ECLI:NL:RBDHA:2025:4914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
670231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van schilderij door onterecht transport door opslagbedrijf

In deze zaak vordert eiser, een advocaat uit Duitsland, schadevergoeding van Hizkia Den Haag B.V. wegens het verlies van een schilderij dat in opslag was gegeven. Het schilderij werd zonder toestemming van eiser uit de opslag gehaald en naar de Verenigde Staten vervoerd. Eiser stelt dat Hizkia tekort is geschoten in haar zorgplicht als bewaarder. De rechtbank oordeelt dat Hizkia niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een volmacht van House of the Nobleman, een Brits adviesbureau dat namens eiser contact had opgenomen. De rechtbank concludeert dat Hizkia haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen door het schilderij zonder toestemming te vervoeren. De schadevergoeding wordt vastgesteld op de waarde van het schilderij ten tijde van het verlies, die op € 59.752,00 wordt geschat. Daarnaast wordt Hizkia veroordeeld tot betaling van onverschuldigd betaalde kosten en proceskosten. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe en veroordeelt Hizkia tot betaling van in totaal € 59.721,00 aan schadevergoeding, plus rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/670231 / HA ZA 24-639
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] , Duitsland,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaten: mr. M.P.H. Sanders en mr. R.M. de Rooij,
tegen
HIZKIA DEN HAAG B.V.,
te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: Hizkia,
advocaten: mr. M.A.J.G. Janssen, mr. J. Cox en mr. D.A. van Nijnatten.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 17 juli 2024, met producties 1 tot en met 25;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 20;
- het tussenvonnis van 13 november 2024, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2025. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling vragen van de rechtbank beantwoord en de advocaten hebben de zaak middels spreekaantekeningen toegelicht. Deze spreekaantekeningen maken deel uit van het griffiedossier. De griffier heeft, voor zover nodig, aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.
1.3.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont in Berlijn. Hij is daar werkzaam als advocaat en richt zich op fusies en overnames van ondernemingen. [eiser] is in het bezit van een kunstcollectie.
2.2.
Hizkia (tot 2020 [bedrijfsnaam] ) voert een onderneming die zich bezighoudt met
art handling, transport, installation and coordination, storage, and collection care management. Zij biedt met name opslagplekken voor kunst aan, en vermeldt het volgende op haar website:
"
We understand that art involves emotion, especially when it is entrusted into the care of others. That’s why we take every precaution to make sure you feel confident leaving it with us."
2.3.
House of the Nobleman Ltd. (hierna te noemen: House of the Nobleman) is een Brits advies- en investeringsbureau, gericht op kunst, vastgoed en private equity.
2.4.
Op 11 januari 2026 nam House of the Nobleman contact op met Hizkia. In die e-mail staat:
"I’m contacting you on behalf of our client who needs to find a storage in Amsterdam (or very close to) for artworks he belongs.
It’s about 10 pieces of art, but the collection grows."
2.5.
Op 12 februari 2016 stuurde House of the Nobleman het volgende naar Hizkia:
"I’m pleased to confirm that our client has chosen you company to store artworks he belongs.
Please advise what are the steps he need to make in order to open an account. Not sure how big the space should be but I’m looking forward to hear your suggestions.
Also, we’re in process to send 4 artworks from the US, would be great to send it straight to you, so the sooner we open the account the better."
2.6.
Bij e-mail van 6 maart 2016 stuurde [eiser] het volgende naar Hizkia:
"Dear [naam 3] ,
My name is [eiser] . My Art Dealer [naam 2] mentioned to me that she organized a storage in my name at your storage facility. I wanted to contact you to check and establish direct contact as I would now organize shipment of my few works.
Please let me know what you would need from me. Also, I’m a bit inexperienced in handling my own storage. Do you have any information I should read?
And please let me know how you would like to organize the regular payments."
2.7.
Bij e-mail van 10 maart 2016 stuurde Hizkia het volgende naar [eiser] :
"I have attached a brochure of our facility. In case you did not get this via [naam 2] .
Answering your questions:
We will send the invoices concerning the storage costs at the beginning of each quarter (Jan – April – July – Oct). Besides that we will send other invoices, concerning transports or depot handling (if any) after the particular job is finished.
Please note that the artworks in storage are not insured by us. We can arrange an all-risk insurance. If you want us to arrange that we need to know the value of each work and also what kind of work it is. You can also arrange an all-risk insurance via you own insurer or leave it uninsured. That is your choice.
Please note that our depot is a bonded facility, which means that you can leave artworks arriving from outside the EU under customs and you do not need to clear and pay the 6% VAT on the value of the artworks.
That is about it I think."
2.8.
Bij e-mail van 20 maart 2016 stuurde [eiser] naar House of the Nobleman:
"(…) I would like to buy the premium for the shipping. Please ask the shipping company to send an updated proposal and I will sign it immediately.
Regarding insurance for storage: I agree. Would you please organize an insurance of total value of 200,000 EUR? I will send some other works to the storage as well and they would be insured as well."
2.9.
Bij e-mail van 22 maart 2016 vroeg [eiser] aan Hizkia:
"Would it be possible to amend item 27 in the agreement in the way that the liability would be increased from 10k EUR to 100k EUR?"
2.10.
Op die e-mail reageerde Hizkia als volgt:
"Just to be sure. The insurance we speak about at nr. 27 is a liability insurance.
It is important to insure the artworks for transport and storage.
We will take care of this, since mrs. [naam 4] asked us do this already.
We will insure the artworks up to €100.00 and we will insure the artworks in storage for €200.000."
2.11.
Vervolgens stuurde [eiser] op diezelfde dag de algemene voorwaarden van Hizkia retour, welke waren voorzien van zijn paraaf op elke pagina en waarbij hij zijn handtekening onder de algemene voorwaarden heeft geplaatst. In diezelfde e-mail schreef hij naar Hizkia:
"Please start the transport. I will ask for initializing payment".
2.12.
Op die e-mail reageerde House of the Nobleman, die ingekopieerd was in de vorige e-mail, als volgt:
"Dear [eiser] ,
Thank you, we will start the transport immediately.
Please do not make any payments until we receive an invoice from Van Kralingen."
2.13.
Bij e-mail van 24 augustus 2018 stuurde House of the Nobleman naar Hizkia:
"We are arranging shipment of some artworks on behalf of Mr. [eiser] .
One of the artworks was imported from the US. This artwork should be sent to Germany soon, and in the meantime Mr [eiser] asked me to find out who keeps the papers to provide the import entry and advise who imported the work from the US.
The artwork is:
Mathieu Mercier, Untitled (Diamant), 2015 Acrylic on canvas
59 diameter x 2 in (150 cm diameter x 5 c)
Was bought in the US (no import taxed paid yet) and delivered to storage."
2.14.
Bij e-mail van 22 oktober 2018 stuurde House of the Nobleman naar Hizkia:
"We’re about to ship 1 artwork on behalf of Mr [eiser] to the storage. And he also asked to collect 2 works so we could deliver them to his home address.
[kunstwerk 1]
(…)
[kunstwerk 2]
[kunstwerk 3]
(…)"
2.15.
[eiser] kocht in februari 2019 het schilderij ‘ [kunstwerk 4] ’ van [kunstenaar] (hierna te noemen: [kunstwerk 4] -schilderij) voor USD 67.900,00.
2.16.
Op 26 maart 2019 stuurde [eiser] naar Hizkia een e-mail met onderwerp
"Incoming work for Storage file number: 100182, [eiser] ", waarin het volgende staat:
"Let me please introduce to you [naam 5] of Ikon Ltd. [naam 5] will organize shipment of a work to be stored in my storage with you.
[naam 5] will contact you separately."
2.17.
Op 8 april 2019 stuurde Hizkia rechtstreeks naar House of the Nobleman:
"Can you please advise if you are involved with the incoming shipment from LAX to AMS, it concerns a work of [kunstenaar] .
I just want to check with you, if the artwork stays in our bonded warehouse under Customs, until the final destination of the artwork is decided?
I had surprisingly received the message this weekend, that the shipment has been sent last Friday, so I am working on the collection at the airport for today or tomorrow. It would have been very helpful if we had received the flight schedule on forehand, however, all seems to be working out well luckily.
Please be advised, that we are not involved with the airfreight booking and packing, only collection at the airport and storage at mr [eiser] ’s depot."
2.18.
Op 22 november 2019 heeft House of the Nobleman in reactie op de hierboven vermelde e-mail van 8 april 2019 als volgt per e-mail gereageerd:
"I have got a request from Mr. [eiser] regarding the [kunstenaar] artwork mentioned below.
The artwork must be shipped to US shortly for a viewing and then returned back, please advise how it’s currently packed and what is its status."
2.19.
Bij e-mail van 10 december 2019 stuurde House of the Nobleman het volgende naar Hizkia:
"Please meet [naam 6] who arranged the collection of the artwork for tomorrow."
2.20.
Bij factuur van 17 maart 2020 zijn de vervoerskosten voor het [kunstwerk 4] -schilderij gefactureerd aan [eiser] . In de factuur staat, voor zover relevant, het volgende:
"EXPORT CHARGES AMS-JFK (by DHL) 11/12/2019
[kunstenaar] " [kunstwerk 4] "
Depot handling 50,00 EUR
T1 document / Exit customs bonded warehouse 250,00 EUR
Communication and coordination 95,00 EUR"
2.21.
Op 6 februari 2023 verzocht [eiser] Hizkia om het [kunstwerk 4] -schilderij te (laten) vervoeren.
2.22.
Bij e-mail van 7 februari 2023 stuurde Hizkia het volgende naar [eiser] :
"Please be advised that this work isn’t in our depot anymore.
I have check the file and the work has been shipped to NY in December 2019. This was for a short viewing and should have returned back to us but that didn’t happened. I have found an email tread between [naam 4] from House of the Noble Man and my former colleagues [naam 7] en [naam 8] .
I assume they have also been in touch with you about this?"
2.23.
[eiser] stuurde vervolgens naar Hizkia het volgende e-mailbericht:
"Obviously this changes things. I need first to find out where my work is…"
2.24.
Bij e-mail van 8 februari 2023 stuurde Hizkia naar [eiser] :
"I am sorry to hear that there aroused confusion about the location of your [kunstenaar] artwork.
At this stage I am still unable to elucidate this.
Fact is that it is not in your storage at our The Hague facilities.
Looking at the file I conclude that we were asked by our contact at House of the Nobleman, Ms. [naam 4] , to arrange the export to NYC as mentioned artwork on your behalf.
Receiver on the Commercial invoice: NAM / 990 Stewart Ave, 1st Floor / GARDEN CITY / ATT Mr. Roy Israel.
We arranged the export documents and released the artwork from your storage. Shipment was handled by DHL on 11/12/2019. The invoice for our service was sent to you on 17/03/2020. See attachment.
I assume Ms. [naam 4] can provide more information about the current location of the artwork, or at least let us know what happened after arrival in NYC.
Please let me know how you want us to proceed. Goes without saying that we can contact Ms. [naam 4] on your behalf to get more information."
2.25.
Op die e-mail reageerde [eiser] als volgt:
"Once more thank you for the email. I have found an email in which you sent me the invoice. Again, I cannot recall that I have given approval for shipment.
Could you please send me the correspondence with Ms. [naam 4] so that I can refer to anything?"
Daarop reageerde Hizkia als volgt:
"Please find in attachment a retrieved email correspondence between Ms. [naam 4] and [naam 7] .
Last two emails handling [kunstenaar] shipments. First email in regard to the incoming shipment at AMS (ex. LAX). Second the request for the export to NYC."
2.26.
[eiser] heeft het schilderij als verloren opgegeven. De Duitse politie heeft het schilderij bij het Art Loss Register ingeschreven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
  • Hizkia veroordeelt tot betaling van € 100.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019;
  • Hizkia veroordeelt tot betaling van € 2.325,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;
een en ander met de veroordeling van Hizkia in de kosten van het geding.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt hij het volgende ten grondslag. Hizkia heeft het [kunstwerk 4] -schilderij in december 2019 uit haar opslag gehaald en vervolgens laten vervoeren naar New York in de Verenigde Staten, terwijl [eiser] daar geen opdracht toe had gegeven. [eiser] weet niet waar het schilderij is. Hierdoor is Hizkia tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, en met name haar zorgplicht als bewaarder. Van Hizkia mocht worden verwacht dat zij voorzorgsmaatregelen nam bij de uitvoer van kunst die zij namens haar opdrachtgever bewaart, vooral wanneer de opdracht tot uitvoer niet door de opdrachtgever zelf wordt gegeven, zoals verificatiemaatregelen. Anders dan Hizkia stelt, mocht zij er niet op vertrouwen dat de opdracht van House of the Nobleman namens [eiser] werd gedaan.
3.3.
Hizkia voert verweer, concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
[eiser] is woonachtig in [woonplaats] , Duitsland en Hizkia is gevestigd in Den Haag, Nederland. Hierdoor heeft dit geschil een internationaal karakter, waardoor de rechtbank een oordeel moet geven over haar rechtsmacht en het recht dat dit geschil beheerst.
4.2.
De vorderingen tegen Hizkia vallen onder het toepassingsbereik van de Brussel I
bis-Verordening [1] . Volgens de hoofdregel van artikel 4 Brussel I
bis-Verordening zijn de gerechten van de lidstaat van de woonplaats van gedaagde bevoegd en dat is Nederland. Weliswaar hebben partijen bij algemene voorwaarden een arbitragebeding bedongen, maar Hizkia doet geen beroep op dat beding vanwege proceseconomische redenen. De rechtbank zal deze zaak dus behandelen.
4.3.
Wat betreft het toepasselijk recht, passen partijen in hun stukken Nederlands recht toe en hebben daarmee naar de rechtbank aanneemt een keuze gemaakt voor Nederlands recht. Bovendien hebben partijen bij algemene voorwaarden een keuze gemaakt voor Nederlands recht. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing tussen partijen. [eiser] heeft een versie van de algemene voorwaarden van Hizkia retour gestuurd, waarbij hij de pagina’s heeft geparafeerd en hij zijn handtekening onder de algemene voorwaarden heeft geplaatst. [eiser] heeft dus het aanbod van Hizkia tot de toepasselijkheid van die voorwaarden aanvaard.
De overeenkomst
4.4.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten, waarbij Hizkia zich tegenover [eiser] verbindt om kunst die [eiser] haar heeft toevertrouwd of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven. Hizkia doet dit tegen een vergoeding.
Geen schijn van volmacht of bekrachtiging
4.5.
Hizkia voert verweer tegen de vorderingen van [eiser] . Hizkia stelt dat zij redelijkerwijze mocht aannemen dat House of the Nobleman een toereikende volmacht had om het [kunstwerk 4] -schilderij te (laten) vervoeren naar New York in de Verenigde Staten. Dit verweer slaagt niet. De rechtbank licht dit hieronder toe.
4.6.
De vraag die voorligt, is of Hizkia er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat aan House of the Nobleman een toereikende volmacht was verleend, waardoor Hizkia een beroep toekomt op de door artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geboden bescherming. Hizkia is de partij die de door artikel 3:61 lid 2 BW geboden bescherming tegen de schijn van volmachtverlening wil verkrijgen, en moet overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), aantonen dat is voldaan aan het tweeledig vereiste dat het artikel 3:61 lid 2 BW stelt.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat Hizkia haar stelling met onvoldoende feiten en omstandigheden heeft onderbouwd die de conclusie rechtvaardigen dat Hizkia redelijkerwijs mocht aannemen dat [eiser] een toereikende volmacht aan House of the Nobleman had verleend.
4.8.
Weliswaar had House of the Nobleman namens [eiser] het eerste contact gelegd, maar [eiser] nam daarna rechtstreeks contact op met Hizkia om het vervoer van zijn eerste kunstwerken te regelen. Bij die e-mail van 6 maart 2016 verwees [eiser] naar House of the Nobleman als zijn ‘Art dealer’. Uit het dossier blijkt dat House of the Nobleman daarna een keer de invoer en opslag van schilderijen namens [eiser] heeft geregeld, evenals de uitvoer van schilderijen naar zijn woning in Duitsland, maar niet blijkt dat zij voortdurend [eiser] bijstond bij de uitvoering van de overeenkomst tussen partijen. De rechtbank overweegt daarom dat op basis van de feiten en omstandigheden die zich vóór de invoer en opslag van het [kunstwerk 4] -schilderij hebben voorgedaan, Hizkia niet zomaar mocht aannemen dat [eiser] een toereikende volmacht aan House of the Nobleman had verleend. Overigens maakt de rechtbank uit de e-mail van 8 april 2019 van Hizkia aan House of the Nobleman op dat Hizkia zelf blijkbaar ook niet zeker wist of House of the Nobleman alle zaken van [eiser] behandelde. Hizkia vraagt dan namelijk: “
Can you please advise if you are involved with the incoming shipment from LAX to AMS, it concerns a work of [kunstenaar] .” Niet is gebleken dat House of the Nobleman destijds inhoudelijk heeft gereageerd op die e-mail.
4.9.
Daarbij komt dat [eiser] rechtstreeks aan Hizkia de opdracht heeft gegeven om het [kunstwerk 4] -schilderij in opslag te bewaren. Dat toont de e-mail van 26 maart 2019 aan. Hizkia heeft vervolgens op 8 april 2019 op eigen initiatief House of the Nobleman benaderd met vragen over de invoer en opslag van het [kunstwerk 4] -schilderij. Hierdoor werd – buiten [eiser] weten om – House of the Nobleman geïnformeerd over de invoer en opslag van dat schilderij bij Hizkia. Alhoewel er dus niet van een inhoudelijke reactie op die e-mail is gebleken – althans niet van een reactie op dat moment – is de opdracht aan Hizkia van november 2019 om het schilderij (tijdelijk) niet meer te bewaren en het te (laten) vervoeren naar de Verenigde Staten wel een reactie op die eerdergenoemde e-mail van Hizkia aan House of the Nobleman. Verder blijkt ook niet uit het dossier dat [eiser] betrokken was bij die opdracht. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden rondom de opdracht van House of the Nobleman ook niet rechtvaardigen dat Hizkia redelijkerwijs mocht aannemen dat [eiser] een toereikende volmacht aan House of the Nobleman had verleend om het schilderij uit het depot mee te geven voor transport naar de Verenigde Staten.
4.10.
Hierbij overweegt de rechtbank ook dat Hizkia ter zitting heeft toegelicht dat er vaak partijen tussen haar en de opdrachtgevers zitten, waardoor zij geen rechtstreeks contact heeft met de eigenaren van de kunstwerken. Het is dan volgens Hizkia gebruikelijk om een volmacht te vragen bij het aangaan van de samenwerking. Hizkia heeft ter zitting echter ook verklaard dat de relatie tussen de eigenaren en dit soort tussenkomende partijen in de tussentijd ook nog kan veranderen. In dit geval was er geen uitdrukkelijke volmacht, maar Hizkia zei ervan uit te gaan dat House of the Nobleman het aanspreekpunt was voor [eiser] . Gelet op het voorgaande was er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voldoende aanleiding voor Hizkia om de bevoegdheid van House of the Nobleman te verifiëren, toen zij vroeg om het [kunstwerk 4] -schilderij uit de opslag te halen en het te (laten) vervoeren naar de Verenigde Staten. In de eerste plaats was House of the Nobleman niet betrokken bij de invoer en opslag van het [kunstwerk 4] -schilderij. In de tweede plaats reageerde House of the Nobleman ruim zeven maanden later op de e-mail van Hizkia, gedateerd op 8 april 2019, met het verzoek om datzelfde schilderij uit de opslag te halen en te (laten) vervoeren naar de Verenigde Staten. In die e-mail(reeks) was [eiser] bovendien niet betrokken. Het voorgaande had voor Hizkia aanleiding moeten zijn om extra zorgvuldig te zijn, maar nergens blijkt dat zij maatregelen heeft genomen om te verifiëren of ze het schilderij kon meegeven, terwijl een enkel e-mailbericht aan [eiser] , met wie zij al rechtstreekse contacten onderhield, genoeg was geweest. En dat geldt temeer nu Hizkia zelf heeft toegelicht dat de relatie tussen klant en vertegenwoordiger gedurende de tijd geregeld veranderde. Hizkia heeft door zo te handelen de veilige bewaarneming van het [kunstwerk 4] -schilderij niet weten te waarborgen. Dit lag op haar weg als opdrachtnemer, in het bijzonder nu zij zich naar haar (toekomstige) klanten toe ook presenteert als gespecialiseerde bewaarnemer en transporteur van kunst, die alle voorzorgsmaatregelen neemt, zodat een eigenaar zijn kunst met vertrouwen bij Hizkia achter kan laten.
4.11.
Anders dan Hizkia stelt, is de rechtbank van oordeel dat er ook geen sprake is van een bekrachtiging (op grond van artikel 3:69 BW). [eiser] heeft toegelicht dat hij de factuur routinematig had betaald, evenals de facturen van Hizkia voor de opslag van zijn schilderijen. Bovendien vond de betaling van de factuur plaats nadat het schilderij al uit de opslag was gehaald en vervoerd naar de Verenigde Staten, en een ruime tijd voordat [eiser] door Hizkia werd ingelicht dat het [kunstwerk 4] -schilderij in december 2019 uit de opslag was gehaald en naar de Verenigde Staten was vervoerd. Uit deze feiten en omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat [eiser] de opdracht van House of the Nobleman heeft bekrachtigd.
4.12.
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat Hizkia geen beroep toekomt op de door artikel 3:61 lid 2 BW geboden bescherming noch op die van artikel 3:69 lid 1 BW, staat daarmee vast dat Hizkia in haar contractuele verplichtingen jegens [eiser] tekort is geschoten door het [kunstwerk 4] -schilderij in december 2019 uit de opslag te halen en te (laten) vervoeren naar de Verenigde Staten. Hierdoor is Hizkia gehouden om de schade die [eiser] daardoor heeft geleden aan hem te vergoeden (artikel 6:74 lid 1 BW).
Schade verloren zaak gelijk aan de waarde ten tijde van het verlies van het [kunstwerk 4] -schilderij
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat wanneer een zaak geheel verloren gaat voor de rechthebbende, deze door dit verlies nadeel lijdt in zijn vermogen ter grootte van de waarde van de zaak. De vergoeding voor het verlies van het [kunstwerk 4] -schilderij moet worden gesteld op de waarde in het economische verkeer van het schilderij ten tijde van het verlies. Anders dan [eiser] stelt, is het verlies niet geleden toen hij bij e-mail van 7 februari 2023 van Hizkia vernam dat het schilderij niet in opslag ligt, maar op het moment dat het [kunstwerk 4] -schilderij uit handen van Hizkia raakte. Dat was in december 2019.
4.14.
De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de waarde te schatten, nu de waarde in het economisch verkeer van het [kunstwerk 4] -schilderij in december 2019 niet nauwkeurig kan worden vastgesteld.
4.15.
De rechtbank schat de waarde van het [kunstwerk 4] -schilderij op het moment van verlies (december 2019) op € 59.752,00. [eiser] heeft in februari 2019 USD 67.900,00 voor dat schilderij betaald, wat met de toenmalige koers omgerekend € 59.752,00 bedraagt. In het door [eiser] overgelegde taxatierapport van Van Laake Kunstadvies vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor een schatting van de waarde van het [kunstwerk 4] -schilderij ten tijde van het verlies (december 2019) die hoger ligt dan het bedrag van de aankoopprijs van dat schilderij (in februari 2019). Volgens dat taxatierapport is de waarde van dergelijke schilderijen pas in de jaren na 2019 aanzienlijk gestegen. Drs. M.J. van Laake schrijft met name in zijn rapport:
  • "Ik ken het oeuvre van [kunstenaar] sinds 2019";
  • "In de jaren nadien zal galerij Rech waar mogelijk het werk tonen en zorgt voor museumverkopen, een belangrijke factor in de hedendaagse kunstmarkt. We zien dan ook een significant prijsverschil tussen mijn oude 2018 beurs pdf van [kunstenaar] en de meest recente lijst uit 2024";
  • "Een en ander is ook te verklaren vanwege een grote herwaardering voor vrouwelijke kunstenaars in de laatste jaren";
  • "Wat verder opvalt, naast een forse prijsstijging, is dat het aanbod van goed werk slinkt. Dat geeft aan dat de schilderijen ook daadwerkelijk verkopen. Op de openingsdag van de 2024 editie van ArtBasel waren er twee van de drie getoonde werken al niet meer beschikbaar".
De rechtbank concludeert uit deze toelichtingen, zoals hierboven weergegeven, dat er geen aanknopingspunten zijn voor een schatting van de waarde van het [kunstwerk 4] -schilderij ten tijde van het verlies (december 2019) die hoger ligt dan het bedrag van de aankoopprijs van dat schilderij (in februari 2019).
Overig(e schade)
4.16.
[eiser] stelt daarnaast dat zijn schade bestaat uit de transportkosten van het [kunstwerk 4] -schilderij, kosten voor het verzenden van een aangetekende brief naar de ontvanger van het schilderij in de Verenigde Staten en de kosten voor het onderhouden van contacten met politie en openbaar ministerie in Duitsland. Hizkia heeft deze schade gemotiveerd betwist door aan te voeren dat de opgevoerde kosten niet zijn onderbouwd, niet in redelijkheid zijn gemaakt en niet in redelijkheid aan Hizkia zijn toe te rekenen.
4.17.
Nu vast is komen te staan dat [eiser] geen opdracht heeft gegeven voor het transport van het schilderij is er ook geen rechtsgrond (meer) voor de aan hem verzonden factuur. Dit bedrag van € 425,45 is onverschuldigd betaald en in zoverre zal de rechtbank de vordering die betrekking heeft op dat bedrag toewijzen op grond van artikel 6:203 leden 1 en 2 BW. De gevorderde rente over dit bedrag is niet betwist en zal worden toegewezen als gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] de overige schadeposten in het licht van de betwisting van Hizkia niet voldoende heeft onderbouwd en zal daarom zijn vordering ten aanzien van de overige schade afwijzen.
Proceskosten
4.18.
Hizkia is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,30
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.801,30

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Hizkia tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 59.721,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Hizkia tot betaling aan [eiser] van € 425,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2024,
5.3.
veroordeelt Hizkia in de proceskosten van € 6.801,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Hizkia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
3418

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1.