ECLI:NL:RBDHA:2025:4864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/09/679566 / KG ZA 25-99
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake medewerking verkoop voormalig echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de vrouw verzet heeft ingesteld tegen een verstekvonnis dat haar verplichtte om medewerking te verlenen aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De voorzieningenrechter heeft op 3 maart 2025 uitspraak gedaan. De vrouw was eerder in gemeenschap van goederen gehuwd met de man en had een beschikking ontvangen waarin was bepaald dat de woning voor een bedrag van € 415.000,- aan haar zou worden toebedeeld, mits zij binnen drie maanden kon aantonen dat zij de woning kon overnemen. De vrouw heeft echter niet aan deze voorwaarde voldaan, waardoor de woning verkocht moest worden aan een derde. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de man bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij uitstel. De voorzieningenrechter verklaarde het verzet ongegrond en bekrachtigde het verstekvonnis, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/679566/ KG ZA 25-99
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 3 maart 2025
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats] ,
eiseres in het verzet,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L. Leenders te Den Haag,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.R. Bissesur te Den Haag.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. W. Jansen, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen vergezeld van hun advocaat.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest.
1.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 april 2024 (hierna: de beschikking) is met betrekking tot de verdeling van de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] bepaald dat deze voor een bedrag van € 415.000,- aan de vrouw wordt toebedeeld onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden nadien diende aan te tonen dat zij de woning voor die waarde kon overnemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor het geval de vrouw de woning niet onder die voorwaarde kan overnemen is bepaald dat de woning moet worden verkocht aan de een derde volgens het in de beschikking bepaalde spoorboekje. Tegen deze beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de vrouw hoger beroep ingesteld.
1.3.
Bij verstekvonnis van 19 december 2024 (hierna: het verstekvonnis) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/675734 / KG ZA 24-1067 de vrouw op vordering van de man veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning aan een derde.
1.4.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de vrouw vordert het verstekvonnis te vernietigen en om de vorderingen van de man alsnog af te wijzen, met veroordeling van de man in proceskosten. De man voert verweer.
1.5.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.6.
Niet ter discussie staat dat de vrouw tijdig verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis.
1.7.
Vast staat dat de vrouw er niet in is geslaagd om binnen de in de beschikking bepaalde termijn aan te tonen dat zij in staat is om de woning over te nemen. Dit betekent dat de woning conform de beschikking dient te worden verkocht en geleverd aan een derde en dat de man in beginsel recht heeft op en belang heeft bij voorzieningen waarmee hij die verkoop zo nodig kan bewerkstelligen. Uitgangspunt is dat de uitvoerbaar verklaarde beschikking hangende het hoger beroep ten uitvoer kan worden gelegd. Daarmee is ook de bevoegdheid van de man om ter uitvoering van de beschikking nadere voorzieningen te vorderen voor de verkoop van de woning in beginsel gegeven. De vrouw heeft geen vordering ingesteld om de uitvoerbaarheid van de beschikking te schorsen. De in de verzetdagvaarding onder de proceskostenvordering opgenomen vordering om de rechtsgevolgen van de beschikking op te schorten is in redelijkheid niet te zien als een eis in reconventie maar als een verweer tegen de vorderingen van de man.
1.8.
Het verweer van de vrouw komt erop neer dat toch van de man kan worden gevergd met de verkoop te wachten totdat op het door de vrouw ingestelde hoger beroep is beslist. Volgens de vrouw heeft zij een goede kans de woning alsnog te kunnen financieren indien de grond in Suriname alsnog in de verdeling wordt betrokken en/of indien de man afziet van partneralimentatie. Volgens de vrouw moeten de vorderingen van de man daarom worden afgewezen, zodat de uitkomst van het hoger beroep tegen de beschikking kan worden afgewacht.
1.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door de vrouw aangevoerde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend voor uitstel van de uitvoering van de verdeling. In de beschikking heeft de rechtbank met een uitgebreide motivering beslist dat de grond in Suriname geen onderdeel uitmaakt van de tussen partijen bestaande gemeenschap en dat de vrouw terzake geen vergoedingsrecht heeft. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze beslissing op een kennelijke feitelijke of juridische misslag berust, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat die grond niet in de verdeling dient te worden betrokken. Met betrekking tot de alimentatiekwestie heeft de vrouw niet inzichtelijk gemaakt waarom dat haar heeft belemmerd om de financiering van de woning rond te krijgen. Verder levert het door de vrouw gestelde restitutierisico – dat ziet op de gelden die de man na verkoop van de woning zal verkrijgen – geen grond op om voorlopig van de uitvoering van de verdeling af te zien. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van de man bij tenuitvoerlegging van de beschikking daarom zwaarder dan de belangen van de vrouw bij (verder) uitstel. Door voorzieningen te vorderen om de beschikking ten uitvoer te kunnen leggen maakt de man dus ook geen misbruik van bevoegdheid.
1.10.
De slotsom is dat het verzet ongegrond wordt verklaard en het verstekvonnis zal worden bekrachtigd.
1.11.
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn wordt aanleiding gevonden de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het op 19 december 2024 tussen partijen gewezen verstekvonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank met zaak- en rolnummer C/09/675734 / KG ZA 24-1067;
2.2.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. W. Jansen mr. H.J. Vetter