ECLI:NL:RBDHA:2025:507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/09/667142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling voor boekhoudkundige werkzaamheden en onverschuldigde betaling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat het geschil tussen [naam 1] en [bedrijfsnaam 1] centraal. [naam 1] heeft van 2010 tot 2024 boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor [bedrijfsnaam 1] op basis van mondelinge overeenkomsten. De kern van het geschil betreft de afspraken over de betaling voor deze werkzaamheden. [naam 1] vordert betaling van € 43.123,19, terwijl [bedrijfsnaam 1] betwist dat er recht op deze betaling bestaat en stelt dat [naam 1] teveel aan zichzelf heeft overgemaakt. De rechtbank heeft partijen opgedragen bewijs te leveren van hun stellingen omtrent de gemaakte afspraken. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling. De rechtbank heeft de partijen en hun advocaten in overweging gegeven om nadere afspraken te maken over de wijze van bewijslevering. De zaak is naar de rol verwezen voor uitlating door [naam 1] over de wijze waarop zij het vereiste bewijs wil leveren. De rechtbank heeft ook de vorderingen in reconventie van [bedrijfsnaam 1] behandeld, waarin zij stelt dat [naam 1] tekort is geschoten in haar verplichtingen en vordert schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: C/09/667142 / HA ZA 24-467
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[naam 1],
handelend onder de naam [handelsnaam], te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. R.V. van den Wildenberg, te Druten,
tegen
[bedrijfsnaam 1] B.V.te Leiden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. D.J.D. Beerenfenger, te Leiden.
Partijen worden hierna [naam 1] en [bedrijfsnaam 1] genoemd.

1.De zaak in het kort

[naam 1] heeft vanaf 2010 tot 2024 boekhoudkundige werkzaamheden voor [bedrijfsnaam 1] verricht op basis van mondelinge overeenkomsten van opdracht. Ter discussie staat welke afspraken partijen hebben gemaakt over de betaling voor deze werkzaamheden. Volgens
[naam 1] heeft zij ingevolge de volgens haar gemaakte afspraken nog het in conventie gevorderde bedrag van [bedrijfsnaam 1] tegoed. [bedrijfsnaam 1] betwist dat en betoogt dat [naam 1] gelet op tussen partijen gemaakte afspraken, teveel aan zichzelf heeft gemaakt, zodat [bedrijfsnaam 1] daarom juist nog een vordering op [naam 1] heeft op grond van onverschuldigde betaling ter hoogte van het in reconventie gevorderde geldbedrag. De rechtbank draagt partijen bewijs op van hun stellingen omtrent de gemaakte afspraken en houdt iedere verdere beslissing aan.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
- de dagvaarding van 27 mei 2024, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 18 september 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte aanvullende producties van [bedrijfsnaam 1], met producties 18 tot en met 22;
- de akte vermeerdering van eis van [naam 1], met productie 7.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij waren (vertegenwoordigers van) partijen en hun advocaten aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen vragen van de rechtbank beantwoord en hun standpunten verder toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er ter zitting is besproken.
2.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[naam 1] heeft als zelfstandige zonder personeel (zzp-er) vanaf 2010 tot 2024 boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor [bedrijfsnaam 1] en twee aan [bedrijfsnaam 1] gelieerde ondernemingen ([bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V.). Zij verzorgde de volledige administratie voor deze vennootschappen, maakte daarnaast jaarstukken (balansen) op en heeft vier aanvragen voor een tegemoetkoming op grond van de noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) voor [bedrijfsnaam 1] verzorgd.
3.2.
Partijen hebben mondeling afgesproken welke vergoeding [naam 1] voor de door haar verrichte werkzaamheden zou ontvangen. De afspraken zijn met [naam 1] gemaakt door [naam 2] (directeur-grootaandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] tot 28 oktober 2010) en nadien (ook) door diens zoon [naam 3] (directeur-grootaandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] vanaf 28 oktober 2010).
3.3.
[naam 1] heeft de vergoeding voor haar werkzaamheden altijd naar zichzelf overgemaakt vanaf de bankrekening van [bedrijfsnaam 1]. Over de jaren 2010 tot en met 2022 was dit bij benadering een totaalbedrag van ruim € 400.000,-.
3.4.
In een aan [naam 3] gerichte brief van 31 oktober 2022 heeft [naam 1] onder meer het volgende geschreven:
“Hierbij doe ik u toekomen volgens afspraak prijsvoorstel financiele werkzaamheden:
Jaarrekeningen:
Opstellen Jaarstukken
Deponering KVK
Indienen VPB aangifte belasting
[bedrijfsnaam 2] BV
Van [bedrijfsnaam 4] BV
R. [bedrijfsnaam 3] BV
Totaal prijs € 4.750,-
(…)
Bijstand boekhoudkundige handelingen uurtarief van € 70,--
Bijstand dagelijkse administratieve handelingen uurtarief van € 60,--.
Werkzaamheden:
Wekelijkse administratie (…)
Boekhoudkundige verwerking dagelijkse administratie (…)
Salarisadministratie: [bedrijfsnaam 3] BV
[bedrijfsnaam 2] BV
(…)”
3.5.
Vanaf 2023 heeft [bedrijfsnaam 1] gebruik gemaakt van een nieuw boekhoudprogramma (Gripp) en heeft de zoon van [naam 3], [bedrijfsnaam 2], het doen van de boekhouding deels van [naam 1] overgenomen.
3.6.
Per e-mailbericht van 20 april 2023 heeft [naam 3] aan [naam 1] geschreven:
“Beste Ellen,
Ik heb vier weken geleden een mail gestuurd en gevraagd om een overzicht te maken van jou gedane werk wat nog niet is betaald.
Van alle betalingen die we doen moet een factuur in het Gripp systeem komen.”
3.7.
[naam 1] heeft daarop als volgt gereageerd met een aan [naam 3] gericht e-mailbericht van 20 april 2023:
“Hi
Dit had ik al van Bastiaan gehoord maar ik heb jou uitgelegd dat het voor mij nu echt niet te doen is om dit in deze maand te doen
De rekening van maandelijks tm dec 2022 betreft een vast bedrag uit volgens mij 2020 voor verzorging van de boekhouding maandelijks
Ik kan pas vanavond de rekening voor deze maand maken, als jullie deze op papier willen hebben. Voor gripp is dat niet noodzakelijk want er zijn meer vaste kosten die niet via inkoop boeking worden geboekt, maar dit alleen als bijzaak.
De achterstand van jaarverslagen en NOW van 4 perioden is een ander verhaal , daar moet de agenda aan te pas komen. En daar heb ik op dit moment niet de tijd voor. Ook jouw boekhouding nu , heb ik als prioriteit gesteld voor deze maand, boven een moment te pakken om dit te gaan maken, sorry ik dacht na ons gesprek dat jij daar begrip voor had.”
3.8.
Per e-mailbericht van 23 maart 2023 heeft [naam 3] het volgende aan [naam 1] bericht:
“Beste Ellen
Jij hebt werk verricht voor [bedrijfsnaam 1] waar wij geen facturen / overzicht / van hebben, kan je met een opgave komen zodat er in elk geval wat
Op papier staat.”
3.9.
Op 29 november 2023 is aan [naam 1] meegedeeld dat een andere boekhouder (Staal MKB Advies, hierna: Staal) vanaf 2024 de gehele boekhouding zou gaan doen. In een e-mailbericht van 29 november 2023 van [naam 3] aan [naam 1] is onder meer vermeld:
“Per 1 januari 2024 stopt [bedrijfsnaam 1] met zijn boekhouding die door jou bedrijf wordt verzorgd. Het is je bekend dat [bedrijfsnaam 1] een liquiditeitsprobleem heeft en dat betekent dat we op alles moeten gaan bezuinigen. Het is nu al vier keer voorgekomen dat we een factuur van jou niet op tijd kunnen betalen. Daarnaast willen we de zaken de komende jaren anders aanpakken. (…) Om de samenwerking netjes af te ronden vraag ik je om de volgende informatie (…) over te dragen:
Alle inkomende en uitgaande facturen van onze organisatie die jij in jouw archief hebt;
Alle facturen die jij aan onze organisatie hebt gestuurd. Wij hebben slechts de facturen van de afgelopen paar maanden in ons bezit.
Afspraken over de RC van [naam 3] met de belastingdienst .
Alle andere correspondentie met de belastingdienst.
Wanneer kan jij alle jaarcijfers over 2022 afronden.
Personeel administratie.
(…) Tot slot zou ik graag een overzicht hebben van de kosten die we nog aan jou moeten voldoen. Ik wil je bedanken voor je inzet en samenwerking.
(…)”
3.10.
Op 30 november 2023 heeft [naam 1] aan [bedrijfsnaam 1] negen facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 31.023,19 (incl. btw). Deze facturen zien op:
  • dagelijkse werkzaamheden in de periode van mei 2023 tot en met december 2023 (€ 18.876,-) en
  • het verzorgen van de jaarstukken over 2018-2022 (€ 12.147,19).
In die facturen zijn de werkzaamheden gefactureerd op basis van € 70,- per uur (excl. btw). Daarnaast zijn met deze facturen bedragen in rekening gebracht met als omschrijving ‘verrekening oude facturen’.
3.11.
In een e-mailbericht van 20 december 2023 van [naam 3] aan [naam 1] is onder meer vermeld:
“Voor de overdracht van de werkzaamheden naar Staal MKB Advies en de afwikkeling van de openstaande facturen zijn de volgende punten aan de orde:
1. Wij willen alle facturen ontvangen die jij aan ons hebt gestuurd de afgelopen jaren. Het gaat dan in ieder geval om de facturen waarvan jij stelt dat die nog niet zijn voldaan. (…)
5. Aangezien jij onze gehele administratie tot 2023 hebt meegenomen, zouden wij die graag terug willen. Kan jij die ons z.s.m. aanleveren want we hebben nu helemaal niets. (…)
7. Om onze goede wil te tonen zullen wij dit jaar nog € 5.000 overmaken. Nogmaals, het is ons er veel aan gelegen om de samenwerking netjes af te sluiten. (…)”
3.12.
In een e-mailbericht van 21 december 2023 schreef [naam 1] aan [bedrijfsnaam 1] onder meer:
“1. In de bijlagen vind je alle urenverantwoordingen (behorend bij de facturen) die je nodig hebt. Hieruit blijkt dat ik in de jaren 2019-2022 te weinig betaald heb gekregen voor de uren die ik heb gewerkt voor [bedrijfsnaam 1]. (…)
3. De opdracht tot het maken van de jaarstukken wordt aan het begin van ieder boekjaar door verlenging van onze samenwerking ook automatisch gegeven. De jaarcijfers voor 2022 heb ik gedurende het gehele jaar 2023 in orde gemaakt en deze zijn reeds klaar voor aangifte. (…)
5. In oktober 2022 is (…) besproken dat mijn werkzaamheden met ingang van 1 januari 2023 zouden worden gewijzigd, om zo de kosten voor [bedrijfsnaam 1] te kunnen drukken. Mijn werkzaamheden bestonden dus niet meer uit de volledige administratie van [bedrijfsnaam 1] voor het jaar 2023, maar uit het indienen van de Omzetbelasting-aangifte per kwartaal (…). Daarnaast was ik per 1 januari 2023 verantwoordelijk voor de loonadministratie (…).
6. De administratie werd door mij sinds 2015 op mijn persoonlijke account van Account View gevoerd, zodat het abonnement van [bedrijfsnaam 1] kon worden opgezegd (en zo kosten konden worden gedrukt). Om alles zo gemakkelijk en efficiënt mogelijk voor jullie te laten verlopen, zal Staal MKB Advies de administratie met het door [bedrijfsnaam 2] gebruikte boekhoudprogramma Gripp moeten koppelen, daarin staat de gevoerde boekhouding vanaf 1 januari 2023.
7. (…) Een aanbetaling van nog geen 20% van het totaalbedrag (…) vind ik dan ook absoluut geen reële wijze om deze samenwerking netjes af te sluiten. (…)”
3.13.
Per e-mailbericht van 12 februari 2024 heeft [naam 3] onder meer het volgende aan [naam 1] gemeld:
“Wij gaan hier niet uitkomen. Wij hebben inmiddels onderzoek laten doen naar de boekhouding van 2017 t/m 2023 en zijn erachter gekomen dat jij in 2017 € 51.985,66 naar jezelf hebt overgemaakt zonder facturen. Over de jaren daarna hebben we pas recent geantidateerde facturen van je ontvangen waarin het de vraag is of er nog BTW suppletie aan toegekend gaat worden. Conclusie uit dit onderzoek is dat wij in elk geval nog een aanzienlijk bedrag van jou over 2017 tegoed hebben plus eventuele kosten i.v.m. belasting betalingen/teruggaven. (…) Kort gezegd komt het erop neer dat wij nog een aanzienlijk bedrag van jou krijgen en niet andersom. Je hebt voorts ons vertrouwen ernstig geschaad en ons opgezadeld met een hoop werk en kosten om de boekhouding over de afgelopen jaren op orde te brengen. Dit is niet zonder fiscaal risico voor ons en voor jou. (…)”
3.14.
In een brief van 8 maart 2024 van [naam 3] aan Das Legal Services B.V. – die [naam 1] destijds bijstond – is onder meer vermeld:
“Wij betwisten dat mevrouw [naam 1] recht heeft op betaling van een negental facturen d.d. 30 november 2023. (…) De facturen van 30 november 2023 staan al geruime tijd ter discussie omdat er bedragen in geclaimd worden aangaande werkzaamheden die betrekking hebben op de jaren 2018 t/m 2021 en waarover mevrouw [naam 1] ons tot voor kort nimmer heeft geïnformeerd dat die nog gefactureerd moesten worden. Voorts zijn er nog steeds de nodige vragen over de door haar gevoerde administratie en de door haar geclaimde kosten en heeft een volledige overdracht van haar administratie nog steeds niet plaats gevonden terwijl daar al wel kosten voor in rekening zijn gebracht. Hieronder gaan we hier nader op in. (…) Nu mevrouw [naam 1] onlangs gekomen is met kosten die zij over de jaren 2018 t/m 2021 heeft gemaakt maar nog niet had gefactureerd, zijn wij de door haar gevoerde administratie verder gaan onderzoeken. Ook hebben wij haar gevraagd om facturen over de jaren 2019 t/m 2022. Op 19 januari 2024 is mevrouw [naam 1] per email gekomen met diverse geantidateerde facturen (declaraties) voor werkzaamheden die zij vanaf 2019 t/m 2023 heeft verricht maar niet had gefactureerd. Hoe zij dat administratief heeft verwerkt en of de BTW is teruggevraagd/verrekend is door ons met de beschikbare administratie niet te beoordelen. Waarom zij de facturen niet gestuurd heeft in de betreffende jaren, telkens nadat de werkzaamheden gereed waren of de betreffende perioden voorbij waren, is tevens onduidelijk. Ook de facturen van mevrouw [naam 1] over de jaren 2010 t/m 2018 ontbreken in onze administratie. Om beter inzicht te krijgen in de financiële stand van zaken hebben wij een overzicht gemaakt van alle betalingen vanaf bankrekening (…) van [bedrijfsnaam 1] (…) naar bankrekening (…) van mevrouw [naam 1]. (…) Uit het spreadsheet blijkt het volgende:
  • Dat de aan mevrouw [naam 1] gedane betalingen van 2014 t/m 2022 veel groter zijn dan hetgeen was afgesproken (€ 1.950,-- excl. BTW per maand plus € 3.500,-- excl. BTW per jaar).
  • Het jaartotaal van de onlangs door mevrouw [naam 1] ingediende declaraties veel lager is dan de daadwerkelijk door haar aan zichzelf gedane betalingen.
  • Dat betrouw [naam 1] nog een aanzienlijk bedrag verschuldigd is aan [bedrijfsnaam 1] (…).
Wij verzoeken mevrouw [naam 1] nogmaals dringend om een deugdelijke en complete administratie per 31-12-2022 van onze drie besloten vennootschappen over te dragen en de gerezen vragen te beantwoorden. (…)”
3.15.
In een e-mailbericht van 7 mei 2024 van Staal aan de advocaat van [naam 1] is onder meer vermeld:
“Ik heb de beginbalans kort doorgenomen en ik kan hier eigenlijk niets mee. Het eerste wat opvalt is dat er geen debiteuren/crediteuren zijn, terwijl er wel een post dubieuze debiteuren is opgevoerd. Na contact met [bedrijfsnaam 2] bleek dat er weldegelijk debiteuren zijn, wat ook gebruikelijk is bij een actieve besloten vennootschap. Dat geldt ook voor de crediteuren. Dit zijn essentiële posten in de balans! Graag verneem ik een reactie van mevrouw [naam 1].”
3.16.
In brieven van [naam 1] van 8 en 14 mei 2024, die per e-mail van 22 april 2024 aan Staal zijn verzonden, is onder meer vermeld:
“De heer R. van Gellecum heeft besloten om geen debiteuren/crediteuren meer te voeren. (…) Na advies te hebben ingewonnen bij de belastingdienst, werd besloten af te stappen op voeren deb/cred administratie. (…) Overgang naar Gripp per 1 jan. 23 was een mooi moment om weer terug te gaan naar deb/cred adm. (…) Dus er is geen Deb/Cred administratie aanwezig per 31 dec. 2022. Per 1 jan. 2023 wordt er weer gestart met deb/cred administratie, met de facturen te ontvangen en te betalen voor het boekjaar 2023. (…)”
3.17.
In een e-mailbericht van Staal van 14 mei 2024 is onder meer vermeld:
“(…) Verder kan je in de verslaggeving en boekhouding niet zomaar overstappen op het kasstelsel en [bedrijfsnaam 1] kan dat naar mijn weten ook niet doen. Zij is geen aangewezen ondernemer. Tijdens corona was het heel eenvoudig om uitstel van betaling van belastingen te krijgen, dus mochten klanten niet of te laat betalen dan wel uitstel mogelijk. (…)”
3.18.
In een e-mailbericht van [naam 1] van 4 november 2024 aan een medewerker van de belastingdienst is onder meer vermeld:
“Hier gaat iets helemaal fout ! Op dit moment ligt er een recht-zaak tussen [bedrijfsnaam 1] en mij wegens grote conflicten van betaling. Tot en met 2022 heb ik de Administratie en aangiften verzorgt. Hiervoor wil ik ook de zorg dragen indien er vragen van uw dienst zijn. Ik ben totaal bereid u op mijn kantoor te te ontvangen, daar alles bij mij aanwezig is en niet op de zaalbergweg [het adres van [bedrijfsnaam 1], toevoeging rb]. (…)”.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[naam 1] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – dat de rechtbank, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [bedrijfsnaam 1] veroordeelt tot betaling van € 43.123,19 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over
€ 31.023,19 inclusief btw vanaf 1 januari 2024 en over € 12.100 inclusief btw vanaf 4 december 2024, telkens tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
Aan de vordering van [naam 1] ligt het volgende ten grondslag. Partijen hebben de hierna onder 5.3 genoemde afspraken gemaakt over betaling. Kort gezegd komt dat neer op betaling per uur voor de dagelijkse administratie en vaste bedragen voor het opmaken van jaarstukken en het doen van de NOW-aanvragen (op no cure no pay basis). Op verzoek van [bedrijfsnaam 1] heeft [naam 1] vanaf 2021 maximaal € 1.950,- (excl. btw) in rekening gebracht en de rest telkens opgespaard tot een volgende factuur, waardoor een betalingsachterstand van € 31.023,19 (incl. btw) is ontstaan. [naam 1] vordert betaling van dit bedrag en daarnaast van een bedrag van € 12.100,- (incl. btw) vanwege het met succes verzorgen van de NOW-aanvragen.
in reconventie
4.3.
[bedrijfsnaam 1] vordert dat de rechtbank, bij voor zover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat [naam 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen tegenover [bedrijfsnaam 1] uit hoofde van de overeenkomsten van opdracht, althans dat zij haar zorgplicht heeft geschonden, en dat zij gehouden is de schade die [bedrijfsnaam 1] daardoor heeft geleden en lijdt te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[naam 1] veroordeelt tot betaling aan [bedrijfsnaam 1] van een bedrag van € 133.908,39 (incl btw) uit hoofde van onverschuldigde betaling, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
voor recht verklaart dat het op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van [bedrijfsnaam 1] te verlangen dat zij enige vergoeding aan [naam 1] betaalt voor de door [naam 1] verrichtte werkzaamheden en/of dat die vergoeding op nihil gesteld wordt;
[naam 1] gebiedt (een kopie van) de administratie van [bedrijfsnaam 1] van 2010 tot en met 2022 aan [bedrijfsnaam 1] af te geven;
alles met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
4.4.
[bedrijfsnaam 1] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [naam 1] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomsten van opdracht met [bedrijfsnaam 1], onder meer omdat een groot aantal van de declaraties/facturen van [naam 1] ontbreekt in de administratie van [bedrijfsnaam 1]. Er zijn slechts 7 facturen aanwezig, terwijl zij ruim € 400.000,- aan zichzelf heeft overgemaakt. Zij heeft niet gehandeld als van een goed opdrachtnemer mocht worden verwacht. Daarnaast heeft zij € 133.908,39 (incl. btw) teveel naar zichzelf overgemaakt. [bedrijfsnaam 1] onderbouwt dit met het als productie 12 overgelegde overzicht, dat door [naam 1] niet is betwist. [bedrijfsnaam 1] vordert dit bedrag terug op grond van onverschuldigde betaling. Tot slot heeft [naam 1] de gehele administratie tot en met 2022 op haar eigen account van boekhoudsysteem Account View gevoerd. Ook zijn in de corona periode stukken bij haar thuis afgegeven en zijn die zodoende in haar bezit. Ondanks meerdere verzoeken om teruggave, is de boekhouding nog niet door [bedrijfsnaam 1] ontvangen.
in conventie en reconventie
4.5.
Partijen hebben elkaars vorderingen gemotiveerd betwist en concluderen tot afwijzing daarvan. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
[naam 1] heeft van 2010 tot 2024 boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor [bedrijfsnaam 1]. Over de vergoeding van de werkzaamheden zijn mondelinge afspraken gemaakt. [naam 1] heeft de vergoeding voor haar werkzaamheden altijd aan zichzelf overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijfsnaam 1]. Tussen partijen is in geschil welke afspraken zijn gemaakt over de hoogte van de vergoeding voor de door [naam 1] verrichte werkzaamheden.
5.2.
[naam 1] vordert betaling voor verrichte werkzaamheden van € 43.123,19 (incl. btw). Dit bedrag ziet op:
  • negen facturen van 30 november 2023 voor een totaalbedrag van € 31.023,19 ter zake van (a) dagelijkse werkzaamheden in de periode van mei 2023 tot en met december 2023 (€ 18.876,-) en (b) het verzorgen van de jaarstukken over 2018-2022 (€ 12.147,19); en
  • (c) het met succes verzorgen van vier NOW-aanvragen op no cure no pay-basis (€ 12.100).
5.3.
[naam 1] stelt dat met [bedrijfsnaam 1] de volgende (mondelinge) afspraken zijn gemaakt over de vergoeding van haar werkzaamheden:
  • [naam 1] ontvangt vanaf 2010 € 65,- per uur (excl. btw) voor haar werkzaamheden. Vanaf medio 2019 is dit bedrag verhoogd tot € 70,- per uur (excl. btw).
  • [naam 1] ontvangt voor het opstellen van jaarstukken € 3.500,- (excl. btw) voor 2018-2021 en € 3.750,- (excl. btw) voor 2022.
  • [naam 1] brengt – in verband met de krappe financiële positie van [bedrijfsnaam 1] – vanaf januari 2021 maximaal € 1.950,- (excl. btw) in rekening en spaart de rest op tot een volgende factuur. Hierdoor is een betalingsachterstand ontstaan.
  • [naam 1] ontvangt voor het verzorgen van (4) NOW-aanvragen op no cure no pay-basis € 2.500,- (excl. btw) per aanvraag.
5.4.
[bedrijfsnaam 1] heeft gemotiveerd bestreden dat de door [naam 1] gestelde afspraken zijn gemaakt. Volgens [bedrijfsnaam 1] luiden de tussen partijen gemaakte afspraken samengevat als volgt:
  • [naam 1] ontvangt van 2010-2022 jaarlijks een vast bedrag van € 19.500,- (excl. btw) voor de werkzaamheden die zij voor drie vennootschappen verricht (dat zijn: dagelijkse werkzaamheden ad € 1.5000,-, verzorging van de jaarcijfers ad € 3.000,- en het versturen van sommaties/aanmaningen ad € 1.500,-);
  • In 2023 is de vergoeding € 60,- per uur (excl. btw);
  • Voor het doen van NOW-aanvragen is geen extra vergoeding afgesproken (en zijn geen facturen ontvangen).
[bedrijfsnaam 1] betoogt dat onder meer uit het feit dat nooit een urenverantwoording aan [bedrijfsnaam 1] werd verstrekt, al blijkt dat op basis van een vast jaarlijks bedrag werd gewerkt. Ook voert [bedrijfsnaam 1] aan dat wanneer [naam 1] zou werken op basis van een uurtarief, niet valt in te zien waarom in 2022 het onder 3.4 genoemde prijsvoorstel door [naam 1] is gedaan.
Uit het overzicht dat [bedrijfsnaam 1] heeft overgelegd als productie 12 bij de conclusie van antwoord (in conventie), dat door [naam 1] niet is betwist, volgt dat – uitgaande van de onder 5.4 genoemde afspraken – geen sprake is van een betalingsachterstand, zodat de vordering moet worden afgewezen.
5.5.
Gelet op de – naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerde – onderbouwing van de vordering door [naam 1] en gelet op de – eveneens voldoende gemotiveerde – betwisting van die vordering door [bedrijfsnaam 1], zal de rechtbank [naam 1] overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en gelet op haar bewijsaanbod, toelaten de door haar gestelde betalingsafspraken onder 5.3 te bewijzen, op de wijze als in het dictum vermeld. Aan [bedrijfsnaam 1] komt het recht toe om op zelfgekozen wijze tegenbewijs te leveren.
5.6.
De rechtbank geeft partijen en hun advocaten in overweging om, desgewenst, nadere afspraken te maken over de wijze waarop de volledige (tegen)bewijslevering in deze zaak zal plaatsvinden. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating door [naam 1] over de wijze waarop zij het vereiste bewijs wil leveren (door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel). Partijen kunnen er ook voor kiezen om de rechtbank eenstemmig en gelijktijdig te berichten over de (tegen)bewijslevering als geheel.
5.7.
In afwachting van de onder 5.6 bedoelde uitlating van [naam 1], of van beide partijen, zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
5.8.
Op [bedrijfsnaam 1] rust de bewijslast van haar stelling dat de onder 5.4 genoemde afspraken zijn gemaakt. Gelet op de – naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerde – onderbouwing van de vordering door [bedrijfsnaam 1] en gelet op de – eveneens voldoende gemotiveerde – betwisting van die vordering door [naam 1], zal de rechtbank [bedrijfsnaam 1] overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 Rv en gelet op haar bewijsaanbod, toelaten de onder 5.4 vermelde afspraken te bewijzen, op de wijze als in het dictum vermeld.
5.9.
Wanneer [bedrijfsnaam 1] daarin slaagt, volgt uit het als productie 12 bij de conclusie van antwoord overgelegde overzicht dat [naam 1] teveel aan zichzelf heeft overgemaakt. Aan de hand hiervan zal worden beslist op de vordering onder 4.3, punt 2, welke vordering dan geheel of deels toewijsbaar is. De beslissing op de overige punten wordt aangehouden.
5.10.
De rechtbank overweegt dat het aan [bedrijfsnaam 1] is om te beslissen over de wijze waarop zij het hiervoor genoemde bewijs wil leveren. [naam 1] komt het recht toe om op zelfgekozen wijze tegenbewijs te leveren.
5.11.
Ook hier geldt dat de rechtbank partijen en hun advocaten in overweging geeft om, desgewenst, nadere afspraken te maken over de wijze waarop de volledige (tegen)bewijslevering in deze zaak zal plaatsvinden. Dat geldt te meer nu de vorderingen in conventie en in reconventie deels, in zekere zin, spiegelbeeldig aan elkaar zijn. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating door [bedrijfsnaam 1] over de wijze waarop zij het vereiste bewijs wil leveren (door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel). Partijen kunnen er ook voor kiezen om de rechtbank eenstemmig en gelijktijdig te berichten over de (tegen)bewijslevering als geheel.
5.12.
In afwachting van de onder 5.11 genoemde uitlating van [bedrijfsnaam 1] of van beide partijen, zal de rechtbank iedere verdere beslissing in reconventie aanhouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
laat [naam 1] toe om door alle middelen rechtens te bewijzen:
  • dat partijen mondeling hebben afgesproken dat [naam 1] tot medio 2019 € 65,- (excl. btw) per uur en nadien € 70,- (excl. btw) per uur in rekening mocht brengen voor haar werkzaamheden;
  • dat partijen mondeling hebben afgesproken dat [naam 1] voor het opstellen van jaarstukken € 3.500,- (excl. btw) voor 2018-2021 en € 3.750,- (excl. btw) voor 2022 in rekening mocht brengen;
  • dat partijen mondeling hebben afgesproken dat [naam 1] voor het verzorgen van NOW-aanvragen € 2.500,- (excl. btw) per aanvraag zou ontvangen, op no cure no pay-basis;
6.2.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 29 januari 2025voor uitlating door [naam 1] overeenkomstig het bepaalde in 5.6;
6.3.
bepaalt dat, als [naam 1] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct op 29 januari 2025 in het geding moet brengen;
6.4.
bepaalt dat, als [naam 1]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februaritot en met
juli 2025dan direct op 29 januari 2025 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. P.M. de Keuning, in het paleis van justitie te Den Haag, Prins Clauslaan 60;
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
6.8.
laat [bedrijfsnaam 1] toe om door alle middelen rechtens te bewijzen:
  • dat partijen mondeling hebben afgesproken dat [naam 1] jaarlijks een vast bedrag van € 19.500,- (excl. btw) zou ontvangen voor de werkzaamheden die zij voor drie vennootschappen verrichte (dat zijn: dagelijkse werkzaamheden ad € 1.5000,-, verzorging van de jaarcijfers ad € 3.000,- en het versturen van sommaties/aanmaningen ad € 1.500,-);
  • dat partijen mondeling hebben afgesproken dat [naam 1] vanaf 2023 een vergoeding van € 60,- per uur (excl. btw) ontving voor haar werkzaamheden;
6.9.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 29 januari 2025voor uitlating door [bedrijfsnaam 1] overeenkomstig het bepaalde in 5.11;
6.10.
bepaalt dat, als [bedrijfsnaam 1] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct op 29 januari 2025 in het geding moet brengen;
6.11.
bepaalt dat, als [bedrijfsnaam 1]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februaritot en met
juli 2025dan direct op 29 januari 2025 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.12.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. P.M. de Keuning, in het paleis van justitie te Den Haag, Prins Clauslaan 60;
6.13.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
6.14.
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. de Keuning en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
1769