ECLI:NL:RBDHA:2025:5167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
NL24.47472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet tijdig, proceskostenveroordeling na alsnog genomen besluit

In deze zaak heeft eiseres op 13 oktober 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, welke door de minister op 4 november 2024 is afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend. De minister heeft op 5 februari 2025 het besluit ingetrokken en een proceskostenvergoeding van € 907,- aangeboden. Eiseres heeft op 7 februari 2025 aangegeven dat er nog geen uitsluitsel was over een nieuw besluit en heeft verzocht om het beroep aan te merken als een beroep wegens niet tijdig beslissen. De minister heeft op 10 februari 2025 ingestemd met deze wijziging. Op 27 februari 2025 heeft de minister de asielaanvraag alsnog ingewilligd en een verblijfsvergunning toegekend voor de periode van 22 oktober 2022 tot 22 oktober 2027. Eiseres heeft op 4 maart 2025 laten weten dat zij zich kan vinden in dit besluit en heeft het beroep ingetrokken onder voorwaarde van een proceskostenvergoeding. De minister heeft echter op 13 maart 2025 aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding voor de handelingen na de intrekking van het besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep. Desondanks heeft de rechtbank besloten een proceskostenvergoeding vast te stellen, omdat de petitumwijziging als een proceshandeling wordt beschouwd. De vergoeding is vastgesteld op € 226,75. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: A. Sap).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 13 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning. De minister heeft de aanvraag met het besluit van 4 november 2024 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep aangetekend. De minister heeft het besluit bij brief van 5 februari 2025 ingetrokken en zich bereid verklaard eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen van € 907,- (voor het indienen van het beroepschrift). Eiseres heeft de rechtbank op 7 februari 2025 laten weten dat uit overleg was gebleken dat de minister nog geen uitsluitsel kon geven wanneer een nieuw besluit zou worden genomen. Eiseres heeft daarop verzocht het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag door middel van petitumwijziging aan te merken als een beroep wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. De minister heeft bij brief van 10 februari 2025 ingestemd met deze petitumwijziging.
1.1.
Met het besluit van 27 februari 2025 heeft de minister de asielaanvraag alsnog ingewilligd en eiseres een verblijfsvergunning asiel toegekend voor de periode van
22 oktober 2022 tot 22 oktober 2027.
1.2.
Eiseres heeft de rechtbank op 4 maart 2025 bericht dat zij zich in dit besluit kan vinden. Eiseres heeft het beroep daarna ingetrokken onder voorwaarde dat de minister een proceskostenvergoeding betaalt voor de proceshandelingen petitumwijzing en reactie op het standpunt van de minister daaromtrent. Eiseres heeft verzocht om een proceskostenvergoeding met factor 0,25 (zeer licht). De minister heeft de rechtbank op 13 maart 2025 laten weten geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding voor de handelingen die de gemachtigde heeft verricht nadat het bestreden besluit was ingetrokken.
1.3.
Door de petitumwijziging betreft het beroep alleen nog het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiseres. Omdat het beroep onder voorwaarde is ingetrokken en niet aan de voorwaarde is voldaan, is geen sprake van een ingetrokken beroep. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen op dit beroep en op het verzoek om een proceskostenvergoeding.
1.4.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de rechtbank eerder al een door eiseres ingediend beroep niet tijdig beslissen gegrond heeft verklaard. De maximale dwangsom is toen al verbeurd. Een nieuwe ingebrekestelling is dan niet vereist.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister na de petitumwijziging alsnog een besluit heeft genomen en dat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat eiseres heeft geen procesbelang meer heeft bij het beroep omdat alsnog een besluit is genomen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4.2.
De rechtbank ziet aanleiding om een proceskostenvergoeding vast te stellen omdat de gemachtigde van eiseres een met een beroepschrift te vergelijken petitumwijzing heeft ingediend en partijen daar nog over en weer op hebben gereageerd. Eiseres had er ook voor kunnen kiezen om, direct na de intrekking van het besluit van 4 november 2024, een afzonderlijk beroep niet tijdig beslissen in te dienen. In dat geval zou zij, nadat de minister alsnog had beslist, ook een proceskostenvergoeding hebben gekregen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de petitumwijziging voor de bepaling van de proceskostenvergoeding te beschouwen als een proceshandeling waarvoor een vergoeding verschuldigd is. De wegingsfactor is conform het verzoek van eiseres op 0,25 gesteld. De vergoeding bedraagt dan 0,25 x € 907 = € 226,75. Verder zijn geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 226,75 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.