ECLI:NL:RBDHA:2025:4962
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen. De minister heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de minister zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL25.7957, behandeld, die verband houdt met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.