In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter in Den Haag, hebben de eisende partijen, aangeduid als de passagiers, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bonaire op 13 september 2022. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de EU-verordening 261/2004. TUI heeft verweer gevoerd en gesteld dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachttijden bij de veiligheidscontroles op Schiphol, die niet te voorkomen waren.
De kantonrechter heeft de processtukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen. Tijdens de zitting op 3 september 2024 is gebleken dat de passagiers en de gemachtigde van TUI aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht inderdaad te wijten was aan lange wachttijden, veroorzaakt door een tekort aan beveiligingspersoneel op de luchthaven. Dit tekort werd als een buitengewone omstandigheid aangemerkt, waardoor TUI niet aansprakelijk was voor de schadevergoeding.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van de passagiers worden afgewezen, en dat zij in de proceskosten van TUI worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 1 april 2025, waarbij de kantonrechter de kosten aan de zijde van TUI heeft begroot op € 595,00, te betalen door de passagiers binnen veertien dagen na aanschrijving.