ECLI:NL:RBDHA:2025:4882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7736 en AWB 25/3993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel voor een Syrische asielzoeker

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van een Syrische asielzoeker tegen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het COA, waarbij hij per 26 januari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen was geplaatst, en tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan hem was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 24 januari 2025 een broodmes heeft getoond aan medewerkers van het COA en hen heeft bedreigd, wat heeft geleid tot de conclusie dat zijn gedrag als zeer bedreigend werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat het COA terecht had besloten tot plaatsing van de eiser in de HTL, gezien de ernst van het incident en de impact op de veiligheid van medewerkers en bewoners. De beroepsgronden van de eiser werden ongegrond verklaard, zowel tegen het plaatsingsbesluit als tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7736 en AWB25/3993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer:]
(gemachtigde: mr. H. Gerbrandy),

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. Het COa heeft op 26 januari 2025 besloten om eiser per 26 januari 2025 in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] De minister heeft bij besluit van 26 januari 2025 aan eiser de maatregel van vrijheidsbeperking opgelegd (de vrijheidsbeperkende maatregel). [2]
1.1.
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit en het besluit tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel beroep ingesteld. [3] Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel is met ingang van 28 februari 2025 opgeheven.
1.3.` Eiser heeft op 10 maart 2025 beroepsgronden ingediend. Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepsgronden van eiser tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel.
2.1.
De rechtbank komt op grond van deze beoordeling tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Beroepsgronden tegen het plaatsingsbesluit
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke beschrijving in het plaatsingsbesluit van het incident op 24 januari 2025 niet als zodanig heeft betwist. In het plaatsingsbesluit is aangegeven dat op 24 januari 2025 twee medewerkers naar de kamer van eiser zijn gegaan om hem medicatie te verstrekken. Toen de medewerkers zich wilden omdraaien en de kamer wilden verlaten, haalde eiser plotseling een broodmes met een zwart handvat van ongeveer 30 centimeter van onder zijn kussen tevoorschijn. Zonder enige waarschuwing begon hij met het mes te zwaaien in de richting van de medewerkers, die zich op dat moment op minder dan 70 centimeter afstand van eiser bevonden. Terwijl hij dat deed, sprak eiser met dreigende woorden: “Hiermee krijgt COa te maken als zij mij morgenochtend wakker maken”. Eiser wilde zijn mes niet afgeven aan een van de medewerkers en legde het mes terug onder zijn kussen. De emotionele toestand van eiser was tijdens het dreigement rustig. Om de situatie niet te laten escaleren, kozen de medewerkers er bewust voor om eiser niet herhaaldelijk te vragen om het mes af te geven of het mes eigenhandig onder het kussen vandaan te halen.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het COa het incident inclusief de feitelijke gedragingen van eiser, in overeenstemming met het Maatregelenbeleid [4] op juiste wijze heeft gekwalificeerd als een incident met zeer grote impact. Volgens het Maatregelenbeleid vallen onder gedragingen met zeer grote impact, voor zover hier van belang, agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een zeer grote impact, zoals gedrag met als doel de ander ernstig te kleineren of te bedreigen dan wel ernstige fysieke schade toe te brengen. Gelet op eisers gedragingen jegens de medewerkers is hiervan sprake. Wat door eiser in dit verband naar voren heeft gebracht faalt. Hoewel uit het plaatsingsbesluit inderdaad blijkt dat de medewerkers zich niet bedreigd voelden, volgt de conclusie van het COa dat de fysiek en psychologische veiligheid van medewerkers en bewoners in gevaar zouden zijn, wel degelijk uit de feiten. Eiser heeft immers, terwijl hij een groot broodmes richting de COa-medewerkers richtte gezegd dat de medewerkers hiermee te maken krijgen als zij hem de ochtend daarop wakker maken. Eiser wilde het mes ook niet teruggeven. Dit gedrag is aan te merken als gedrag met als doel de ander ernstig te bedreigen of fysieke schade toe te brengen. Dat de COa medewerkers dat op dat moment zelf niet als zodanig ervaarden doet daaraan niet af. Ook heeft het COa zich op het standpunt kunnen stellen dat er een gevaar op herhaling bestaat. Eiser zegt immers met zoveel woorden zelf dat wanneer hij de volgende ochtend wakker wordt gemaakt, de COa-medewerkers er weer mee te maken zullen krijgen. Eiser geeft het mes vervolgens niet af, maar legt het terug onder zijn kussen.
3.3.
De rechtbank overweegt verder dat niet aannemelijk is gemaakt dat het COa niet in overeenstemming met paragraaf 4.3.6. van het Maatregelenbeleid, jegens eiser een plaatsingsbesluit heeft kunnen opleggen.
3.4.
Eisers beroepsgronden slagen niet. De rechtbank zal dan ook het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond verklaren.
Beroepsgronden tegen de vrijheidsbeperkende maatregel
4. Eiser heeft tegen de vrijheidsbeperkende maatregel geen andere gronden naar voren gebracht dan dat deze maatregel onrechtmatig is, omdat het plaatsingsbesluit onrechtmatig is. Nu het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond wordt verklaard, faalt gelet daarop eiser beroepsgrond in dit verband. De rechtbank zal ook het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de beide besluiten in stand blijven.
6. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier op 25 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder AWB25/3993. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder NL25.7736.