Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin hem op 11 maart 2025 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser stelde dat de maatregel onterecht was, omdat hij de Syrische nationaliteit had en er onvoldoende voortvarendheid was in de behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft op 19 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat de minister voldoende had toegelicht dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend had gehandeld in vergelijking met een andere vreemdeling die eerder was overgedragen aan de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.