ECLI:NL:RBDHA:2025:4887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
10830113 RL EXPL 23020383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens vertraging van vlucht

In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter in Den Haag, hebben de eisende partijen, aangeduid als de passagiers, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bonaire op 13 september 2022. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de EU-verordening 261/2004. TUI heeft verweer gevoerd en gesteld dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachttijden bij de veiligheidscontroles op Schiphol, die niet te voorkomen waren.

De kantonrechter heeft de processtukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen. Tijdens de zitting op 3 september 2024 is gebleken dat de passagiers en de gemachtigde van TUI aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht inderdaad te wijten was aan lange wachttijden, veroorzaakt door een tekort aan beveiligingspersoneel op de luchthaven. Dit tekort werd als een buitengewone omstandigheid aangemerkt, waardoor TUI niet aansprakelijk was voor de schadevergoeding.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van de passagiers worden afgewezen, en dat zij in de proceskosten van TUI worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 1 april 2025, waarbij de kantonrechter de kosten aan de zijde van TUI heeft begroot op € 595,00, te betalen door de passagiers binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Kantonrechter, zittingsplaats ‘s-Gravenhage
CB/c
Rolnummer: 10830113 / RL EXPL 23 —20383
1 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.
[eiser 1], wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres 1], wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres 2], wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[eiseres 3], wonende te [woonplaats 3] ,
5.
[eiseres 4], wonende te [woonplaats 4] (Bonaire),
6.
[eiser 2], wonende te [woonplaats 4] (Bonaire)
eisende partijen,
hierna te noemen: [eisers] c.s. of ‘de passagiers’,
gemachtigde: B.W. Floris (Yource B.V.),
tegen
de besloten vennootschap TUI Airlines Nederland B.V.,
(statutair) gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TUI,
gemachtigde: mevr. mr. M. Lustenhouwer (AKD).

1.Procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 16 november 2023 met zeven producties (nrs. 1 tot en met 7);
- de conclusie van antwoord van 14 februari 2024 met drie producties (nrs. 1 tot en
met 3);
- de conclusie van repliek van 2 april 2024 met negen producties (nrs. 8 tot en met
16);
- de conclusie van dupliek van 30 april 2024;
- de akte aan de zijde van [eisers] c.s., binnengekomen bij de griffie op 23
augustus 2024, met twee aanvullende producties (nrs. 17 en 1 8).
1.2.
Op 3 september 2024 is de zaak mondeling op zitting behandeld. Daarbij is de
gemachtigde van [eisers] c.s. verschenen, vergezeld van [naam 1] en is
namens TUI mevr. [naam 2] verschenen alsmede de gemachtigde van TUI. Tijdens de
mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van TUI pleitaantekeningen overgelegd.
Van hetgeen verder is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemakt, die
zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden. Bij brief van 7 maart 2025 is partijen medegedeeld dat de kantonrechter op 27 mei 2025 vonnis
zou wijzen. Desondanks wordt het vonnis heden bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s. hadden een boeking voor TUI-vlucht [vluchtnummer 1] van Amsterdam Schiphol Airport naar Flamingo International Airport, Bonaire op 13 september 2022.
2.2.
Vlucht [vluchtnummer 1] is op 13 september2022 om 16:53 uur UTC met een vertraging van
6:1 8 uur uit [woonplaats 2] vertrokken en met een vertraging van 4:48 uur in Bonaire
gearriveerd.
2.3.
De vlucht is uitgevoerd met het vliegtuig met registratie PH-TFL Dat vliegtuig heeft voorafgaand aan de betreffende vlucht op 12/13 september 2022 een rotatievlucht met
vluchtnummer [vluchtnummer 2] uitgevoerd Amsterdam — Curaçao — Bonaire — Amsterdam.
Deze vlucht is ten opzichte van de schemavertrektijd met een vertraging van 4:54 uur
uit Amsterdam vertrokken en ten opzichte van de schema-aankomsttijd met een
vertraging van 4: 17 uur weer in Amsterdam gearriveerd om 13: 13 uur UTC.

3.De vordering

3.1.
[eisers] c.s. vorderen om TUI bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen: (37.) om aan hen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der incident tot aan de
dag der algehele voldoening; (38.) om aan hen te betalen de buitengerechtelijke
incassokosten van € 586,85, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te
bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding
tot aan de dag der algehele voldoening; 39.) in de kosten van de procedure en de
nakosten.
3.2.
Aan hun vordering leggen [eisers] c.s. ten grondslag dat dat Europese regelgevingen jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; ‘de Verordening’) en (onder meer) de arresten van het Hof van Justitie van de Europese
Unie van 22 december 2008 (C-549/07, Wallentin-Hermann-arrest), van 19 november
2009 (C-402/07, Sturgeon-arrest) hen recht geven op een vergoeding van € 600,00 per
persoon in verband met de vertraging van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport
naar Bonaire op 12 september 2023.

4.Het verweer

4.1.
TUI voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van [eisers] c.s. Het verweer komt erop neer dat bij de uitvoering van de vlucht een vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Hierdoor is TUI niet gehouden de passagiers een vergoeding voor de vertraging die zij hebben ondervonden te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De Verordening en de daarop gebaseerde jurisprudentie beoogt de passagier als consument van door een luchtvaartmaatschappij aangeboden diensten bescherming te bieden tegen annulering van vluchten en de met annulering gelijkgestelde vertragingen, die een bepaalde tijdsduur overschrijden. Deze bescherming vertaalt zich in bepaalde gefixeerde schadevergoedingen en andere verplichtingen, zoals verzorging en, indien aan de orde, overnachtingen. Als uitgangspunt is de luchtvaartmaatschappij gehouden een bepaalde aan de vluchtafstand gerelateerde vergoeding aan de passagier te betalen in geval van een annulering van een vlucht of een vertraging van meer dan drie uur. Deze verplichting lijdt uitzondering, indien de luchtvaartmaatschappij zich met succes op een bijzondere omstandigheid kan beroepen, die als oorzaak voor de vertraging heeft te gelden.
5.2.
De achtergrond van de vertraging van het betreffende vliegtuig, zowel wat betreft de rotatievlucht op de voorgaande dag en de onderhavige vlucht waren de lange wachtrijen op de luchthaven Schiphol in de zomer van 2022, die het gevolg waren van een ernstig tekort aan beveiligingspersoneel. Hierdoor ontstonden lange wachtrijen voor de veiligheidscontrole, wachtrijen die zich zelfs tot ver buiten het luchthavengebouw van Schiphol uitstrekten. Ook op de datum van de onderhavige vlucht ontstonden er lange wachtrijen voor de veiligheidscontrole.
5.3.
Het gevolg van de lange wachtrijen was tweeërlei. In de eerste plaats bereikten passagiers hun vliegtuigen ver na de schemavertrektijd van hun vlucht, en dat zelfs als zij zich tijdig in de rij voor de veiligheidscontrole hadden gemeld. En in de tweede plaats moesten luchtvaartmaatschappijen de keuze maken om hun vliegtuigen zonder dat alle passagiers waren ingestapt te laten vertrekken, zulks vanwege het feit dat de luchtvaartmaatschappijen ook rekening hadden te houden met de passagiers voor de terugvluchten met de betreffende vliegtuigen.
5.4.
Bij conclusie van repliek hebben de passagiers naar voren gebracht dat het een besluit van TUI was om de vlucht om economische redenen uit te stellen. Dat was een
beslissing die geheel binnen de invloedsfeer van TUI ligt en is daarom reeds geen
buitengewone omstandigheid.
5.5.
Bij conclusie van dupliek heeft TUI gereageerd op de stellingen van [eisers] c.s in hun conclusie van repliek. Daarbij verwijst TUI naar twee uitspraken van de rechtbank
Noord-Holland, waarin deze in vergelijkbare gevallen heeft aangenomen dat sprake
was van buitengewone omstandigheden Daarnaast stelt TUI dat de passagiers
onvoldoende hebben onderbouwd dat sprake was van buitengewone omstandigheden,
hetgeen wel op hun weg had gelegen.
5.6.
Wat er ook zij van de stellingen van partijen over en weer na het nemen van de conclusies van re- en dupliek, de kantonrechter is van oordeel dat sprake was van buitengewone omstandigheden. Het volgende is daarvoor redengevend.
5.7.
Bij de uitoefening van het luchtvaartbedrijf bedient een luchtvaartmaatschappij zich van een (groot) aantal dienstverleners, noem het ‘onderaannemers’, die alle tezamen genomen het de luchtvaartmaatschappij mogelijk maken haar geplande vluchten tijdig en veilig uit te voeren. Een van die dienstverleners is de onderneming, die de luchthaven exploiteert vanwaar de vluchten van een luchtvaartmaatschappij vertrekken, of waar deze vluchten arriveren. Een van de diensten die de luchthaven, of weer een onderaannemer van de luchthaven, uitvoert zijn de vereiste veiligheidscontroles met betrekking tot de passagiers en hun bagage.
5.8.
In de jurisprudentie is uitgemaakt dat de luchtvaartmaatschappij heeft in te staan voor de diensten van dergelijke dienstverleners, voor zover die diensten noodzakelijkerwijs verbonden zijn met de kernverplichting van een luchtvaartmaatschappij, namelijk het vervoer van de passagier van de plaats van vertrek naar de eindbestemming [1] . Met betrekking tot zogenaamde ‘interne gebeurtenissen’ kan een luchtvaartmaatschappij zich niet achter de dienstverlener verschuilen [2] .
5.9.
In zekere zin zijn ook de veiligheidscontroles inherent aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf. Zonder deugdelijke veiligheidscontroles kunnen luchtvaartmaatschappijen immers niet op een veilige wijze vluchten uitvoeren. Luchtvaartmaatschappijen kunnen de veiligheidscontroles niet zelf uitvoeren en noodzakelijkerwijs zijn zij daarvoor afhankelijk van de betreffende luchthaven(s).
5.10.
Algemeen bekend is dat als gevolg van de coronapandemie in 2020 het aantal vliegtuigpassagiers en het aantal vliegbewegingen in 2020 en 2021 drastisch is verminderd. Ook is algemeen bekend dat het aantal vliegtuigpassagiers in het jaar nadat de pandemie onder controle was gebracht, dat wil zeggen het jaar 2022, het aantal vliegtuigpassagiers weer sterk steeg. Zo sterk dat ook luchthavens, waaronder de luchthaven Schiphol, daardoor verrast waren en dat zij de grootst mogelijk moeite moesten doen om het beveiligingspersoneel, dat zij als gevolg van de pandemie hadden ontslagen of waarvan zij het contract niet hadden verlengd of dat uitzendbureaus bij andere opdrachtgevers hadden ingezet, weer in dienst te krijgen. Een extra handicap hierbij was dat beveiligingspersoneel over bepaalde (geldige) certificaten of diploma’s dient te beschikken.
5.11.
Zoals eerder overwogen kan een luchtvaartmaatschappij zich in beginsel niet achter een dienstverlener, die zijn diensten niet, niet tijdig of niet op de juiste wijze uitvoert kan verschuilen. In het geval van de situatie dat de luchthaven Schiphol ten tijde van de betreffende vlucht [vluchtnummer 1] op 13 september 2022 over onvoldoende beveiligingspersoneel beschikte, als gevolg waarvan vele vluchten vertraging opliepen, waaronder deze vlucht, is de kantonrechter niettemin van oordeel dat het ontbreken daarvan in het voorliggende geval als een buitengewone omstandigheid is aan te merken, waarop TUI zich kan beroepen. Het tekort aan beveiligingspersoneel staat in een zover verwijderd verband staat van de normale situatie, dat een luchthaven wel over voldoende beveiligingspersoneel beschikt, dat een en ander niet meer als inherent aan de uitoefening van het luchtvaartbedrijf is aan te merken.
5.12.
Omdat sprake is van een buitengewone omstandigheid heeft de kantonrechter vervolgens te beoordelen of TUI redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging voor de passagiers te beperken.
5.13.
Daarbij neem de kantonrechter in overweging dat TUI een keuze moest maken tussen vertrekken met achterlating van een zeker aantal passagiers (die dan later alsnog vervoerd zouden moeten worden), waarbij de bagage van deze passagiers niettemin uit het ruim verwijderd moest worden (hetgeen ook tijd in beslag neemt), terwijl TUI ook rekening diende te houden met de passagiers van de terugvlucht van de betreffende rotatievlucht. Ook speelde in het voorliggende geval nog een rol dat de luchthaven van Bonaire tijdens de nachtelijke uren gesloten is.
5.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft TUI een afgewogen keuze gemaakt doorop missende passagiers te wachten en vervolgens de rotatievlucht zodanig uit te voeren
dat voor de passagiers de vertraging beperkt bleef tot slechts iets meer dan 4 uur.
5.15.
Tenslotte overweegt de kantonrechter nog dat in het voorliggende geval de late
terugkeer van het vliegtuig van de voorgaande rotatievlucht geen factor is geweest bij
de vertraging, die is ontstaan als gevolg van de lange wachtrijen bij de
veiligheidscontrole. Daardoor kan die omstandigheid buiten beschouwing blijven.
5.16
De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van [eisers] c.s. zullen worden afgewezen en dat [eisers] c.s., als de partijen die in het ongelijk wordt gesteld, zullen worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van TUI, die de kantonrechter
begroot op € 595,00.

6.De beslissing

kantonrechter:
- wijst de vorderingen van [eisers] c.s. af;
- veroordeelt [eisers] c.s in de proceskosten aan de zijde van TUI, begroot op een bedrag van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] c.s niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling van [eisers] c.s uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 14 november 2014, ECLI:EU:C:2014:2377.
2.Zie ook de ‘Interpretatieve richtsnoeren’ van de (Europese) Commissie, documentnr. C/2024/5687 van 25 september 2024, blz. 25 – 27.