Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[gedaagde 1] te [woonplaats 2] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats 2] ,
- [eiser] , vergezeld van zijn advocaat;
- [gedaagden] , vergezeld van de heer [naam 1] namens Beheer-Desk B.V.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiser] tegen [gedaagden] c.s. [Eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin de huurovereenkomst met betrekking tot een woning was ontbonden en [eiser] was veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter had in dat vonnis, dat op 26 november 2024 was gewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] en zijn medehuurder veroordeeld tot betaling van een aanzienlijke huurachterstand. [Gedaagden] c.s. hadden het vonnis op 24 januari 2025 aan [eiser] betekend en de ontruiming aangezegd voor 26 februari 2025. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [eiser] ten onrechte niet de kans had gekregen om verweer te voeren in de bodemprocedure, omdat zijn uitstelverzoek niet tijdig was opgemerkt door de rechtbank. Ondanks deze misslag heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verweer enige kans van slagen had. De belangenafweging viel in het nadeel van [eiser], die een aanzienlijke huurachterstand had en geen uitzicht op betaling kon bieden. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van € 331,00.