ECLI:NL:RBDHA:2025:4945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en informatieplicht in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H. Toonders, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 13 maart 2025 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser stelde dat de minister niet had voldaan aan de informatieplicht, omdat hij geen informatiefolder had ontvangen die hem op de hoogte bracht van de redenen van de bewaring en de rechtsmiddelen die hij had. De rechtbank heeft op 19 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was met een tolk en zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de informatieplicht niet volledig was nageleefd, maar dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitviel, omdat eiser niet had betwist dat hij op de hoogte was van de redenen voor zijn bewaring. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde de minister wel tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige informatievoorziening aan vreemdelingen, maar ook dat niet elk gebrek in de informatievoorziening automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring.