ECLI:NL:RBDHA:2025:4955
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije
In de zaak tussen de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.H. Hekman, en de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Hierop heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 11 maart 2025, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, A. Matti. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er al een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL25.8818), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.