ECLI:NL:RBDHA:2025:4972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
09/150070-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol leidt tot zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een auto roekeloos heeft gehandeld. De verdachte, onder invloed van alcohol, heeft binnen de bebouwde kom met een snelheid van 174 km/u gereden, waar 50 km/u was toegestaan. Dit leidde tot een aanrijding met een bedrijfsauto, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte voor 3 jaar de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een blanco strafblad en heeft spijt betuigd voor zijn daden. De rechtbank heeft de straf gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/150070-23
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.F. Wijngaarden naar voren is gebracht.
De heer [naam] heeft als slachtoffer tijdens de inhoudelijke behandeling gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen (integrale) vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023014696, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (digitaal doorgenummerd pagina 1 t/m 114).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1 primair
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 maart 2025.
2. Verkort proces-verbaal van verkeersongevallen analyse, inclusief bijlagen, opgemaakt op 27 april 2023 (p. 61-96).
3. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 26 mei 2023 (p. 98-100).
4. Het geschrift, te weten een medisch onderzoek door de Spoedeisende hulp, d.d. 15 januari 2023 (als los processtuk toegevoegd aan het procesdossier onder ‘medische info’, p. 3-4).
5. Het geschrift, te weten een verklaring van dr. D.M. Oosterveer, revalidatiearts, d.d. 12 december 2023 (als los processtuk toegevoegd aan het procesdossier onder ‘verklaring arts’).
6. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 15 april 2024 (als los processtuk toegevoegd aan het procesdossier onder ‘medische info’, p.7).
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 november 2024.
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 maart 2025.
2. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 26 mei 2023 (p. 98-100).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair kan worden bewezenverklaard met uitzondering van het ten laste gelegde bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’. Het bestanddeel ‘tijdelijke ziekte’ valt wel te bewijzen, aldus de raadsman. Hij heeft zich met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat ook dit feit kan worden bewezen verklaard.
Op specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Feitelijke toedracht
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft na fors gebruik van alcohol een personenauto bestuurd. Hij heeft met een snelheid die opliep tot 174 km/uur, waar 50 km/uur was toegestaan, gereden over de weg, Laag Boskoop. [naam] (hierna: [naam] ) kwam vanuit een uitrit met zijn bedrijfsauto aanrijden en sloeg linksaf het Laag Boskoop op. De verdachte is vervolgens met zijn personenauto tegen de bedrijfsauto van [naam] aangereden, waardoor de bedrijfsauto doormidden is gebroken. De verdachte is met zijn personenauto in de sloot terecht gekomen.
Zwaar lichamelijk letsel
[naam] is op 14 januari 2023, direct na het ongeval, gezien door een arts op de Spoedeisende Hulp. De arts heeft toen geconcludeerd dat, naast een kneuzing van de borstkas en twee oppervlakkige huidletsels, sprake was van licht traumatisch hersenletsel. Vervolgens is [naam] op 22 augustus 2023 met de poliklinische revalidatie gestart bij revalidatie arts
dr. Oosterveer. Dr. Oosterveer heeft in haar verklaring van 12 december 2023 geconcludeerd dat sprake is van duizeligheid en hoofd-/nekpijn, hetgeen [naam] beperkt bij onder andere werk en dat mogelijk sprake is van permanent letsel. Uit de geneeskundige verklaring van 15 april 2024 blijkt dat [naam] nog steeds kampt met cognitieve klachten, duizeligheid en nekklachten. De revalidatiearts geeft in haar geneeskundige verklaring aan dat onduidelijk is wat de geschatte duur van genezing zal zijn. In het telefoongesprek van 9 november 2024 met verbalisant Bosman heeft [naam] aangegeven dat hij nog altijd last heeft van lichamelijke klachten en dat hij hierdoor zijn bedrijf heeft moeten staken. [naam] is nog steeds duizelig en heeft last van zijn nek als hij boven zijn hoofd moet werken.
Uit voorgaande volgt dat [naam] een kleine twee jaar na het ongeval nog steeds klachten heeft die bestaan uit lichamelijke én cognitieve klachten. De rechtbank merkt het geheel van het bij [naam] geconstateerde letsel aan als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat er slechts sprake is van psychische klachten en dat daarom geen bewezenverklaring kan volgen van zwaar lichamelijk letsel. De geneeskundige verklaringen weerspreken dit immers.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. Uit de datarecorder van de auto van de verdachte volgt dat de verdachte de maximumsnelheid met meer dan 120km/u heeft overschreden. Hij reed op een smalle weg waar meerdere uitritten op uitkomen. Daarmee heeft hij met een voor de situatie ter plaatse veel te hoge snelheid gereden. Dat had tot gevolg dat hij met zijn personenauto in botsing is gekomen met de bedrijfsauto van [naam] . Aannemelijk is dat de mate van alcoholintoxicatie daaraan heeft bijgedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol het inschattings- en reactievermogen vermindert.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Daarnaast heeft verdachte verkeerd in een toestand als bedoeld in artikel 8 WVW; hij was immers onder invloed van alcohol. Deze gedraging is in het tweede lid van artikel 5a WVW opgenomen en dient mede in aanmerking genomen te worden. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
De verdachte heeft de op het Laag Boskoop geldende maximumsnelheid in ernstige mate overschreden. De snelheid van de verdachte kon worden uitgelezen uit de datarecorder van zijn auto. De politie heeft gekeken naar de snelheid van de verdachte in de laatste 5 seconden tot de aanrijding. Het gaat hier om meerdere seconden snelheden van boven de 150 km/u: 5 seconden voor de aanrijding reed de verdachte met zijn auto 152 km/u, oplopend tot 174 km/u, de snelheid 1,6 seconden voor de aanrijding. Daaraan voorafgaand heeft de verdachte om de eerst uitgelezen snelheid van 152 km/u te bereiken, ook de maximumsnelheid overschreden. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte op het Laag Boskoop de maximumsnelheid zeer fors heeft overschreden, in ieder geval in de laatste 5 seconden oplopend tot meer dan 120 km/u te hard.
Daarbij komt dat ook de alcoholinname fors is geweest. De verdachte had bijna tweeëneenhalf keer zoveel had gedronken als is toegestaan (te weten 515 µg/l alcohol per liter uitgeademde lucht waar maximaal 220 µg/l alcohol per liter uitgeademde lucht is toegestaan).
Op het moment dat de verdachte onder invloed én met een enorme snelheid in zijn auto reed, waren er omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank aanleiding gaven tot extra oplettendheid en voorzichtigheid. Het was ten tijde van het ongeval (rond 18.30 uur) donker en het wegdek was nat. Bovendien bestaat het Laag Boskoop uit één rijbaan bestemd voor verkeer in beide richtingen en fietsstroken aan weerszijden. Het Laag Boskoop bevat voorts vele uitritten en er staan aan weerszijden bomen en beplanting; een en ander moet bij de verdachte ook bekend zijn geweest gelet op zijn verklaring dat hij uit de buurt komt. Kortom, een donkere, natte, smalle weg waarop het niet ondenkbaar is dat er met regelmaat verkeer vanuit de uitritten komt. Door te rijden zoals de verdachte daar in die omstandigheden heeft gereden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het gedurende langere tijd rijden met een veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. De verdachte is degene die het gaspedaal van zijn auto fors heeft ingetrapt en die de buitengewoon hoge snelheden in zijn auto bereikt heeft. Ook voor het besturen van een personenauto na gebruik van alcohol, geldt dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. De verdachte heeft immers voordat hij in de auto stapte, op de voetbalvereniging en bij een tennistoernooi een aantal biertjes gedronken. De gereden snelheid en het drinken van alcohol is een bewuste keuze. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het verkeersgedrag van de verdachte. De verdachte heeft langere tijd op een smalle donkere weg met vele uitritten veel te hard gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was. Op die weg kwam ook een andere verkeersdeelnemer die er niet op bedacht was (en dat ook niet behoefde te zijn) dat de verdachte zo hard reed. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [naam] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 januari 2023 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, Laag
Boskoop zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
-te rijden met een snelheid van meer dan 170 km/u terwijl ter plaatse een maximum
snelheid van 50 km/u gold, althans te rijden met een voor de situatie (veel) te hoge
snelheid;
-te rijden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die hoger is gelegen dan de
wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol (515 microgram per liter uitgeademde
lucht);
-niet tijdig af te remmen en tot stilstand te komen en tijdig uit te wijken en
-(vervolgens) in botsing te komen met een ander voertuig,
waardoor een ander (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
cognitieve klachten, duizeligheid, hoofd-/nekklachten, werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994.
2
hij op 14 januari 2023, te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, als
bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ),
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van de beide bewezenverklaarde feiten. Onder feit 2 is immers bewezenverklaard dat de verdachte heeft gereden na het gebruik van alcohol, terwijl deze omstandigheid ook deel uitmaakt van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. Daarbij komt dat de beide overtreden bepalingen hetzelfde belang beschermen, namelijk de verkeersveiligheid. Dat betekent dat de rechtbank de strafoplegging alleen zal baseren op het onder 1 bewezenverklaarde feit.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een periode van vier jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om ten aanzien van feit 2 een geldboete tot € 650,- op te leggen en ten aanzien van feit 1 primair een taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen, nu de verdachte zijn baan kwijt zal raken als hij voor lange tijd zijn rijbewijs kwijtraakt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden (bijkomende) straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto roekeloos gedragen. Onder invloed van alcohol heeft de verdachte binnen de bebouwde kom gedurende langere tijd uitzonderlijk te hard gereden, waardoor hij in botsing is gekomen met de bedrijfsauto van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat de bedrijfsauto door de auto van de verdachte is geraakt op het punt nét achter de zitplaats van het slachtoffer, heeft gemaakt dat de gevolgen niet nog erger zijn geweest. Een en ander is niet aan het gedrag van de verdachte te danken. De verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor overige verkeersdeelnemers. Immers, hij heeft door zowel de snelheid op een smalle weg met vele uitritten, alsook het gebruik van alcohol slechts alleen aan zichzelf gedacht en niet aan de belangen van medeweggebruikers die, net als de verdachte, veilig thuis willen komen.
Strafblad
De verdachte heeft een blanco strafblad.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank is -anders dan de verdediging- van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden. Als eerste daad van vervolging merkt de rechtbank aan de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is uitgebracht, te weten 11 oktober 2023. De verhoren van de verdachte direct na het ongeval alsook het verhoor in mei 2023, maken dat niet anders. Ook het slachtoffer is in die periode immers als verdachte gehoord. De rechtbank weegt in enigszins matigende zin echter wel mee dat de verdachte lang op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak heeft moeten wachten, nadat de zaak tegen hem werd ingetrokken van een zitting in december 2023.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of en, zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. De rechtbank acht die benadering logisch, maar zij kan uit de oriëntatiepunten niet zonder meer een passend uitgangspunt voor de straftoemeting in deze zaak afleiden.
Dat komt in de eerste plaats doordat de oriëntatiepunten niet zien op gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. De hoogste mate van verwijtbaarheid die in de oriëntatiepunten is vermeld is een “zeer hoge mate van schuld”, waarmee niet wordt bedoeld roekeloosheid, zijnde de hoogste mate van schuld. Als uitgangspunt bij die zeer hoge mate van schuld is vermeld, bij een ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg waarbij sprake was van alcoholgebruik tot 570 µg/l, een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging van 3 jaar. Het ligt in de rede om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid, hogere straffen tot uitgangspunt te nemen. De rechtbank is echter terughoudend met het formuleren van algemene uitgangspunten, vanwege het volgende.
Het gedrag dat tot toepassing van artikel 6 WVW kan leiden, kan vele verschillende vormen aannemen. Dat geldt in het bijzonder voor gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. In de regel zal het daarbij gaan om een samenstel van gedragingen, wat het vergelijken van zaken bemoeilijkt. Door de hiervoor al genoemde wetswijziging is het toepassingsbereik van het roekeloosheidsbegrip bovendien uitgebreid, waardoor er meer en meer divers verkeersgedrag als roekeloos kan worden aangemerkt dan voorheen het geval was. Dat pleit tegen het formuleren van algemene uitgangspunten voor de straftoemeting in dit soort zaken. In ieder concreet geval dient te worden nagegaan welke mate van ernst aan het verkeersgedrag en de gevolgen daarvan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend. Dit alles meewegende, komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
De verdachte heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft door grove veronachtzaming van de verkeersregels onaanvaardbare risico’s genomen. Van levensbedreigend letsel bij het slachtoffer was – gelukkig – geen sprake. De verdachte was onder invloed van alcohol, omgerekend 515 µg/l. Dat is een forse overschrijding van de limiet.
Dit verkeersgedrag en deze gevolgen geven de rechtbank in beginsel aanleiding tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 4 jaar.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding geven af te wijken van voormeld uitgangspunt.
De rechtbank ziet aanleiding om in matigende zin af te wijken van het uitgangspunt, in die zin dat de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen en de ontzegging van de rijbevoegdheid zal matigen, nu de verdachte spijt heeft betuigd en de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Ook is duidelijk geworden dat het ongeval ook voor de verdachte grote gevolgen heeft (gehad) en hij onder behandeling is bij een psycholoog voor traumaklachten.
Het voorwaardelijk strafdeel strekt er tevens toe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw verkeersgevaarlijk te gedragen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 3 jaar, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal zij een proeftijd van 2 jaar verbinden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.55 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (515 microgram);
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (DRIE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. M. Lenderink, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, Laag
Boskoop zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-te rijden met een snelheid van meer dan 170 km/u terwijl ter plaatse een maximum
snelheid van 50 km/u gold, althans te rijden met een voor de situatie (veel) te hoge
snelheid;
-te rijden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die hoger is gelegen dan de
wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol (515 microgram per liter uitgeademde
lucht);
-niet tijdig af te remmen en/of tot stilstand te komen en/of tijdig uit te wijken en/of
-(vervolgens) in botsing te komen met een ander voertuig,
waardoor een ander (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
cognitieve klachten, duizeligheid, hoofd-/nekklachten, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand
als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de
Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als
bestuurder van een voertuig (een personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ),
daarmee rijdende op de weg, Laag Boskoop, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen
dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
-te rijden met een snelheid van meer dan 170 km/u terwijl ter plaatse een maximum
snelheid van 50 km/u gold, althans te rijden met een voor de situatie (veel) te hoge
snelheid;
-te rijden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die hoger is gelegen dan de
wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol (515 microgram per liter uitgeademde
lucht);
-niet tijdig af te remmen en/of tot stilstand te komen en/of tijdig uit te wijken en/of
-(vervolgens) in botsing te komen met een ander voertuig,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als
bestuurder van een voertuig (een personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ),
daarmee rijdende op de weg, Laag Boskoop, dit voertuig heeft bestuurd
-te rijden met een snelheid van meer dan 170 km/u terwijl ter plaatse een maximum
snelheid van 50 km/u gold, althans te rijden met een voor de situatie (veel) te hoge
snelheid;
-te rijden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die hoger is gelegen dan de
wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol (515 microgram per liter uitgeademde
lucht);
-niet tijdig af te remmen en/of tot stilstand te komen en/of tijdig uit te wijken en/of
-(vervolgens) in botsing te komen met een ander voertuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
​​​​​​​2
hij op of omstreeks 14 januari 2023, te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, als
bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto Tesla met kenteken [kenteken] ),
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram, in elk geval
hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn