ECLI:NL:RBDHA:2025:5117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
09/039484-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan bewijs van dwang

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De tenlastelegging betrof incidenten die zich zouden hebben voorgedaan tussen 1 september 2022 en 8 januari 2023, waarbij de verdachte de vermeende slachtoffers zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. Tijdens de zitting op 14 maart 2025 heeft de officier van justitie, mr. S. Sleeswijk-Visser, gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P.C.M. van Es, pleitte voor vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het vermeende slachtoffer een relatie hadden en dat er regelmatig seksueel contact was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte dwang had uitgeoefend tijdens de seksuele handelingen. De verklaringen van het vermeende slachtoffer waren inconsistent en er was geen steunbewijs voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/039484-23
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , Suriname,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 14 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. J.P.C.M. van Es naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 8 januari 2023 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen) (telkens) brengen en/of duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam] ,
waarbij het geweld en/of de andere feitelijkheid en/of de bedreiging met geweld en/of de andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit het (meermalen) (telkens)
- ( op commanderende/dwingende toon) die [naam] opdracht geven om binnen te komen in zijn, verdachtes woning en/of plaats te nemen op zijn, verdachtes, bank en/of
- die [naam] (met kracht) op de bank te gooien, en/of
- ( met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam] brengen, en/of
- niet stoppen met en/of opnieuw verrichten van genoemde handeling(en) ondanks dat die [naam] (meermalen) aangaf dat ze het niet wilde en/of zich verweerde, en/of
- misbruik maken van het geestelijk overwicht dat verdachte had over die [naam] (op grond van de omstandigheid dat die [naam] lijdt aan (vergevorderde) dementie en/of een verstandelijke beperking en/of een zeer beïnvloedbare persoonlijkheid heeft) en/of van de vriendschappelijke gevoelens van die [naam] richting hem, verdachte (als gevolg waarvan die [naam] geen of onvoldoende weerstand kon en/of durfde (te) bieden tegen de opdrachten en/of handelingen van verdachte);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 8 januari 2023 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, met [naam] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (meermalen) (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam] , namelijk het brengen en/of duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, voor zover dit ziet op de gebeurtenissen van
3 januari 2023. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Vrijspraak
Op grond van de verklaringen van het vermeende slachtoffer (hierna: [naam] ) en de verdachte staat vast dat zij gedurende enkele jaren een relatie met elkaar hebben gehad, waarbij ook regelmatig sprake was van seksueel contact. Het primair tenlastegelegde, in samenhang met het dossier bezien, ziet op twee incidenten waarbij verkrachtingen zouden hebben plaatsgevonden, te weten op 3 september 2022 en 3 januari 2023. De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, om de navolgende redenen.
3 september 2022
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen zijn gekomen dat op deze datum tijdens het seksueel contact met [naam] sprake is geweest van dwang van de zijde van de verdachte en van verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken voor zover de tenlastelegging ziet op de gebeurtenis op
3 september 2022.
3 januari 2023
Vast staat dat [naam] op 3 januari 2023 naar het huis van de verdachte is gegaan om eten bij hem op te halen. De verdachte woonde in een bovenwoning en heeft aan [naam] gevraagd of zij naar boven kwam. Vervolgens hebben de verdachte en [naam] seks gehad op de bank. [naam] heeft nadien met haar zus gesproken over de seks, waarna de zoon van [naam] namens zijn moeder aangifte heeft gedaan.
Dat sprake is geweest van de ten laste gelegde dwangsituatie kan naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende worden vastgesteld. Verdachte heeft bij het verhoor van de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat het ging om vrijwillige seks. De verklaringen die [naam] heeft afgelegd tijdens het informatief zedengesprek van 9 januari 2023 en het studioverhoor van 17 januari 2023 en de andere bewijsmiddelen die zien op haar verklaringen over hetgeen zou zijn gebeurd op 3 januari 2023 bieden onvoldoende aanknopingspunten om buiten gerede twijfel vast te stellen dat sprake was van enige mate van dwang.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [naam] af dat de seksuele omgang pijnlijk was, maar niet dat zij de seks als onvrijwillig heeft ervaren of dat er een bepaalde mate van dwang zou zijn uitgeoefend door de verdachte. De rechtbank overweegt dat [naam] weliswaar tegen haar familie heeft gezegd dat zij ‘nee’ heeft geroepen tijdens de seks, maar juist daarover heeft ze niets verklaard tijdens het studioverhoor. In het dossier is hiervoor ook overigens geen steunbewijs aanwezig. De getuigenverklaringen van haar familie en de brieven die [naam] zelf geschreven heeft zijn immers alle gebaseerd op uitingen van [naam] zelf en vormen daarom geen steunbewijs.
Concluderend zal de rechtbank de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Over het subsidiair tenlastegelegde, dat ziet op dezelfde twee al genoemde incidenten, overweegt de rechtbank als volgt. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is namelijk niet vast komen te staan dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een psychogeriatrische stoornis waardoor [naam] omtrent het seksuele contact op 3 september 2022 en 3 januari 2023 niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank zal de verdachte dus ook van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.R. van Hattum, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. S.S. Buisman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.K.M. Hanssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2025.