In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Iraakse nationaliteit en geboren in 1992, diende op 30 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de door eiser aangevoerde correcties en aanvullingen te laat zijn ingediend en geen nieuw licht op de zaak werpen. Eiser heeft problemen met een onbekende groep in Irak aangedragen, maar de rechtbank oordeelt dat deze verklaringen inconsistent zijn en niet geloofwaardig. Eiser stelt dat hij behoort tot de Turkmeense bevolkingsgroep en dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Irak. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder de vrees van eiser niet aannemelijk heeft hoeven achten, aangezien Turkmenen niet langer als risicogroep worden aangemerkt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.