ECLI:NL:RBDHA:2025:4874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL25.12403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 24 januari 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 24 maart 2025 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 5 februari 2025. Eiser stelde dat de voortgang van de uitzetting onvoldoende was, omdat er te weinig vertrekgesprekken waren gevoerd. De rechtbank concludeerde echter dat er voldoende uitzettingshandelingen waren verricht, zoals het indienen van een lp-aanvraag en het rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten. De enkele omstandigheid dat er na vijf weken en twee dagen pas weer een vertrekgesprek was, was niet voldoende om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12403

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.S.S. de Kok),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 24 maart 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 februari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 5 februari 2025.
4. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is. Verweerder werkt onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser door niet één keer per vier weken een vertrekgesprek met eiser te voeren. Uit de voortgangsrapportage blijkt namelijk dat er op 29 januari 2025 en daarna pas weer op 7 maart 2025 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. De tijd die hier tussen zit, vijf weken en twee dagen, is te lang.
5. De rechtbank stelt vast dat uit de voortgangsrapportage volgt dat verweerder de lp-aanvraag op 29 januari 2025 heeft ingediend en dat verweerder op 6 februari en 27 februari 2025 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder heeft op 29 januari 2025 en 7 maart 2025 een vertrekgesprek plaatsgevonden met eiser. Het versturen van rappels en het houden van vertrekgesprekken zijn allebei daadwerkelijke uitzettingshandelingen gericht op het (gedwongen) vertrek van eiser. De enkele omstandigheid dat in eisers geval na vijf weken en twee dagen pas weer een vertrekgesprek is gevoerd leidt niet tot het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting, omdat er in die periode andere uitzettingshandelingen zijn verricht. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
6. Ook overigens is er geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2025:1715.