Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van een Syrische asielzoeker tegen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het COA, waarbij hij per 26 januari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen was geplaatst, en tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan hem was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 24 januari 2025 een broodmes heeft getoond aan medewerkers van het COA en hen heeft bedreigd, wat heeft geleid tot de conclusie dat zijn gedrag als zeer bedreigend werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat het COA terecht had besloten tot plaatsing van de eiser in de HTL, gezien de ernst van het incident en de impact op de veiligheid van medewerkers en bewoners. De beroepsgronden van de eiser werden ongegrond verklaard, zowel tegen het plaatsingsbesluit als tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.