ECLI:NL:RBDHA:2025:4860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/09/680606 / KG ZA 25-157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over schorsing ontruimingsvonnis in huurgeschil

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiser] tegen [gedaagden] c.s. [Eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin de huurovereenkomst met betrekking tot een woning was ontbonden en [eiser] was veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter had in dat vonnis, dat op 26 november 2024 was gewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] en zijn medehuurder veroordeeld tot betaling van een aanzienlijke huurachterstand. [Gedaagden] c.s. hadden het vonnis op 24 januari 2025 aan [eiser] betekend en de ontruiming aangezegd voor 26 februari 2025. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [eiser] ten onrechte niet de kans had gekregen om verweer te voeren in de bodemprocedure, omdat zijn uitstelverzoek niet tijdig was opgemerkt door de rechtbank. Ondanks deze misslag heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verweer enige kans van slagen had. De belangenafweging viel in het nadeel van [eiser], die een aanzienlijke huurachterstand had en geen uitzicht op betaling kon bieden. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van € 331,00.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/680606 / KG ZA 25-157
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 24 februari 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. Pieterse te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] te [woonplaats 2] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats 2] ,

gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
procederend in persoon.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. W. Jansen, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser] , vergezeld van zijn advocaat;
  • [gedaagden] , vergezeld van de heer [naam 1] namens Beheer-Desk B.V.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Bij (verstek)vonnis van 26 november 2024 (hierna: het Vonnis) heeft de kantonrechter van deze rechtbank de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats] ontbonden en [eiser] (en zijn medehuurder [naam 2] ) veroordeeld de woning te ontruimen. Daarnaast zijn [eiser] en [naam 2] veroordeeld tot betaling van een huurachterstand die tot en met november 2024 € 15.575,00 bedraagt en € 1.039,20 voor iedere maand dat zij het gehuurde vanaf 1 december 2024 in bezit houden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.2.
[gedaagden] c.s. hebben het vonnis op 24 januari 2025 aan [eiser] doen betekenen en de ontruiming aangezegd tegen 26 februari 2025.
1.3.
[eiser] vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, schorsing van de tenuitvoerlegging van het Vonnis totdat in de verzetprocedure is beslist. [gedaagden] c.s. voeren verweer tegen het gevorderde.
1.4.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.5.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
1.6.
Na het wijzen van het Vonnis is gebleken dat de kantonrechter ten onrechte verstek heeft verleend tegen [eiser] (en [naam 2] ), omdat de rechtbank het door [eiser] gedane uitstelverzoek niet tijdig heeft opgemerkt. Dit betekent dat het Vonnis een misslag bevat, omdat [eiser] buiten zijn schuld geen verweer heeft kunnen voeren. Deze misslag leidt er evenwel niet zonder meer toe dat de tenuitvoerlegging van het Vonnis moet worden geschorst. De vraag of de tenuitvoerlegging op grond van deze misslag moet worden geschorst hangt af van de vraag of in dit kort geding, op basis van de daarin door [eiser] globaal aangedragen argumenten, blijkt dat er rekening mee gehouden moet worden dat de kantonrechter tot een ander oordeel gekomen was indien [eiser] dat verweer had kunnen voeren. De lat om dat (de kans dat een ander oordeel zou zijn geveld) aan te nemen ligt laag.
1.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] niet in het minst aannemelijk gemaakt dat zijn verweren met betrekking tot de hoedanigheid van de verhuurder en de verplichtingen op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening enige kans van slagen hebben. Zo heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat in plaats van [gedaagden] c.s. Beheer-Desk B.V. als verhuurder moet worden aangemerkt. In de huurovereenkomst staat immers dat Beheer-Desk B.V. optreedt voor de eigenaren. [eiser] heeft niet weersproken dat hij ermee bekend is dat [gedaagden] c.s. eigenaar van de woning zijn en dat hij van Beheer-Desk B.V. een kennisgeving heeft ontvangen waarin staat dat [gedaagden] c.s. de verhuurders zijn. Verder heeft [eiser] ter zitting erkend dat [gedaagden] c.s. wel aan hun verplichtingen inzake schuldhulpverlening hebben voldaan. De kans dat de kantonrechter op basis van het verweer van [eiser] tot een ander oordeel zou zijn gekomen is dus verwaarloosbaar.
1.8.
Ook de verdere belangenafweging valt uit in het nadeel van [eiser] . [eiser] heeft een aanzienlijke huurachterstand, hij is een eerder getroffen betalingsregeling niet nagekomen en heeft al geruime tijd geen enkele betaling meer verricht. Ten tijde van de mondelinge behandeling was er bovendien geen enkel concreet uitzicht op enige betaling in de nabije toekomst. De mededeling dat [eiser] een bijstandsuitkering heeft aangevraagd en dat hij bereid is om te werken, is in dat verband onvoldoende. Uitstel van de ontruiming zal enkel leiden tot het verder oplopen van de betalingsachterstand. Onder die omstandigheden kan niet van [gedaagden] c.s. worden gevergd dat zij meer coulance betrachten dan zij tot op heden hebben gedaan. Het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand weegt daarom niet op tegen het belang van [gedaagden] c.s. bij tenuitvoerlegging van het Vonnis.
1.9.
De slotsom is dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen. Daarmee is [eiser] in het ongelijk gesteld en hij moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden] c.s. worden begroot op € 331,00 aan griffierecht.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 331,00.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. W. Jansen mr. H.J. Vetter