terug te keren naar Turkije. Eiser heeft vervolgens op 19 juni 2023 een asielaanvraag ingediend. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij behoort tot de Koerdische bevolkingsgroep (de [stam]-stam) die in Turkije wordt onderdrukt en hij daarom als Koerd in Turkije niet veilig is. Ook verklaart eiser dat hij Turkije heeft verlaten vanwege de scheiding van zijn ex-vrouw.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Discriminatie vanwege Koerdische etniciteit;
Dat eiser als landverrader wordt gezien.
6.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst en discriminatie vanwege Koerdische etniciteit geloofwaardig. De minister vindt het niet geloofwaardig dat eiser als landverrader wordt gezien. Volgens de minister vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser heeft dit asielmotief pas in de correcties en aanvullingen aangedragen. Tijdens het nader gehoor heeft hij niet gezegd dat hij zou zijn geregistreerd als landverrader, maar heeft hij juist verklaard voor niemand te vrezen en geen problemen te hebben gehad. Volgens de minister had het voor de hand gelegen dat eiser over die gestelde registratie als landverrader zou hebben verklaard, zeker aangezien die registratie volgens eiser een paar weken vóór het nader gehoor zou hebben plaatsgevonden.
6.2.
De minister vindt dat uit eisers verklaringen verder niet blijkt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Niet is gebleken dat de discriminatie vanwege de Koerdische etniciteit een dusdanig ernstige beperking van de leefomstandigheden oplevert of het onmogelijk maakt voor eiser om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Ook heeft eiser verklaard bij terugkeer voor niemand te vrezen. Daarnaast werpt de minister eiser tegen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en daarvoor geen goede verklaring heeft. De minister wijst de asielaanvraag daarom af als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder f en h, van de Vreemdelingenwet 2000.
6.3.
De minister verleent eiser geen reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, omdat eiser onvoldoende concreet heeft gemaakt dat hij een relatie in Nederland heeft.
De geloofwaardigheidsbeoordeling van asielmotief 3
7. Eiser voert aan dat de minister in het bestreden besluit gelooft dat eiser niet kon toelichten waarom hij als landverrader wordt gezien, omdat hij dit niet weet. Eiser stelt dat, nu de minister een onderdeel gelooft, de andere elementen ook worden geloofd. Dit asielmotief is daarom geloofwaardig.
8. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat de minister het asielmotief ongeloofwaardig vindt. In het bestreden besluit staat weliswaar dat de minister meegaat in de toelichting van eiser dat hij niet weet waarom hij als landverrader wordt gezien, maar er
staat ook duidelijk dat dit niet opweegt tegen de overige punten waarom dit asielmotief als ongeloofwaardig wordt beschouwd. De minister heeft eiser namelijk ook tegengeworpen dat hij dit asielmotief pas in de correcties en aanvullingen heeft aangedragen, dat hij heeft verklaard voor niemand te vrezen en heeft verklaard dat hij geen problemen heeft gehad met de Turkse autoriteiten. De gemachtigde van eiser heeft bovendien op zitting desgevraagd niet nader kunnen toelichten waarom de beoordeling van de geloofwaardigheid gelet op deze tegenwerpingen niet juist zou zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als landverrader wordt gezien.
De risicobeoordeling en zwaarwegendheid van asielmotief 1 en 2
9. Eiser stelt dat hij meer naar voren heeft gebracht dan het enkel zijn van Koerd. Hij heeft voorbeelden genoemd over de discriminatie en heeft ook gezegd dat hij sympathiseert met [A]. Eiser stelt dat hij een politiek bewuste Koerd is en daarom meer risico loopt dan een regeringsgezinde Koerd. Op de zitting heeft (de gemachtigde van) eiser toegelicht dat het eiser erom gaat te onderstrepen dat hij zich niet vrij voelt als Koerd in Turkije. Verder voert eiser aan dat hij een risico loopt op vervolging, omdat hij in Nederland verblijft en omdat de Turkse autoriteiten weten dat hij hier asiel heeft aangevraagd, aangezien hij zich heeft gemeld bij het consulaat om huwelijksdocumenten te verkrijgen waarbij hij zijn W- document heeft laten zien. Ook voert eiser aan dat de problemen van zijn vader onvoldoende meegewogen.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde vrees voor vervolging en voor een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat, hoewel eiser als Koerd is gediscrimineerd, niet is gebleken dat de door eiser ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de leefomstandigheden opleverde of het onmogelijk maakte voor eiser om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij toegang had tot onderwijs, hij had tot zijn vertrek uit Turkije werk, een woning en toegang tot medische zorg. Ook heeft eiser verklaard dat hij voor niemand heeft te vrezen. De rechtbank overweegt verder dat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij nooit problemen heeft gehad vanwege zijn politieke overtuiging en nooit politieke activiteiten heeft bedreven. De rechtbank stelt vast dat nergens uit blijkt dat eiser sympathiseert met [A]. De enkele stelling van eiser in beroep dat hij sympathiseert met [A] is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Dat geldt ook voor de niet onderbouwde stelling van eiser dat hij vanwege het verleden van zijn vader een risico loopt op vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Dat eiser vanwege het tonen van zijn W-document in de negatieve belangstelling zou staan heeft eiser ook geenszins aannemelijk gemaakt.
Verblijfsvergunning regulier
11. Eiser stelt dat de minister ten onrechte zijn relatie niet aannemelijk acht. Eiser heeft toegelicht waarom hij niet over zijn relatie heeft verklaard. Hij wilde eerst met zijn partner overleggen en heeft daarna de gevraagde informatie gegeven. Eiser wil graag trouwen. Hij heeft documenten aangevraagd bij de Turkse autoriteiten en hij heeft contact gehad met de gemeente om het huwelijk in te plannen. Eiser en zijn partner zijn in afwachting van eisers
geboorteakte. Eiser heeft in beroep afspraakbevestigingen van de gemeente en het consulaat overgelegd.
12. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiser onvoldoende informatie heeft overgelegd om vast te stellen dat hij daadwerkelijk een relatie heeft. De minister heeft zich op zitting op het standpunt gesteld dat ook met het overleggen van de afspraakbevestigingen van de gemeente en het consulaat niet kan worden vastgesteld of eiser daadwerkelijk een relatie heeft. Het enkele feit dat eiser zich samen met iemand anders heeft aangemeld om te gaan trouwen is daartoe onvoldoende. Eiser heeft geen andere bewijsstukken, zoals foto’s, conversaties of een bewijs van een gezamenlijke huishouding, ter onderbouwing overgelegd. De rechtbank volgt de conclusie van de minister dat eiser met het overleggen van de afspraakbevestigingen niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een daadwerkelijke relatie. De minister heeft er op zitting nog op gewezen dat het eiser vrij staat om een reguliere aanvraag in te dienen indien hij beschikt over meer bewijsstukken.
Inreisverbod
13. De rechtbank stelt vast dat de minister op de zitting het besluit voor zover dat ziet op het inreisverbod heeft ingetrokken, omdat de in het terugkeerbesluit van 5 juni 2023 opgelegde vertrektermijn van vier weken nog niet is verstreken in verband met de schorsende werking van het indienen van de asielaanvraag binnen deze vertrektermijn en de huidige procedure. Omdat het besluit voor zover dat ziet op het inreisverbod is ingetrokken, heeft eiser geen (proces)belang meer bij een inhoudelijk oordeel hierover. Dat betekent dat wat eiser hierover had aangevoerd, niet meer hoeft te worden besproken en dat de rechtbank het beroep voor zover dat ziet op het inreisverbod niet-ontvankelijk verklaart vanwege het ontbreken van het procesbelang.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is in zoverre ongegrond.
15. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het inreisverbod, is niet-ontvankelijk, omdat de minister het inreisverbod heeft ingetrokken en eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel hierover.
16. De rechtbank ziet in wat onder rechtsoverweging 13 is overwogen aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. Eerst op de zitting heeft de minister namelijk het inreisverbod ingetrokken. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.