ECLI:NL:RBDHA:2025:4907
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. De minister had de aanvraag op 17 januari 2025 afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. De verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 12 maart 2025, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. M.K. Bulthuis. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J. Albarda. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL25.3843). De voorzieningenrechter heeft op basis van de uitspraak in die andere zaak geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak was gedaan op het beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. J. Dijkstra, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.